Preek over Genesis 1:1-19 en Openbaring 22:1-5
2007-07-29 n.m.
Ds. A. van der Dussen
Een lied van licht en duister
Liturgie:
Inleiding
Psalm 27:1, 2Psalm 89:6, 7Psalm 36:3Gezang 454:1, 2Gezang 483ELB 452Gezang 327Gezang 169ELB staat voor Evangelische Liedbundel
1. Toelichting op het lied en op het eerste couplet
"Een lied van licht en duister," zo noemt Ad den Besten, de dichter van dit lied, gezang 169. Het is een soort 'beknopte geschiedenis van de mensheid'. Het gaat over 'het menselijk' geslacht (vers 1), niet over de individuele mens. Je kunt dit lied ook noemen 'het evangelie in een notendop'.Meteen al in vers 1 staat het thema 'licht' centraal. Ad den Besten verwijst naar de schepping met de regel
Hij heeft het menselijk geslacht in het licht geroepen.
Let op de diepe zin van de uitdrukking 'in het licht' roepen. Wij zeggen ook wel eens plechtig bij een geboorte: "Die en die heeft het levenslicht aanschouwd." Dat blijkt geen neutrale uitdrukking te zijn. Het is een positieve uitspraak over het leven en de wereld: wie leeft, mag het licht zien! Vandaar dat Ad den Besten ons laat zingen:
God deed ons van het begin verrukkelijke dingen.
Hij heeft het menselijk geslacht in het licht geroepen en bedacht
met louter zegeningen.
Zo is het begonnen. God heeft niet een neutrale wereld geschapen, maar een wereld vol licht, Genesis 1. Dat was en is zijn bedoeling met het leven: dat wij het licht zien. Het staat wondermooi in psalm 36:10:
In uw licht zien wij het licht. (vertaling NBG)
Door uw licht zien wij licht. (NBV)
We zingen van de berijmde psalm 36 het derde vers:
Gij doet ons klaarder dan de zon het licht der wereld schouwen.
2. Toelichting op de coupletten 2 en 3
De mensheid heeft negatief gereageerd op Gods schepping. In vers 2 beschrijft Ad den Besten de zondeval, en wel als een verwerping van het licht.
Maar wij verkozen 't duister meer dan 't licht door God geschapen
En dan, met een zinspeling op Paulus (vgl. I Thessalonicenzen 5:4-8):
Wij hebben dag en nacht verward,
De nacht geprezen in ons hart en onze dag verslapen.
Wat een treffende typering van de zonde is dit. In vers 3 wordt deze 'verwarring' uitgewerkt:
Voor 't leven hebben wij de dood, het lege niets verkozen,
Voor vrede vreze,
Steen voor brood
Voor 't eeuwig goed de boze.
In de slotregel wordt de boze getypeerd als 'die genadeloze'. Ook weer zo raak. Dat is het duister waaraan wij ons uitgeleverd hebben: aan de genadeloosheid. Maar daar kom je pas achter als je weet wat het licht is, en weet hebt van Gods genade. Zo zingen wij nu gezang 454:1,2, waar wordt teruggeblikt op het duister vanuit de blijdschap over 'de open hemel', vers 2 slot.
3. Toelichting op couplet 4
Na de thema's 'schepping' en 'zondeval' komt nu het onderwerp 'verlossing' aan de orde:Maar God heeft naar ons omgezien.Let op de beweging in de 3e en 4e regel:
Hoe zou het ons vergaan indien Hij ons niet achterhaalde...
God is achter ons aangegaan. Hij heeft niet vanuit de verre, hoge hemel toegekeken hoe wij steeds verder weg dwaalden, maar is ons in Christus komen opzoeken in het duister, in de nacht.Het spreekt vanzelf dat Christus in dit couplet wordt aangeduid als 'het licht', zie de voorlaatste regel.Wij zingen hierbij gezang 483, over Christus als de enige ster die werkelijk licht geeft.
4. Toelichting op couplet 5
In vers 5 verwijst Ad den Besten naar de lofzang van Zacharias, de vader van Johannes de Doper. In die lofzang is sprake van 'de Opgang uit de hoogte', Lukas 1:78. Bedoeld is een ster die opgaat, vgl. Numeri 24:17:
Een ster komt op uit Jakob.
In het slot van Lukas 1 wordt deze beeldspraak toegepast op de komende Messias:
Dankzij de liefde volle barmhartigheid van onze God
Zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan.
En verschijnen aan allen die leven in duisternis
En verkeren in de schaduw van de dood.
Het couplet eindigt met de verwijzing naar de herder, in wie God toont dat hij om ons bewogen is. Aansluitend aan die laatste regels en met het oog op kinderen in de kerk zingen wij nu een kinderlied over de goede herder: ELB 452.
5. Toelichting op couplet 6
In het laatste couplet de oproep tot een loflied op onze goede God. Die oproep klonk ook al in de allereerste regels van het gezang. Zo is de cirkel rond. Alle motieven komen hier terug: het licht, de schepping, de genade. Heel nadrukkelijk wordt nu ook naar het licht van zijn genadig aangezicht verwezen. Dat doet denken aan het slot van de Bijbel, waar gezegd wordt dat in de grote toekomst de zon niet meer nodig is, omdat God zelf ons licht is, Openbaring 22:5.Daarop vooruitlopend zingen wij gezang 327.In het gebed werd gebruik gemaakt van de volgende bede om licht van de kerkvader Augustinus (354-430):Heer-Woord, God-Woord,Gij zijt het licht waaruit het licht werd,Gij zijt de weg, de waarheid en het leven,Waarin geen duisternis, dwaling, ijdelheid of dood is.Gij zijt het licht, waarbuiten het duister is,Gij zijt de weg, waarbuiten men verdwaalt,Gij zijt de waarheid, waarbuiten ijdelheid is,Gij zijt het leven, waarbuiten de dood heerst.Spreek een woord. Zeg, Heer: 'Het worde licht',Opdat ik het licht zie en het duister mijde,Opdat ik de weg zie en de ontsporing mijde,Opdat ik de waarheid zie en de ijdelheid mijde,Opdat ik het leven zie en de dood mijde.Laat uw licht schijnen, Heer, mijn licht,Mijn verlichting, mijn heil, die ik zal vrezen,Mijn Heer die ik zal loven,Mijn God die ik zal eren,Mijn Vader die ik zal beminnen,Mijn bruidegom die ik zal dienen.Laat uw licht schijnen, zeg ik, ja, schijnen, o licht,Voor uw blinde die zit in het duisterEn de schaduw van de dood,En richt zijn voeten op de weg van de vrede,Door wie ik de plaats van de wonderbare tent betreden zal,Tot in het huis van God,Onder klanken van jubel en erkentelijkheid.Waarlijk, erkentelijkheid is de wegWaarlangs ik bij U zal binnengaan,De weg waarlangs ik uit de dwaling zal geraken,Om tot U, de weg, weer te keren,Want Gij zijt de ware weg naar het kleven.Amen.
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.