Preek over Gezangen 346

2004-08-22 n.m.

Ds. A. van der Dussen

Een avondmaalslied

Liturgie:

Toelichting op gezang 346 vers 1 Deze strofe verwijst naar de oud-kerkelijke viering van het paasfeest. Op paaszondag vierde men het avondmaal. Daaraan vooraf ging een nacht die men wakend doorbracht. In die nacht werden – vanaf de derde eeuw na Christus – ook de mensen gedoopt die tot geloof kwamen. Dat was een indrukwekkende ceremonie, die gepaard ging met het uitspreken van de christelijke geloofsbelijdenis en het afzweren van de duivel. Als de gedoopten uit het water kwamen, mochten ze witte kleren aandoen. De volgende morgen, op Pasen dus, namen ze dan deel aan het avondmaal. Deze gang van zaken is in de eerste strofe van gezang 346 terug te vinden. De gelovigen, In witte klederen gekleed, zijn gereed ter maaltijd van het Lam. Ze zijn de rode Zee reeds doorgegaan, dat wil zeggen: ze zijn gedoopt. Treffend is hier natuurlijk de terminologie. De doop heet hier: de Rode Zee. Het avondmaal: de maaltijd van het Lam. Met andere woorden: het paasfeest wordt hier vergeleken met het oudtestamentische paasfeest. Zoals de Israëlieten, als ze het Pascha vierden, als het ware de bevrijdende gebeurtenis tot leven riepen dat ze door de Rode Zee heengingen, zo gaan de christenen door het water van de doop heen en vieren zij de maaltijd van het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt. Die parallel is bijbels: hoe nadrukkelijk wordt in Johannes' weergave van de geschiedenis van Jezus' kruisiging niet verwezen naar het Pascha. In Jezus' kruisgang wordt het oude paasfeest vervuld! De oude kerk deed meer met dat paasmotief dan wij. Denk alleen maar aan de paasnacht: een rechtstreekse verwijzing naar de nacht waarin de Joden het Pascha vierden. Opmerkelijk is ook hoe sterk het avondmaal op deze wijze het kenmerk van 'bevrijding' kreeg: men vierde Christus' overwinning op zonde en dood. Laten wij nu met psalm 136 zingen van Gods bevrijding, zoals die op het paasfeest en bij het avondmaal gevierd wordt. Zingen: psalm 136: 3, 5, 6, 7, 12 vers 2 In deze tweede strofe wordt uitgewerkt hoe Christus het Paaslam is. In Johannes 19:36 wordt Christus in zoverre met het paaslam vergeleken, dat zijn beenderen niet gebroken waren, vgl. Exodus 12: 46. Vgl. I Korinthiërs 5: 8, waar Hij wordt aangeduid als het geslachte Paaslam. In plaats van 'verzengd' op het altaar van het kruis staat er letterlijk: geroosterd. Zo wordt de vergelijking met het oudtestamentische Paaslam nog sprekender! Wij zingen ervan met gezang 188. Zingen: gezang 188 de verzen 3 en 4 In deze twee strofen wordt met zoveel woorden gezegd, dat het christelijke paasfeest een feest van bevrijding is, een vervulling van het oudtestamentische paasfeest. Denk daar volgende week nog eens aan, als u het avondmaal viert. Christus heeft die vreselijke nacht van gevangenneming en veroordeling doorgemaakt, om ons te bevrijden! Opvallend is hoe dit terugkomt in een paaslied dat Luther gemaakt heeft, ons gezang 203. Wij zingen daarvan de verzen 5, 6 en 7. Zingen: gezang 203: 5, 6, 7 de verzen 5 en 6 Hier is het motief van Christus' nederdaling in het dodenrijk verwerkt, maar dan op een heel speciale manier. In aansluiting aan I Petrus 3: 19 wordt namelijk gezinspeeld op Christus' activiteit in het dodenrijk:Hij is heengegaan en heeft gepredikt aan de geesten in de gevangenis.We weten niet wat dat precies betekent. In elk geval heeft de oude kerk daarin iets van Christus' triomf over de dood gehoord. Men vatte het zo op, dat Christus de gestorvenen van het Oude Testament gered heeft. Anderen menen dat bedoeld is dat Hij de mensen die bij de zondvloed zijn omgekomen op deze wijze een 'tweede kans' gaf. Hoe dat ook zij: in dit lied wordt inderdaad gesproken van de verbreking van de poort der hel, en het thuisbrengen van gevangenen uit diepe nacht in het eeuwig licht. Wij kunnen daar vraagtekens bij plaatsen, maar met recht wordt geaccentueerd hoe de opgestane Heer overwinnaar is van dood, duivel en hel. Bij deze twee strofen heb ik dan ook psalm 68: 6, 7 uitgekozen om te zingen. Daar gaat het over Gods triomf over zijn vijanden, vers 6. Hij is de God die het licht roept in de nacht, en die aan de dood doet ontkomen. Zingen: psalm 68: 6, 7 vers 7 Tenslotte wordt in deze laatste strofe de bede onder woorden gebracht die de gelovigen, op de feestelijke paasmorgen tot Christus aanheffen. Vgl. vers 1:Wij roepen koning Christus aan.Koning Christus: Hij voert de heerschappij over ons. Zo wordt in dit zevende vers aan de Heer gevraagd, zijn volk te beschermen, en het te redden van de dood. Dat is helemaal in lijn met het paasfeest. Bij de viering van de bevrijding past hetom de Heer te bidden om bevrijding en redding. Zo gaan wij nu zingen gezang 310, een bede tot de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, om ons te beveiligen in deze donkere wereld. Zingen: gezang 310

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.