Preek over Marcus 15:37-39

2014-04-18

Ds. A. van der Dussen

 

Liturgie:

♪ E74: 1, 3 – Het is volbracht
♪ Psalm 35: 1, 5, 8
♪ Gezang 188
Marcus 15: 21-39
♪ Psalm 22: 1, 7
♪ Gezang 189
♪ Gezang 192: 1, 2, 3, 4, 5, 6

Een helse en demonische dag

Voor deze vreselijke finale had Jezus die harde leerschool aan het begin van zijn loopbaan dus nodig: om stand te houden op deze helse en demonische dag. Ja, alles speelt zich af op één dag, binnen twaalf uur. ’s Morgens vroeg, om een uur of zes, wordt Jezus voor Pilatus gebracht (15:1). Drie uur later al, rond negen uur, wordt Hij aan het kruis geslagen (15:25). Dan is Hij al gegeseld (15:15) en hebben de soldaten hun misdadige spel met Hem gespeeld (15:16-20). Rond het middaguur, om twaalf uur, begint de verduistering die tot drie uur voortduurt (15:33). En voor de avond valt, zo rond zes à zeven uur, is Hij gestorven (15:42,43). Een helse en demonische dag is het. Allereerst is er de overweldigende lichamelijke pijn. Marcus geeft een aanwijzing van de ondraaglijkheid daarvan. Hij vertelt namelijk dat Simon van Cyrene gedwongen wordt om het kruis van Jezus te dragen, net op het moment dat hij de stad binnenkomt (15:21). Dat betekent, dat Jezus zijn kruis al over een heel traject met zich meegesleept had, namelijk vanaf het paleis van Pilatus tot de stadspoort, waar Hij de stad zou verlaten richting Golgotha. Simon wordt dus ingeschakeld als Hij, zeg maar, halverwege is. Waarvoor is dat? Ongetwijfeld omdat het niet meer gaat. Jezus is al verschrikkelijk gemarteld, 15:15b. Hij haalt het niet, Golgotha. Dus dwingen de Romeinen Simon om het kruis het laatste stuk van Hem over te nemen. Vreselijk is dit. De man die zieken genas en boze geesten uitwierp, is helemaal kapot als het ergste nog moet komen.

Een helse omgeving

Marcus besteedt niet veel woorden aan de kruisiging als zodanig. In alle soberheid en terughoudendheid wordt dit afschuwelijke feit bericht, 15:24. Meer woorden heeft hij nodig om te vertellen in wat voor helse omgeving Jezus terecht komt. Hij somt op met wie Jezus temaken krijgt: Romeinse soldaten (15:16), misdadigers (15:27), voorbijgangers (15:29), de overpriesters en de schriftgeleerden (15:31). Dat is een afschuwelijk gezelschap. Waar zijn de vrienden van Jezus? Waar is Johannes? En Matteüs? En Petrus? Die zijn er niet. Ze zijn in geen velden of wegen te bekennen. Héél ver weg zie je wel enkele vrouwen staan (15:40). Maar Marcus wekt niet de indruk dat oogcontact met hen mogelijk was. Jezus heeft deze helse en demonische dag moeten doorkomen zonder ook maar één vriend bij zich te hebben. Vreselijk is dat. En terwijl Lucas vertelt dat één van de misdadigers zijn zijde koos, weet Marcus daar niets van (15:32b). Die ziet alleen maar een gruwelijke satire. Daar troont Hij: de Koning van de Joden (15:26). En zoals dat bij een koning past zien we aan weerszijden lakeien. Links zien we een misdadiger. Rechts zien we - eveneens een misdadiger. Wat een duivels spel wordt hier gespeeld.

Spot

En dan die spot. Dat is toch wel het toppunt van meedogenloosheid: dat je ten overstaan van iemand die zo lijdt er niet het zwijgen toe doet, maar hoon over Hem uitstort. Wat een sadisme spreekt uit 15:29,30:

“Ach, kijk nu toch eens! Jij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, red jezelf toch door van het kruis af te komen.”

Kan het wreder? Ja, het kan nog wreder. Want de verantwoordelijken, de overpriesters en schriftgeleerden, die spotten ook, maar die doen dat onder elkaar, 15:31. Ze zeggen niets tégen Jezus. Ze praten alleen nog maar óver Hem. Ze hebben Hem al helemaal afgeschreven, en stellen in onderling gesprek spottend vast dat ze gelijk hebben gehad, groot gelijk, met deze terechtstelling.

“Anderen heeft Hij gered, maar zichzelf redden kan hij niet; laat die messias, die koning van Israël, nu van het kruis afkomen. Als we dat zien zullen we geloven!”

Standgehouden

Zo is dit een onvoorstelbaar helse en demonische dag voor Jezus. Dáárvoor heeft Hij aan het begin van zijn loopbaan die harde leerschool doorlopen. Dat was geen luxe. Hoe stand houden als het zo ondraaglijk zwaar is, zo de hel op aarde? Hoe de onvoorspelbare spanning doorstaan tussen zijn onschuld, zijn unieke intimiteit met God, en deze dag, deze vijandschap, deze doodsstrijd? Maar dat heeft hij dus gedaan. Dat blijkt uit die ene roep, op het moment dat die verschrikkelijke duisternis tot een einde kwam, 1534:

Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?

Vreemd: Hij roept dat als het weer licht wordt. Terwijl het zo donker was zweeg Hij. Nu pas, nu het ergste voorbij lijkt, klaagt Hij zijn nood en zoekt Hij zijn Vader. Hij klaagt zijn nood door het te benoemen, dat Hij zich op deze helse en demonische dag niet alleen door mensen, maar ook door God verlaten voelt.

Waarom hebt U Mij verlaten?

Maar tegelijk houdt Hij aan God vast. Hij vloekt niet. Hij verbreekt het contact niet. Hij legt ook nu weer zijn hand in die van de Vader.

Mijn God, mijn God.

Jezus heeft standgehouden in de verzoeking.

Overwinningskreet

Dan gaat het snel. Wéér wordt Hij sadistisch bespot. Hij krijgt zure wijn aangeboden om zijn leven te verlengen, en mensen maken zich vrolijk met het volksgeloof dat Elia nu misschien komt helpen. Is het dan nog niet genoeg? Maar dan gebeurt er iets onverwachts, 15:37:

Jezus slaakte een luide kreet en blies de laatste adem uit.

Hij reutelt niet, zoals een uitgeputte stervende kan reutelen bij de laatste ademhaling. Hij zet een stem op! Hij schreeuwt iets. Wat? Marcus weet het niet. Waren het wel woorden? Of was het alleen maar een kreet?Johannes vertelt dat hij riep: “Het is volbracht.” (Johannes 19:30) En dus lijkt het erop dat de luide schreeuw waarover Marcus bericht een juichkreet was, een overwinningsroep. En dan begrijp je ook dat de centurio spontaan, met onmiddellijke zekerheid reageert met een uitlating vol eerbied en verwondering:

Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.

Matteüs vertelt dat de centurio tot die conclusie kwam vanwege de aardbeving op dit heilige moment, Matteus 27:54. Maar daar weet Marcus niets van. Marcus weet maar één ding, en dat is dat de centurio gespannen op Jezus zelf lette.

“Toen hij hem zó zijn laatste adem zag uitblazen, zei hij: ‘Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.”

Wat is het nu ineens licht rond Jezus. Terwijl Hij nog aan het kruis hangt stijgt Hij boven het helse en demonische gewoel uit. Hij is er doorheen! Die schreeuw, die kreet, die hoort bij de overwinning. En ineens staat daar toch een vriend tegenover Hem – die Romeinse militair. Ja, het voorhangsel van de tempel scheurt in tweeën. De scheiding tussen Joden en heidenen is ongedaan gemaakt. Hier vormt zich de nieuwe broederschap. De spot wordt niet meer gehoord – er klinkt een geloofsbelijdenis.

Hoop

Zo eindigt deze helse en demonische dag hoopvol. Jezus heeft standgehouden; Hij heeft de overwinning behaald. Hij wel. Zijn vrienden zijn door deze dag verpletterd. Ze zijn nergens meer. En zo is dat toch ook met ons, soms? Dat wij nergens meer zijn? Dat wij van God los zijn, dat ons geloof bezwijkt, dat we alleen nog maar vallen, diep vallen? Nee, wij breken uiteindelijk. God moet zelfs van de heiligsten van ons concluderen, triest, maar onontkoombaar: “Uiteindelijk kan Ik op jullie niet bouwen.” Op Jezus kan God bouwen. Dat is deze dag gebleken. En zo wordt Jezus juichend verwelkomd als de tweede Adam. Hij gaat het maken. In Hem gaat het met de wereld goed komen. Als Hij aan het einde van deze helse en demonische dag als Overwinnaar tevoorschijn komt, dan is er hoop voor de mensheid. Het is ontzagwekkend: wij mogen falen, want Hij heeft het gered. Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.