Preek over Romeinen 1:16-32
2004-01-18 n.m.
Ds. A. van der Dussen
Op z´n kop
Liturgie:
♪ Gezang 434: 1, 2, 5
♪ Psalm 106: 6, 13, 18
♪ Psalm 104: 1, 7, 9
De apostolische geloofsbelijdenis
1. Homoseksualiteit in het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament is op enkele plaatsen sprake van homoseksualiteit. In I Korinthiërs 6: 9, 10 wordt gesproken over christenen die het zondige verleden hadden van ´schandjongens´ en ´knapenschenders´. Ook in I Timotheüs 1: 10 worden de ´knapenschenders´ genoemd in een opsomming van ´wettelozen´. Wat met die termen bedoeld wordt is niet helemaal zeker. Vermoedelijk slaat het woord dat met ´schandjongens´ vertaald is op jonge jongens met wie oudere mannen homoseksueel contact hadden. Op die oudere mannen kan het woord doelen dat met ´knapenschenders´ vertaald is. In het oude Griekenland kwam zulk seksueel verkeer tussen een oudere man en een jonge jongen veel voor. Aan deze twee teksten is niet meer te ontlenen, dan dat dit soort homoseksualiteit gerekend wordt tot de wereld van de zonde die christenen achter zich hebben te laten. Veel belangrijker is Romeinen 1: 26, 27, de enige plaats in de Bijbel waar homoseksuele contacten tussen vrouwen genoemd worden. Hier doet Paulus namelijk fundamentele uitspraken over het verschijnsel, waarvoor ik in deze preek uw aandacht vraag.
2. Vervangen
Opvallend is, dat Paulus het voorkomen van homoseksualiteit koppelt aan het voorkomen van afgodendienst. Door te letten op het woord ´vervangen´, dat in dit gedeelte driemaal opduikt, kom je die koppeling op het spoor. Eerst wijs ik u op vs. 26: "De vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke." Daarmee wordt bedoeld, dat zij, in plaats van seksueel contact te hebben met mannen, dat contact nu met seksegenoten hebben. Maar eerder in vs. 25, was sprake van een andere ´vervanging´: "Zij hadden de waarheid van God vervangen door een leugen." Daarmee is bedoeld, zo blijkt uit het vervolg van vs. 25, dat zij "het schepsel vereerden en dienden boven de Schepper." Met andere woorden: zij vereerden afgoden. In plaats van de enig ware God dienden zij goden, die geen goden zijn. En nu terug naar vs. 23, waar die afgoderij in alle duidelijkheid beschreven wordt: "Zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren." Deze woorden gloeien van verontwaardiging. Hier kan Paulus niet over uit: de mens, die geschapen is naar beeld en gelijkenis van God, en zo mag heersen over de dieren, onderwerpt zich nu aan beelden en gelijkenissen van mensen en dieren. Dat is je reinste dwaasheid! Vgl. vs. 22: "Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden." Ja, als je de geweldige Schepper van plaats laat ruilen met een schepsel: dat is de wereld op z´n kop! En zo ziet hij nu ook homoseksualiteit: als de wereld op z´n kop. Een vrouw die in haar seksualiteit een man vervangt door een vrouw, dat is even vreemd als een mens die God vervangt door een beeld van bijvoorbeeld een stier, of een slang.
3. Overgegeven
Maar Paulus gaat hier nog een stapje verder. Paulus wil niet alleen zeggen dat de ene ´vervanging´ overeenkomt met de andere, maar dat de ene ´vervanging´ het gevolg is van de andere. Het begint met: afgodendienst, het vervangen van God door een schepsel. Over die dwaasheid maakt God zich kwaad. Het is een ´ongerechtigheid´ en een ´goddeloosheid´ die zijn toorn oproept, vs. 18. God straft die absurde dwaasheid. Opvallend is de manier waarop Hij dat doet: Hij geeft de mensen over aan onreinheid, zodat hun lichaam onteerd wordt, vs. 24. Let op de woorden ´overgegeven aan´. Die komen, net als het woord ´vervangen´, ook twee keer terug. Eerst in vs. 26: "God heeft hen overgegeven aan schandelijke lusten." Daarmee zijn die tegennatuurlijke seksuele contacten bedoeld, vs. 26. En dan, nog een keer in vs. 28: "Daar zij het verwerpelijk achtten God te erkennen, heeft God hen overgegeven aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt." Wat betekent dit? Vergelijk het met de jongen die bij het schaatsen eigenwijs is en alsmaar het wak opzoekt dat afgezet is met bordjes: "Pas op, onbetrouwbaar ijs!" Twee, drie, vier keer roep je: "Kijk uit, daar kun je niet schaatsen." Maar luisteren? Ho maar. Hij blijft het gevaar opzoeken. En dan zeg je, kwaad en aan het eind van je geduld: "Nou, ga dan vooral je gang!" Het oordeel houdt dan in, dat je iemand z´n zin geeft in het doen van het verkeerde. Vgl. psalm 106: 15:Hij gaf hun wat zij begeerden, Maar henzelf deed Hij wegteren.Zo is het ook hier: Gods kwaadheid krijgt deze uitdrukking, dat Hij aan de menselijke dwaasheid toegeeft. Boos zegt Hij: "Nou, als jullie zo graag de boel op z´n kop zetten, dan moeten jullie dat vooral doen!" God houdt de mensen niet meer tegen, maar laat ze, ongeremd, hun gang gaan, net zo lang totdat de wereld een grote bende wordt." Ze worden overgegeven aan een verwerpelijk denken. Wat dat betekent lees je in vs. 29 - 31.
4. Tegennatuurlijk: de wereld op z´n kop
Kortom: Paulus ziet homoseksualiteit hier als een oordeel van God. Het is de doorwerking van religieuze ´tegennatuurlijkheid´. Let op dat woordpaar ´natuurlijk´ en ´tegennatuurlijk´ in vs. 26. In bijbelse tijden kende men niet de begrippen ´heteroseksueel/homoseksueel´. Als men homoseksuele contacten wilde aanduiden, kon men het woord ´tegennatuurlijk´ gebruiken. Daarmee bedoelde men allereerst: een ingaan tegen de natuurlijke ordening. Denk daarbij alleen maar aan de bouw van de geslachtorganen: de mannelijke ´passen´ op de vrouwelijke. Denk daarbij ook aan de strekking die seksuele gemeenschap in de natuur heeft: zij dient de voortplanting. Bij homoseksuele contacten wordt deze natuurlijke orde doorbroken. Hier is de seksualiteit op z´n kop gezet. In de tijd dat Paulus leefde was er een belangrijke levensbeschouwelijke stroming in de heidense Griekse cultuur - de Stoa - die de mensen aanraadde om zich in alles toch vooral te houden aan de orde van de natuur. Mogelijk speelt de apostel daarop in in Romeinen 1. Maar het staat vast dat hij verder gaat dan de Stoa. Hij ziet die ´tegennatuurlijkheid´ beginnen op religieus vlak. ´Tegennatuurlijk´ is voor Paulus in de eerste plaats: God vervangen door een schepsel. Het is die religieuze ´perversie´ (letterlijk: ´omkering´) die hij ziet doorwerken in de rest van het leven. God straft de ene ´tegennatuurlijkheid´ met de andere. Op den duur wordt alles ´tegennatuurlijk´, de wereld op z´n kop. Vgl. de aanduiding ´hun ouders ongehoorzaam´ in vs. 30. Ook dat is de wereld op z´n kop: in plaats daarvan dat de ouders geëerd worden, worden ze geminacht. Zo, over de hele linie, komt de wereld op z´n kop te staan. God geeft ons eraan over. Het gevolg is, dat de wereld naar de kelder gaat. Dat is het vreselijke oordeel van God over goddeloosheid en ongerechtigheid. Zo straft God dus, simpelweg door ons onze gang te laten gaan
Een verrassend gezichtspunt is dat. Wij zeggen: "Mensen doen kwaad, en daarom wordt God boos." Paulus zegt: "God is boos, en daarom laat Hij mensen begaan als ze kwaad willen doen." We zien in onze samenleving wat ervan komt. Een leraar doodgeschoten, zomaar. Vreselijk. Worden we soms overgegeven aan ons verwerpelijk denken?
5. Vragen
Intussen zijn er wel wat vragen te stellen bij deze tekening van homoseksualiteit. Ik noem er drie. 1. Wat is nu eigenlijk ´tegennatuurlijk´? Vanuit heteroseksueel gezichtspunt is homoseksualiteit ´de wereld op z´n kop´. Maar stel dat het nou in je zit. Stel dat je nu met onweerstaanbare heftigheid als vrouw aantrekt op een vrouw. Dan is dat toch jouw ´natuur´? Is het dan voor jou niet heel natúúrlijk, om je aangetrokken te voelen tot een seksegenote? En zou het voor jou niet heel ´tégennatuurlijk´ zijn om je heteroseksueel te gedragen? 2. Paulus noemt allemaal vreselijke dingen op: moord, hebzucht, kwaadaardigheid, twist, ongehoorzaamheid aan ouders, enzovoorts. Een heidense bende. Kun je nu echt homoseksualiteit in dat rijtje zetten? Stel dat er mensen zijn die in alle eerbaarheid een vaste relatie onderhouden, in liefde en vrede. Heb je het dan niet over iets heel anders? Heeft Paulus hier misschien alleen het oog op immorele vormen van homoseksualiteit? Was hij misschien onbekend met homoseksuele relaties die in het teken staan van pure zelfverloochening en zorg, liefde en trouw? 3. Paulus zag de ene vervanging doorwerken in de andere. Hij zag afgodendienaars, die vervolgens ook heteroseksualiteit vervingen door homoseksualiteit. Maar stel je nu eens voor, dat er christenen zijn die bij zichzelf ontdekken dat ze homoseksueel zijn? Zij hebben niet de Schepper vervangen door het schepsel. Integendeel: zij eren met grote eerbied de grote Schepper van alle dingen. Maar inderdaad: hun ´natuur´ is het om van een seksegenoot te houden. Is op zulke mensen het ´vervangingsmodel´ nog wel van toepassing? Vallen zij niet buiten Romeinen 1?
6. Tegenbeweging
Op deze vragen geef ik nu geen antwoord. Ze zullen hun plek krijgen in de discussie; ik nodig u uit om erover na te denken. Ter afronding van deze preek keer ik terug naar Romeinen 1, en wel naar vs. 17. Voordat Paulus spreekt over de openbaring van Gods toorn (vs. 18), spreekt hij over de openbaring van Gods gerechtigheid. Dat is zelfs zijn eigenlijke thema. Dáárover wil hij het in wezen hebben: God toont dat Hij rechtvaardig is, zie hoofdstuk 3. En hoe doet Hij dat? Door mensen te doen leven uit geloof, vs. 17b. Waarom gaat Paulus zo diep in op die wereld die door goddeloosheid en ongerechtigheid naar de kelder gaat? Om aan te geven hoe geweldig het evangelie is dat hij predikt. Tegenover de toorn staat Gods gerechtigheid; tegenover de dood (vs. 32) stelt Paulus het leven, vs. 17. Gods toorn, met andere woorden, heeft niet het laatste woord. Christus is gekomen om ons daarvan te bevrijden. In Romeinen 5: 6 zegt Paulus dan ook, dat Christus voor goddelozen gestorven is, de goddelozen van Romeinen 1! Bijzonder is dat. Romeinen 1 is inktzwart. Het laat zien dat de wereld naar de kelder gaat, als God zijn toorn de vrije loop laat. Maar wat Paulus eigenlijk wil zeggen, is dat er een tegenbeweging is: God verzoent zich met zijn vijanden, 5: 10. En dat betekent dat God in Christus eraan werkt dat de wereld niet naar de kelder gaat. Wij mogen een wereld verwachten die weer op orde is. Na de toorn zal er heerlijkheid over ons geopenbaard worden, Romeinen 8: 18. De brief aan de Romeinen is dus een hoopvolle brief. Dezelfde God die overgeeft aan het kwaad, werkt in Christus aan de overwinning op het kwaad. En zo komt alles aan op geloof, geloof in Christus, 1: 17. Met andere woorden: de eigenlijke beslissing over ons leven valt niet op het gebied van de ethiek, maar op het gebied van het geloof. Op verbonden zijn met Christus, daarop komt het aan. Voor de Jood niet minder dan voor de Griek. Voor de hetero niet minder dan voor de homo.
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.