Preek over Romeinen 5:10

2014-04-27 n.m.

Ds. A. van der Dussen

Verzoend met God

Liturgie:

♪ Gezang 44
♪ Psalm 123: 1
Romeinen 5: 1-11
♪ Gezang 305
♪ Psalm 103:1
♪ Gezang 319: 4, 5
♪ E9 - Apostolische geloofsbelijdenis

Vrede met God

Vanmiddag de tweede preek over ‘verzoening’. Vanmorgen ging het erover, dat het bij verzoening belangrijk is dat dingen uit de weg geruimd die tussen jou en de ander, ook tussen jou en God, instaan. Ik heb vanuit 1 Johannes 2:2 het evangelie gebracht van Christus die al onze zonden uitwist. Vanmiddag gaat het erover dat bij verzoening een einde gemaakt wordt aan verwijdering tussen twee partijen, tussen mensen, of tussen mensen en God. Zo gezien heeft ‘verzoening’ te maken met vrede sluiten. Daarop wil ik ingaan via Romeinen 5. Vers 10 zegt immers duidelijk dat we door de dood van de Zoon met God verzoend zijn toen we nog vijanden waren. De verzoening houdt in God de vijandschap tussen Hem en de mensheid heeft overwonnen. De verzoening mondt uit in ‘vrede met God’, 5:1.

Vijanden van God

Treffend in Romeinen 5:10 is dat woord ‘vijanden’. Dat duidt aan dat de vervreemding tussen God en mens de vorm van een conflict heeft aangenomen. Zó erg was het tussen God en ons toen Jezus stierf voor onze zonden. De gelijkenis van ‘de koning en de drachmen’ in Lucas 19 helpt om dat te begrijpen. In die gelijkenis gaat het over een man die koning zal worden. Zijn landgenoten verzetten zich daartegen: “We willen niet dat die man koning over ons wordt.” (19:14). Deze mensen worden getypeerd als zijn vijanden. 19:27. De conclusie ligt voor de hand: God vijanden zijn die mensen, die niet willen dat Hij Koning wordt. Dat komt dichtbij – denk maar aan mijn preek over Marcus 12:1-12, en wat ik toen zei over dat bordje ‘niet storen’… Verhelderend is ook het woordgebruik in Matteüs 10:35,36, waar het gaat over tweedracht die kan ontstaan tussen ouders en kinderen als gevolg van het navolgen van Jezus. Hij zegt daar dat de vijanden van een mens zijn eigen huisgenoten zijn, terwijl Hij het eerder had over een wig die tussen hen gedreven wordt. Ja, zo staan wij van nature tegenover God. De zonde drijft een wig tussen Hem en ons in. Hij wil dingen die wij beslist niet willen. Wij verdragen zijn heiligheid en majesteit niet. Verder is het voor een juist verstaan van deze uitspraak van Paulus goed om te zien, dat hij maar liefst vier woorden gebruikt om de menselijke verwijdering van God te typeren.

Christus is voor ons gestorven toen wij nog hulpeloos (NBG: zwak) en schuldig waren (NBG: goddeloos) (vs 6)
Christus is voor ons gestorven toen wij nog zondaars waren. (vs 8)
Christus is voor ons gestorven toen wij nog Gods vijanden waren. (vs 10)

De parallellie met de woorden ‘goddeloos’ (NBG 1951 vertaalt hier sprekender dan de NBV met haar ‘schuldig’) en ‘zondaars’ maakt veel duidelijk. Bedenk, dat de woorden ‘goddeloos’ en ‘zondaar’ in de Bijbel heel concreet mensen aanduiden die in contrast staan met de ‘rechtvaardigen’, vgl. Genesis18:23,25. Zondaren en goddelozen zijn mensen, die verkeerd handelen, die wegen gaan die God de HEER radicaal afwijst. Juist dat kwaad dat mensen doen brengt hen in conflict met God. Zie Kolossenzen 1:21:

Eerst was u van Hem vervreemd en was u, in al het kwaad dat u deed, vijandig gezind.

Daarom worden de ‘zondaren’ van Psalm 37, de mensen die zwakken en armen doden (37:14), gelijk gesteld met ‘vijanden van God’, 37:20:

De zondaars zullen ten onder gaan,
de vijanden van de HEER verdwijnen.

De reikwijdte van Gods verzoening

Opvallend is dat het vierde woord ‘hulpeloos’(NBG 1951: zwak) een andere sfeer ademt. Anders dan de termen ‘goddeloos’ – ‘zondaar’ – ‘vijand’ is dit een woord dat eerder onvermogen aanduidt om het goed te hebben met God, dan onwil. Het lijkt er op dat Paulus zo een nuancering aanbrengt in zijn typering van de van God vervreemde de mensheid. Inderdaad: sommigen zullen zichzelf meer herkennen in de typering ‘hulpeloos’, terwijl andere mensen uitgesproken ‘goddeloos’ handelen. Maar juist dat sterke woord ‘vijand’ duidt aan hoe groot de reikwijdte is van Gods verzoening. Zelfs de vijanden van God, die goddeloos tekeer gaan, worden met Hem verzoend door de dood van Christus. Bedenk daarbij, dat je ook een ‘vijand’ van God kunt worden doordat je een vijand van zijn volk bent. Zo Exodus 23:22, waar de HEER verklaart:

Ik zal de vijand van jullie vijanden zijn.

Dan ineens kun je Paulus herkennen. Die was een vijand van de gemeente van Christus. Nu realiseert hij zich, dat hij daarmee ook een vijand van God werd. Maar in Christus wil God zich zelfs verzoenen met de vijanden van zijn volk, met de vervolgers van zijn kerk zoals het Noord-Koreaanse regime. Zo wordt met dit sterke woord de kracht van de verzoening duidelijk. God overbrugt kloven die onvoorstelbaar wijd en diep zijn. Dat geeft aanleiding tot twee overwegingen. De eerste is, dat het lang niet zo vanzelfsprekend is dat God van mensen houdt als menigeen, ook menig christen, denkt. Als God naar ons mensen kijkt vindt Hij geen neutraal publiek tegenover zich. Hij stuit op mensen die zich tegen Hem verzetten, dwars tegen Hem ingaan, en die, als ze al sympathie hebben voor het dienen van Hem, het totaal niet voor elkaar krijgen om trouw aan Hem te zijn. Zo is er geen mens die God zomaar, ongecompliceerd, in liefde kan omarmen. Gods liefde voor ons is niets anders dan zijn hartstochtelijke verlangen om de kloof te overbruggen en zich met ons te verzoenen. Het zou goed zijn als wij dat dieper beseften: dat God van ons houdt, betekent dat hij zich met ons verzoent. De tweede overweging is, dat je als kerk nooit tevreden kunt zijn met je eigen verzoening met God. Nog steeds wil God ook mensen die in deze wereld volkomen van Hem vervreemd zijn en door hun wangedrag Hem vijandig gezind zijn, met zich verzoenen. Hij wil vrede met hen sluiten! Maar dat maakt dat de kerk niet in de bestaande tweedeling kerk-wereld mag berusten. Met het offer van Christus dingt God werkelijk ook naar de hand van zijn vijanden!

Uitzicht op de toekomst.

Maar dan mag je er als mens dus ook zeker van zijn dat God jou hartelijk tegemoet komt. Niemand hoeft te denken: “Ik ben te slecht. Ik ben te kleingelovig. Ik ben te halfslachtig christen.” Nee - als God zich met zijn ergste vijanden wil verzoenen, dan ook met jou! Dan hoeft er ook niet de minste twijfel te bestaan of je behouden zult worden. Zie het vervolg van vers 10:

Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met Hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met Hem verzoend zijn, worden gered door diens leven.

Let erop, dat de tweede helft van dit vers meer doet dan nog eens herhalen wat er in de eerste helft werd gezegd. Er zijn belangrijke verschillen:

We zijn met Hem verzoend door Christus’ dood – we worden (NBG 1951: zullen worden) gered (behouden) door Christus’ leven.

Het eerste is werkelijkheid in het heden: verzoening. Het tweede wacht ons in de toekomst: redding. Maar het een kan niet zonder het ander. Als we aan het avondmaal vieren dat God ons de hand reikt en vrede met ons sluit, kunnen we er voluit op vertrouwen dat we straks gered zullen worden. Dat zien Paulus dan weer verbonden met de opstanding van Christus. Nu: verzoend door de dood van zijn Zoon. Straks: het eeuwige leven door het leven van de Opgestane. Zo gezien wijst het avondmaal ook echt vooruit. Zo als we hier zitten, verenigd met God en met elkaar aan de tafel van de Heer, zo zal het straks zijn: God wil niet zonder ons zijn in zijn eeuwigheid. Werkelijk: in de verzoening met God zijn wij op weg naar het Vaderhuis.
Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.