Preek over Lucas 22:39-47, 54a
2016-03-24
Ds. A. van der Dussen
De tranen van de hogepriester
Liturgie:
♪ Hemelhoog 275
♪ Gezang 178: 1, 4, 5
♪ Psalm 42: 2, 4
♪ Gezang 187: 1, 3
♪ Gezang 175: 2, 4
♪ Gezang 182: 6
♪ Psalm 110: 1, 4.
Trots?
Ellen ten Damme, die vanavond de rol van Maria speelt in The Passion, antwoordt op de vraag “Wat is Jezus voor jou?” het volgende:
Jezus heeft zijn lijden trots gedragen, in de hoop dat mensen zich wat beter gaan gedragen. (NRC woensdag 23 maart 2016)
Mijn aandacht ging uit naar het woord ‘trots’. Heeft Jezus zijn lijden inderdaad ‘trots’ gedragen? Het evangelie naar Lucas en ook de brief aan de Hebreeën schetsen een ander beeld, een meer ‘Brussels’ beeld. Wij hebben na de aanslagen van 22 maart vanuit Brussel beelden gezien van snikkende, gebroken mensen. Het is
dat beeld dat in Lucas 22 en Hebreeën 5 geschetst wordt.
Hij werd overvallen door doodsangst, maar bleef bidden (Lucas 22:44)
Hij heeft onder tranen en met luide stem gesmeekt en gebeden tot hem die hem kon redden van de dood.
Jezus liep, om zo te zeggen, tussen de slachtoffers in. Radeloos van angst. Gebroken. Snikkend.
Tranen
Snikkend, ja. Want terwijl Lucas en de andere evangelisten er de nadruk op leggen dat Jezus zo
angstig was toen Hij in Getsemane tot zijn Vader bad, maakt de schrijver van de brief aan de Hebreeën duidelijk dat Hij tot
tranen toe bewogen was. Hebreeën 5 is de enige plek in de Bijbel waar van Jezus’ tranen wordt gesproken. Zo wordt psalm 42
zijn psalm:
Tranen heb ik, onder ’t klagen, tot mijn spijze dag en nacht (berijming vers 2)
Een harde leerschool
Er wordt hier nog iets van onze Heer gezegd dat nergens anders in de Bijbel staat. Dat is dat Hij een harde leerschool doorlopen heeft.
Hoewel hij zijn (Gods) Zoon was, heeft Hij moeten lijden, en zo heeft gehoorzaamheid geleerd.
In de evangeliën wordt steeds verteld dat Hij mensen om zich heen had die bij
Hem in de leer waren. Alleen hier, in Hebreeën 5, wordt gezegd dat ook Jezus zelf geschoold moest worden. Zijn lijden was voor Hem een leerschool. Hij moest leren om niet zijn eigen wil door te zetten, maar zich gewonnen te geven aan die van zijn Vader (Lucas 23:42). Die gehoorzaamheid kwam hem niet aanwaaien. Het vroeg een zware training van Hem om Gods gewillige Zoon te worden. Zonder bloed, zweet en tranen ging het niet. Wat komt Hij daardoor voor ons dichtbij te staan. Gods Zoon is om zo te zeggen diep in ‘Brussel’ in gegaan.
Een opmerkelijk offer
Dat blijkt ook uit zijn gebedsleven. In Hebreeën 57: wordt dat als volgt geschetst:
Onder tranen en met luide stem heeft hij gesmeekt en gebeden.
Oer-menselijk is dat. Wat doe je, als je in radeloze angst vecht voor je leven? Dan schreeuw je toch tot God? Zo moeten we ons Jezus’ gebed in Getsemane dus ook voorstellen: als een schreeuw tot God van een mens in doodsnood. Opvallend is dat Hebreeën 5 voor dit bidden woorden gebruikt die verwijzen naar de activiteit van het
offeren. Dat komt helaas in de Nieuwe Bijbelvertaling niet tot uitdrukking. Wel in de NBG-vertaling van 1951:
Onder sterk geroep en tranen heeft Hij gebeden en smekingen geofferd.
Zie ook de Willibrordvertaling:
Onder luid geroep en geween heeft Hij gebeden en smekingen aan God opgedragen.
Dat woord ‘offeren/opdragen’ was even eerder al gevallen: in 5:1 wordt gezegd dat Jezus, in zijn functie als hogepriester (vgl. 4:14),
wordt aangesteld om tussen God en de mensen te bemiddelen, om gaven en offers te brengen voor de zonden.
Wordt dan bedoeld dat Hij die biddende schreeuw als een offer aan God opdroeg? Daar lijkt het wel op. In Psalm 141:2 wordt het gebed inderdaad vergeleken met een offer, met reukwerk dat aan de Heer wordt aangeboden. Zie ook Openbaring 8:3,4. In zijn heftige gebedsstrijd tekent zich Jezus’ dienst als hogepriester al af. In de preek over Hebreeën 10:1-21 heb ik u voor ogen gesteld dat Hij het offer van Grote Verzoendag bracht door zijn eigen leven te geven, 10:9. Daarop loopt Hij in Getsemane vooruit. Hij biedt God zijn gebed en zijn tranen aan. Daarmee toonde Hij dat Hij een totaal andere hogepriester was dan de kerkvorsten waarmee de Israëlieten vertrouwd waren en waarmee Hij zelf ook te maken kreeg. Nadat Hij gevangen was genomen werd Hij als arrestant in het huis van de hogepriester binnengebracht (Lucas 22:54). Wie had op dat moment kunnen bevroeden dat
niet die deftige prelaat in zijn bijna koninklijke huishouden voor Israël de weg tot God baande, maar deze gebroken, snikkende man, die in zijn doodsnood schreeuwt tot God?
Verhoring en verhoging
Toch, onmiskenbaar, is
Hij het die door God is uitgeroepen tot hogepriester, 5:10. God heeft dat tranenoffer aangenomen en Jezus’ gebed verhoord, 5:7. Er staat bij:
vanwege zijn diep ontzag voor God.
Diep ontzag: die woorden karakteriseren Jezus als een nederig, vroom mens. Hij was werkelijk allesbehalve trots. Hebreeën 5 lijkt te willen zeggen dat dit offer, deze gehoorzaamheid, deze vroomheid de Vader behaagde.
Daarom werd Hij verhoord. Verhoord? Het lijden is Hem toch niet bespaard gebleven? Dat is waar. Maar let erop dat gezegd wordt, dat Jezus bad tot Hem
die hem kon redden van de dood.
Ook de vertaling ‘uit de dood’ is mogelijk. Daarmee lijkt verwezen te worden naar de opstanding. De
opstanding was de verhoring. In het verlengde van deze verhoring ligt zijn aanstelling tot hogepriester. Christus ontving als hogepriester een majesteit die ver uitging boven die van de hogepriester die Hem veroordeelde. In vers 6 wordt psalm 110 aangehaald, en juist deze psalm benadrukt die majesteit:
Neem plaats aan mijn rechterhand,
ik maak van je vijanden
een bank voor je voeten. (Psalm 110:1; vgl. Hebreeën 10:12,13)
Wonderlijk is het: de hoogste majesteit en de diepste vernedering gaan bij Jezus samen. Kijk niet enkel naar zijn verschrikkelijk lijden: Hij ging door die diepte heen om hemelhoog verheven te worden. Kijk ook niet enkel naar zijn hogepriesterlijke majesteit: die werd Hem alleen maar verleend omdat Hij bereid was om de harde leerschool van het lijden te doorlopen.
Eeuwige redding
Zo is hij voor allen die hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding geworden, 6:9. Dat is echt wat anders dan dat Hij hoopte dat mensen zich wat beter zouden gaan gedragen, zoals Ellen ten Damme suggereert. Het is ook veel meer. Christus werpt ons niet op onszelf terug, maar bewijst ons een priesterlijke dienst. deze hogepriester heeft voor ons de weg tot God gebaand, en wil ook ons redden van de dood, uit de dood. Vat zo de term ‘eeuwige redding’ op: als een verwijzing naar het leven dat God voor ons tot in eeuwigheid veilig wil stellen. Zo vieren wij, na Brussel, het avondmaal. Wij laten ons bedienen door deze hogepriester. Wij gedenken het offer van zijn tranen. En oog in oog met de gruwelijke dood vragen wij Hem: “Bid voor ons tot uw God, die sterker is dan de dood.” Van ons vraagt Hij op onze beurt gehoorzaamheid. Dezelfde gehoorzaamheid als die van Abraham, die gehoorzaam op weg ging naar de plaats die hij in bezit zou krijgen (11: 8) Wat is het belangrijk om te beseffen dat het dáárop aankomt. De vreselijke gebeurtenissen in Brussel stellen ons voor tal van kwellende vragen. Het kan een verleiding zijn om ons in die vragen vast te bijten en ons geloof erdoor te laten blokkeren. Doe dat niet. Let op Jezus, onze Heer, die gehoorzaamheid leerde uit zijn lijden. Let op Abraham, die gehoorzaam op weg ging toen God hem riep. Laten ook wij zo gehoorzaam op weg gaan, achter Jezus aan. Laten we ons er niet over verbazen als het ook voor ons een weg van tranen is. Blijf achter Hem aan gaan. Blijf op die weg de eeuwige verlossing verwachten die Hij voor ons verworven heeft
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.