Preek over Psalmen 117
2010-01-24 n.m.
Ds. A. van der Dussen
Gods etalage voor de wereld
Liturgie:
♪ Psalm 121
♪ Gezang 434: 1, 2, 5
Psalm 117
♪ E132
♪ Gezang 313
♪ E9
‘Ons’
Psalm 117 is befaamd geworden als de kortste van alle psalmen. Maar inhoudelijk is hij niet zo bekend. Ik neem de proef op de som: hebt u wel eens stil gestaan bij de betekenis van het woord ‘ons’ in vers 2? Voor mij was het verrassend om te ontdekken dat dat woord de hele psalm inkleurt! Het lied begint immers anders:
Loof de HEER, alle volken,
prijs Hem, alle naties.
Daar klinkt dus een ‘jullie’:
Hé, jullie daar, volkeren: prijs de HEER!
Dat is een opmerkelijke opening van de psalm. De volkeren hebben immers hun eigen goden om te prijzen. Hier is een Israëliet die ze oproept op de God van Israël te gaan loven en prijzen. Waariom? Dat wordt in de volgende zin gezegd, die met ‘ons’ erin:
zijn liefde voor ons is overstelpend.
Je zou verwachten dat hier de aanspraak ‘jullie’ wordt voortgezet:
Loof de HEER, alle volken,
want zijn liefde voor jullie is overstelpend.
Maar niet dus; er staat
Jullie moeten Hem loven, want zijn liefde voor ons is overstelpend.
Onmiskenbaar slaat dat woord ’ons’ op Israël. De gedachte is dus:
“God is voor ons, Israël, buitengewoon goed geweest. Wij staan bij Hem in de gunst, en dat merken we terdege. at ontgaat ook jullie, volkeren, niet. Aan ons zien jullie dat onze God een klasse apart is. Daarom roepen we jullie op om Hem te gaan eren. Jullie kunnen nu toch wel nagaan dat je geen betere God kunt hebben dan de onze!”
Psalm 126
Dat psalm 117 inderdaad zo gelezen wil worden blijkt uit psalm 126. Die begint met de vaststelling dat de HEER goed voor Israël gezorgd had.
Toen de HEER het lot van Sion keerde
was het of wij droomden,
een lach vulde onze mond,
onze tong brak uit in gejuich.
Dan, in vers 2b, wordt ineens de kant van de volkeren op gekeken. Waarom? Omdat die met aandacht hebben toegekeken en de enig mogelijke conclusie trekken:
Toen zeiden alle volken:
‘De HEER heeft voor hen iets groots verricht.’
Hoort u? Dit is dezelfde lijn als in psalm 117. De volkeren zien aan Israël dat de HEER een groot God is. Opmerkelijk in psalm 126 is, dat Israël de volkeren vervolgens bijvalt:
Inderdaad – ja, de HEEER had voor ons iets groots verricht, we waren vol vreugde.
Psalm 126 gaat dus nog een stapje verder dan psalm 117. Hier gaan de volkeren voorop met de lofprijzing, en volgt Israël. Zo smelten Israël en de volken samen in de belijdenis dat Israëls God groot is.
Psalm 67
Iets dergelijks zien we in psalm 67. Die begint met ‘ons’:
God, wees ons genadig en zegen ons
laat het licht van uw gelaat over ons schijnen.
Onmiskenbaar klinkt hier een echo van de Aäronitische zegen uit Numeri 6:24,25 (NBV)
Moge de HEER u zegenen en u beschermen,
moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn.
Israël bidt die zegen over zichzelf af. Maar in vers 3 en 4 wordt weer de kant van de volkeren op gekeken. Daarmee wordt aangeduid wat het doel van die zegen is: dat de volkeren ‘m opmerken en er aanleiding in zien om de HEER te gaan loven!
Dan zal men op aarde uw weg leren kennen
in heel de wereld uw reddende kracht!
Dat de volken U loven, God,
dat alle volken U loven.
Maar nu gaat psalm 67 verder met de verwachting dat de volkeren zélf ook voorwerp van Gods bemoeienis zullen zijn. Ze zullen niet alleen opmerken dat de HEER Israël zegent – de HEER laat zich ook actief met henzelf in, vers 5:
Laten de naties juichen van vreugde,
want U bestuurt de volken rechtvaardig
en regeert over de landen op aarde.
Daarom heeft het een diepe betekenis dat vers 4 in vers 6 wordt herhaald. In vers 4 worden de volken opgeroepen de HEER te prijzen omdat ze zien hoe goed Hij voor Israël is. In vers 6 klinkt de zelfde oproep, maar nu is de reden dat zij zelf zijn goedheid ondervinden! Zo komen Israël en de volken nog weer verder op één lijn te staan. Ze prijzen niet alleen eenparig de HEER – ze hebben ook elk diens bemoeienis ondervonden. Verrassend is dat de psalm weer eindigt met ‘ons’, vers 7 en 8. Dat lijkt op een terugkeer naar het begin te duiden. Het verschil is dat de zegen, waar eerst om gebeden werd, inmiddels gegeven is. Weer echter is de conclusie, dat God de wereld niet uit het oog verliest als Hij met Israël bezig. Hij overlaadt zijn volk met zegen, met de bedoeling dat heel de aarde ontzag voor Hem heeft.
Gods etalage voor de wereld
Nu zal duidelijk zijn waarom ik als thema voor deze dienst formuleerde: Gods etalage voor de wereld. Israël is bedoeld als de etalage waarin de wereld kon zien hoe goed en groot God is. Steeds heeft God de wereld op het oog gehad toen Hij dit ene volk uitkoos om zijn eigen volk te zijn (Deuteronomium 7:6). Het was Hem erom te doen zichzelf aan de wereld bekend te maken. Daaraan was Israël dienstbaar. God bewees dit volk zijn specifieke zorg, met de bedoeling dat heel de wereld Hem zo zou leren kennen als een grote en goede God. Israël is dat vaak vergeten. Deze psalmen herinneren Gods kinderen eraan. Ze zijn Gods etalage. Daarbij gaat het niet om wat zij zelf doen. Nadrukkelijk gaat het om datgene wat zij van God aan liefde (psalm 117) en redding (psalm 126) en zegen (psalm 67) ondervonden hebben. God laat gezegende, beminde, geholpen mensen aan de wereld zien. Zó moet de wereld erachter komen wie God is.
Open gemeente
Van hier is het een kleine stap naar ons eigen project ‘Open gemeente’. Wat van Israël gold, geldt ook van de kerk. Als God met ons bezig is, heeft Hij de wereld op het oog. God wil dat de wereld Hem leert kennen. Daarvoor gebruikt Hij ons. Denk aan de wijze waarop Jezus de gemeenschap van zijn discipelen betitelt: het licht in de wereld, een stad op een berg (Matteüs 5:14). Hij vraagt ons niet veel. Hij vraagt ons alleen maar om etalage te zijn, om dat te tonen aan de wereld wat wij van Hem ondervinden: zijn liefde (psalm 117), zijn redding (psalm 126), zijn zegen (psalm 67). Maar dat zijn wij dan ook aan Hem verplicht. Een etalage met rolluiken ervoor – daar heeft God niets aan. Vandaar dat we als gemeente ernst moeten maken met dat ‘open gemeente’ zijn. Het is geen hobby van sommigen. Ons bestaansrecht is in het geding. Als wij die open gemeente niet willen zijn of er te nonchalant mee omgaan, kunnen wij psalm 117 maar beter niet meer zingen. Maar ik draai het liever om. Laten wij psalm 117, die kortste van alle psalmen, maar vaak zingen, om onszelf te herinneren aan onze missie: Gods etalage te zijn voor de wereld!
Amen.
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.