Preek over Genesis 1:26-28 en Genesis 2:18-25

2004-01-04 n.m.

Ds. A. van der Dussen

Door God bedoeld

Liturgie:

Inleiding

Gods wil bij de schepping. In deze eerste preek ga ik op zoek naar de wijze waarop wij mensen door God bedoeld zijn. Vandaar de inzet bij de eerste hoofdstukken van de Bijbel. Het scheppingsverhaal vertelt namelijk niet allen maar hoe het begon, maar geeft ook een richtlijn: zo heeft God het gewild. Vgl. Mattheüs 19: 4, 8 waar Jezus naar het begin verwijst om helder te krijgen waar God op uit is. Het gaat daar over de praktijk van de echtscheiding. We weten het allemaal: het gebeurt dat gehuwden uit elkaar gaan. Daar zijn ook regelingen voor, zelfs in de Bijbel. Maar is het ook de bedoeling dat het gebeurt? Dat is de vraag, en op die vraag geeft Jezus een antwoord door aandacht te vragen voor dat wat God in gedachten had bij de schepping. Zo is er ook het gegeven van homoseksualiteit. Het gebeurt, dat een mens het bij zichzelf ontdekt: "Ik trek aan op iemand van hetzelfde geslacht." Daar zul je mee om moeten gaan. Soms gaat dat over, en vaak ook niet. Het kan een heel hardnekkig en weerbarstig gegeven zijn. En zo kan voor een christen de vraag opkomen: "Heeft God mij zo bedoeld?" En daar weer achter ligt de vraag: "Had God zulke dingen in gedachten toen Hij de mensen schiep?"

1. Evolutie

Het spreekt niet vanzelf om zo naar het begin te kijken. In ons deel van de wereld is een visie op de wereld gangbaar geworden waarin het zinloos is om naar dat begin te vragen. Volgens deze visie is de wereld niet volgens een blauwdruk geschapen, maar is ze verwikkeld in een eindeloos proces van wording en ontwikkeling. De wereld is één vloeiende beweging van evolutie. Of daar iets mee bedoeld is? Dat is de vraag. In elk geval kun je niet zeggen dat het beginstadium het ideaalbeeld te zien geeft - verre van dat. Daarmee wordt het lastig om te bepalen hoe een mens bedoeld is. Je kunt niet zeggen: "Zoals de mens tóen was, dat is het ideaalbeeld voor een mens." Wel leeft de gedachte dat we als mensen op weg zijn naar een ideaalbeeld. Dat is het geloof in de vooruitgang: we zijn op weg naar de ideale mens. In dat kader is er ook over homoseksualiteit nauwelijks iets definitiefs te zeggen. In het kader van die eindeloze ontwikkeling dient zich ook een percentage homoseksuele mensen aan. Het is een minderheid. Maar daarmee is nog niets gezegd over de mate waarin die mensen aan het ideaalbeeld beantwoorden. Er is immers geen vaste maatstaf! Wie weet hoe veelbelovend deze variant is!

2. Begin en einde

Het is dus allerminst vanzelfsprekend om naar het begin te vragen. Dat heeft alleen zin waar we geloven dat er een Schepper is die iets in gedachten had en die ooit het proces op gang bracht. Zo heeft het alles met de navolging van Christus te maken als ik nu met u zoek naar hoe het van den beginne geweest is. Tegelijk kunnen we hier niet mee volstaan. Want inderdaad: God heeft bij de schepping iets op gang gebracht. Er is een geschiedenis ingezet. En het einde zal meer zijn dan een terugkeer naar het begin. In het begin was er bijvoorbeeld alleen maar een tuin; aan het einde zal er een stad zijn, het nieuwe Jeruzalem (Openbaring 21). En dus zullen we, als we willen weten wat God bedoeld heeft, ook naar dat eind moeten vragen. Niet alleen: "Hoe was het?" Maar ook: "Hoe gaat het worden?" Genesis 1: de mens als man en vrouw geschapen. Eerst Genesis 1: 26 en 27: "God schiep de mens naar zijn beeld; man en vrouw schiep Hij hen." Jezus verwijst daar eveneens naar als Hij het heeft over de vragen rond echtscheiding. Hier wordt kennelijk iets uitermate wezenlijks over menszijn gezegd: een mens bestaat in het mannelijk en vrouwelijk zijn. Hoe wezenlijk, dat blijkt uit het kader waarin dit door de HERE gezegd wordt: het gaat Hem erom dat de mens zich vermenigvuldigen zal en zo in staat zal zijn om over de aarde te heersen, vs. 26 en 28. Met andere woorden: de aanwezigheid van de mens op aarde staat of valt met zijn geslachtelijkheid, die in dienst staat van zijn voortplanting. Wat heeft God dus bedoeld toen Hij de mensen schiep? Dat zij mannelijk en vrouwelijk zouden zijn en zo vruchtbaar zouden worden. Er is zelfs geopperd, dat juist in de manvrouwrelatie de mens het beeld van God is. Daarin zouden wij een afspiegeling zijn van God, die immers in het meervoud spreekt: "Laat Ons mensen maken naar ons beeld." De oude gedachte dat hier op Gods drie-eenheid gedoeld wordt komt hier weer om de hoek kijken. Zoals het menszijn daarin bestaat, dat een man en een vrouw elkaar liefhebben, zo hebben volgens deze gedachte in God de Vader en de Zoon elkaar lief door de Geest. Het is niet om het even of je al dan niet instemt met deze opvatting, die overigens de nodige haken en ogen heeft. Immers, als het waar is dat de mens in zijn mannelijk- en vrouwelijkheid God zelf afbeeldt en representeert, dan is de huwelijksrelatie niet slechts een scheppingsgegeven, maar een weerspiegeling van Gods eigen wezen, en als zodanig ´heilig´. Wanneer echter het beeld van God in iets anders bestaat dan in de manvrouwrelatie, dan zou het wellicht denkbaar zijn dat het aangelegd zijn van mannen op vrouwen en omgekeerd niet tot de kern van het mens-zijn behoort.

3. Vraag

Hoe aannemelijk vindt u de opvatting, dat de mens beeld van God is in zoverre hij als man en vrouw geschapen is? Intussen neemt deze gedachtegang een wel erg hoge vlucht. Dicht bij de tekst blijvend kan in elk geval gezegd worden, dat volgens Genesis 1 de mens is bedoeld als mannelijk en vrouwelijk, om zo vruchtbaar te zijn. Vandaar dat het in het Oude Testament zo vaak gaat over vruchtbaarheid en de problematiek daaromheen. Vandaar ook dat in het Oude Testament geen enkel positief woord gesproken wordt over homoseksualiteit. Vanuit Genesis 1 moet de conclusie zijn: die is bij de schepping niet door God bedoeld. Genesis 2: het is niet goed dat de mens alleen zij. In Genesis 2 gaat het opnieuw over de schepping van man en vrouw. Verrassend is nu dat over de vruchtbaarheid niets gezegd wordt: de voortplanting speelt hier geen rol. Des te meer aandacht is er voor de relatie tussen man en vrouw. De HERE God stelt vast dat de man de vrouw nodig heeft om niet langer eenzaam te zijn, vs. 18. En zo verwelkomt de man de vrouw ook enthousiast: "Eindelijk heb ik een maatje!" (vs. 23, 24) Vanuit vs. 24 is duidelijk dat het hier om een heel bijzonder ´maatje´ gaat: man en vrouw worden tot één vlees. Hier wordt het geheim van het huwelijk aangeduid: de eenheid van man en vrouw in een uiterst intieme relatie. Centraal staat dat man en vrouw elkaar aanvullen, elkaar compleet maken, vs. 18b ("een hulpe tegenover hem"). Het is een eenheid in verschillendheid. Men kan zich afvragen, of ook een homoseksuele relatie zou ´voldoen´ om de eenzaamheid van de man op te heffen. Dat wordt wel vaak geopperd: juist omdat het niet goed is dat de mens alleen is, zou het naar Gods bedoeling zijn dat homoseksuele mensen een relatie aangaan met iemand van hetzelfde geslacht. Het antwoord dat in Genesis 2 gegeven wordt op de menselijke eenzaamheid, is dan in alle breedheid dat de mens een medemens krijgt. Die medemens kan de gestalte aannemen van een huwelijkspartner, maar dat hoeft niet. Het is echter ook mogelijk, om Gods ongenoegen met de menselijke eenzaamheid op te vatten als de aanleiding voor Hem om heel concreet de huwelijksrelatie in te stellen. In dat geval overvraag je Genesis 2 als je er een pleidooi in wilt vinden voor menselijke relaties in het algemeen. Die relaties zijn ongetwijfeld belangrijk - zie bijvoorbeeld Genesis 4, waar wordt aangeduid hoe essentieel de relatie van broers is. In Genesis 2 zou het echter exclusief gaan over de huwelijksrelatie. In dat geval zou het niet legitiem zijn om, juist met een beroep op de vaststelling dat het niet goed is dat de mens alleen is, ruimte te vragen voor een homoseksuele relatie. Vraag. Bedoelt Genesis 2 aan te geven dat God het huwelijk instelt ter bestrijding van de menselijke eenzaamheid, of wordt hier in meer algemene zin verteld dat wij menselijke relaties van welke aard dan ook nodig hebben? Niet volstaan met Genesis 1 en 2. De verwijzing naar de relatie tussen broers geeft al aan dat we niet kunnen volstaan met het raadplegen van Genesis 1 en 2. Daar staat niet alles in over wat essentieel is voor mens-zijn, en wel om verschillende redenen. Ik noem er twee. * De zondeval. De oorspronkelijke bedoeling van de schepping is voor ons onbereikbaar geworden ten gevolge van de zondeval. In de wereld zoals die nu is, gebeurt veel dat God niet bedoeld heeft. Denk aan dingen als oorlog, een onleefbaar geworden huwelijk, structuren van onrecht die maar niet weg te krijgen zijn. Het is één ding om op te merken dat het zo in den beginne niet geweest is, en dat ze niet beantwoorden aan Gods bedoeling. Het is een tweede, om vast te stellen dat ze tot onze werkelijkheid behoren, en dat we voor de opgave staan om er mee om te gaan en er een plaats aan te geven. Alleen daarom al moeten we vooral doorlezen na Genesis 2. * Pas bij het einde van de geschiedenis zal de wereld geheel en al beantwoorden aan Gods bedoelingen. Zoals gezegd: we kunnen niet volstaan met te vragen "Hoe was het?" We moeten ook de vraag stellen "Hoe gaat het worden?" Vanuit dat einde valt soms weer een heel ander licht op de dingen dan in Genesis 1 en 2. Een goed voorbeeld is dat vanuit het einde er anders wordt aangekeken tegen de ongehuwde staat. Als je het begin van de Bijbel leest, zou je de indruk kunnen krijgen dat je als man alleen of als vrouw alleen geen volwaardig mens bent. Maar verderop in de Heilige Schrift is het beeld bepaald anders. Twee groten in het Koninkrijk van God waren naar alle waarschijnlijkheid ongehuwd: Johannes de Doper en Paulus, Waren zij niet mens zoals God het bedoeld had? De vraag gaat nog meer klemmen als we Jezus zelf erbij betrekken. Zou Hij niet aan het ideaalbeeld ´mens´ beantwoorden? Het is moeilijk voor te stellen. Frappant is dat Paulus vervolgens een goed woordje doet voor de ongehuwde staat, I Korinthiërs 7: 32. En in I Korinthiërs 7:29 zegt hij: "Laten zij die een vrouw hebben, zijn als zonder vrouw," met als argument: "want het uiterlijk van deze wereld is bezig te verdwijnen." Daar heb je het: er is niet alleen schepping, maar ook nieuwe schepping, en dat maakt dat dingen weer anders gewaardeerd worden. Vgl. ook de mysterieuze slotwoorden van Jezus in Mattheüs 19: 12, over mensen die niet huwen ter wille van het koninkrijk der hemelen. En wat te denken van Lucas 20: 35, waar gezegd wordt dat de ´kinderen der opstanding´ het huwelijk niet zullen kennen? Met andere woorden: over Gods bedoeling met mensen is in Genesis 1 en 2 nog niet alles gezegd. Genesis 1 en 2 nemen hun plaats in in het geheel van de Bijbel. Alleen vanuit dat geheel kunnen wij er gevoel voor krijgen wat Gods bedoeling is. Maar binnen dat geheel zijn Genesis 1 en 2 wel belangrijk. Al wordt ons hier niet alles getoond, er wordt wel in grote duidelijkheid gezegd dat we niet heen kunnen om de centrale plaats van de manvrouwrelatie voor het menszijn. Eigenlijk wordt dat alleen maar bevestigd vanuit het einde, met daarin zo centraal de vereniging van het Lam met de gemeente van Christus als zijn bruid. In die zin blijven Genesis 1 en 2 normatief: God heeft de mens heel bewust geschapen als man en vrouw. Dat is een grondstructuur, die zelfs in de voleinding nog zichtbaar blijft.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.