Preek over Marcus 14:22-25

2013-03-28

Ds. A. van der Dussen

 

Liturgie:

♪ Psalm 84: 1, 2
♪ Gezang 180: 1, 3, 4, 6
♪ Evangelische Liedbundel 302
♪ Gezang 175: 3
♪ Gezang 182: 1, 4, 6
♪ Psalm 33: 7, 8

‘Mijn’

Probeer eens voor uzelf, in de eerste persoon enkelvoud (‘mijn’), te zeggen wat Jezus zegt bij de instelling van het Avondmaal.

“Neem hiervan, dit is mijn lichaam.”
“Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt.”

Waarom lukt dat niet? Omdat wij onmogelijk van onszelf kunnen zeggen dat wij ons lichaam en bloed aan anderen schenken. Het zijn niet zomaar woorden die je dan zegt. Met zo’n zin waarin je het woord ‘mijn’ gebruikt zeg je iets over jezelf. Dáárom kunnen wij die zinnetjes niet over onze lippen krijgen. Want wat Jezus over zichzelf zegt, kunnen wij niet over onszelf zeggen. Jezus doet iets unieks. Hij gaat Zichzelf, zijn lichaam en bloed, daadwerkelijk schenken aan mensen. In de zinnetjes die Hij uitspreekt bij de instelling van het avondmaal kondigt Hij dat aan. Hij loopt ermee vooruit op de kruisiging. Let op de uitdrukking ’bloed vergoten’. Dat duidt op geweld, op een moord, vgl. Matteüs 23:35. Je kunt Jezus’ woorden dus ook als volgt weergeven:

“Dit is mijn bloed, dat ze straks gaan vergieten.”

Door dit zo te zeggen, geeft Hij zin aan zijn sterven. Hij maakt duidelijk dat de gewelddadige dood die Hem wacht geen lot is dat Hem overkomt. De weg naar Golgotha slaat Hij bewust in. Hij gaat zijn missie volbrengen. Hij gaat zijn leven geven voor velen. De instelling van het avondmaal beeldt Hij dat uit. Met dat Hij de zinnen uitspreekt waarmee Hij het brood voor de zijnen breekt en hun de beker met wijn aanreikt, benoemt Hij zijn aanstaande sterven als zijn zelfovergave voor hen. In de woorden die Jezus spreekt, wijdt hij zichzelf – aan ons.

Pesach

Jezus spreekt deze woorden tijdens de Pesach maaltijd. Zo heet het feest dat de Israëlieten jaarlijks vierden ter herdenking van de uittocht uit Egypte. Nu beperkten zij zich bij dit feest niet tot enkel terugblikken. In de Pesach-viering keken ze ook vooruit. Zij verwachtten immers in de toekomst een nieuwe, nog grotere bevrijding. Eens zou God de HEER zijn volk verlossen van ál zijn vijanden. Volgens Jesaja 25:6-8 zal Hij Israël en ook de overige volken dan onthalen op een groots feestmaal. De Joden stelden het zich zo voor, dat zij daarbij allen gezamenlijk uit één beker zouden drinken. Koning David zou over die beker de dankzegging uitspreken. Het is wel zeker, dat ook Jezus en zijn discipelen in deze verwachting de Pesach-maaltijd gebruikten. Daarop duidt zijn stellige verklaring, dat dit zijn laatste maaltijd op aarde is, en dat de eerste keer dat Hij opnieuw met hen wijn zal drinken in het koninkrijk van God zal zijn, 14:25. Maar dan is het veelbetekenend, dat Hij zijn leerlingen uit één beker laat drinken. Het is alsof Hij wil zeggen: “Ik doe nu wat straks koning David zal doen!” Wat een geladen moment is dit. Jezus vestigt de aandacht op zijn naderende kruisdood, als Hij de woorden spreekt waarmee Hij die benoemt als zijn toewijding aan de zijnen. Maar tegelijk grijpt Hij vooruit op die grote, Messiaanse toekomst. Hij bereidt de twaalf erop voor, dat zij opnieuw met Hem aan tafel zullen zitten in het komende Koninkrijk van God. Zo verbindt Jezus de twee maaltijden aan elkaar: de Pesachmaaltijd vlak voor zijn levenseinde, en de feestmaaltijd van de eindtijd in het koninkrijk van God. Daarmee krijgen de woorden die Hij spreekt terwijl Hij het brood uitdeelt en de beker laat rondgaan, een nog diepere zin. Jezus’ zelfovergave staat in het teken van het komende Koninkrijk.

Niet waard

Aan die Pesach-maaltijd komen Jezus’ leerlingen dus in de sfeer van het komende Koninkrijk. Maar niet voor lang. Want weldra gaan zij de nacht in – de nacht van het verraad. In die nacht raken zij ver van Jezus vandaan. Dat geldt niet alleen van Judas, maar van hen allen. Állen zullen ten val komen, 14:27. Dat geldt zelfs van hen die Hem het naaste staan: Petrus, Jakobus en Johannes. Terwijl Jezus in Getsemane bidt, liggen zij te slapen. Aan zulke volgelingen deelt Jezus zichzelf uit, en aan heel veel anderen.

“Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt.”

Tot die ‘velen’ behoren ook wij. Het is duidelijk dat wij niet anders zijn dan die eerste twaalf. Deze avond in de heilige week is een van de momenten bij uitstek waarop je diep kunt voelen: “Heer, we zijn het niet waard.” Let wel: het was geen kwestie van boosaardigheid of slechtheid dat Jezus’ discipelen afhaakten. Zij hadden de beste bedoelingen. Zij faalden simpelweg door zwakheid. Wat is dat herkenbaar. Je hoeft bij jezelf geen boosaardigheid op te merken om toch te beseffen dat je het niet waard bent dat Jezus zichzelf voor jou gaf. Want o, die laksheid van ons, die religieuze halfzachtheid, die slapheid. Voor ons vergiet Hij zijn bloed? “Heer, we zijn het niet waard.”

Zoenoffer

Zo worden we toe geleid naar de kern van de zaak. Jezus geeft zichzelf als een zoenoffer. De dag dat zijn bloed op Golgotha vergoten werd is Grote Verzoendag (Leviticus 16). Het bloed van Jezus dat vergoten wordt, is het bloed van het verbond (Marcus 14:24).God sluit zijn verbond met ons. Hij verzekert ons, dat al die halfzachtheid geknoei van ons, onze dieptepunten, onze laksheid en slapheid, Hem niet in de weg staan om zich tot in eeuwigheid vast aan ons te verbinden. Maar er wordt wel bloed vergoten (Leviticvus 16:15,16). Dat jammerlijke tekortschieten van ons wordt bedekt door het zoenoffer. Jezus weet zich geroepen om dat offer voor ons te brengen.

Hoe zal ’t God de Here
ooit worden geloond,
dat Hij zoveel liefde
aan ons heeft betoond,
ja, dat Hij zijn Eenge,
zijn Zoon gegeven heeft
tot een prijs voor velen, -
die stierf en zie Hij leeft!
Kyrie eleison. (gezang 175:3)

Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.