2002-08-11 n.m.
Ds. A. van der Dussen
GeloofsbelijdenisTwee hoofdlijnen In hoeverre moet de ander eraan meewerken, wil je hem of haar kunnen vergeven? Die vraag komt altijd weer op als je het hebt over het vergeven van onze schuldenaren. Moet die ander eerst berouw hebben, schuldbelijdenis doen? Zo ja, ben je dan van de verplichting om te vergeven ontheven als de ander geen blijk geeft van wroeging, of zelfs al uit je leven verdwenen is nog voor het zover kon komen? Zo nee, waar loopt vergeven dan op uit? Misschien lacht die ander wel om jouw vergeving! Misschien leeft hij of zij gewoon door. Wordt vergeving dan niet te makkelijk, te goedkoop? Over deze vragen gaat het vanmiddag. Ik trek vanuit I Samuël 25 en Romeinen 2 twee hoofdlijnen. De eerste is, dat vergeving een proces is dat in de eerste plaats jouzelf aangaat. De tweede is, dat - christelijk gesproken - vergeving nooit goedkoop kan zijn.
In de geschiedenis van David en Nabal valt op, dat David de tussenkomst van Abigaïl als bevrijdend ervaart voor zichzelf. Nadat deze onbehouwen boer David verschrikkelijk beledigd heeft, neemt zijn vrouw alle schuld op zich en vraagt zij David om vergeving. Die krijgt zij, maar het verrassende is dat David zich daarbij niet als weldoener maar als welgedane beschouwt. Zie vers 33,34:
"Gij hebt mij op deze dag ervan weerhouden om bloedschuld op mij
te laden en het recht in eigen hand te nemen. ... De HERE heeft
mij ervoor bewaard u kwaad te doen."
Frappant: de daad van vergeving wordt hier opgevat als in de
eerste plaats heilzaam voor David zelf. Waarom? Omdat hij de
weg van wraak en vergelding (vgl. vers 17), waarop hij de eerste
stappen had gezet, als verkeerd ervaart. David was bezig het
recht in eigen hand te nemen, en dat deugde niet. Inderdaad was
dat het argument van Abigaïl: "U dreigt zonder oorzaak bloed te
vergieten en uzelf recht te verschaffen," vers 31. Jezelf recht
verschaffen: dat kan namelijk niet; om recht te verschaffen heb
je een onpartijdige rechternodig. Als je jezelf recht verschaft ben
je partij en rechter tegelijk, ofwel: een partijdige rechter. Dat
kan nooit goed gaan. Dat zie je bij David ook: hij is woedend en
vol wraakzucht. Hij zal die stomme Nabal wel eens een lesje leren.
Hij vliegt Nabal om zo te zeggen naar de keel. Abigaïl zegt: "Laat
dit aan God over. Dat is de hoogste rechter. Laat het aan Hem
over recht te doen." En dan laat David Nabal los. Hij doet Nabal
geen kwaad, vs. 35. Dat is: vergeving. Vorige keer zei ik:
vergeving is met andere gevoelens over iemand denken. Hier zie je
dat dat betekent dat de wraakzucht verdwijnt. Nabal mag wat
David betreft verder leven. David laat Nabal vrij. Dat is geen
goedkoop gebaar: daarover straks, als ter sprake komt dat de
HEER David recht doet. Nu gaat het erom dat David, door op
deze wijze Nabal vrij te laten, zichzelf voor kwaad doen behoedt.
Dat sluit aan bij wat in Romeinen 12:21 staat: "Laat u niet
overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het
goede." Een mens die door wraakzucht wordt bezield, wordt op
sleeptouw genomen door het kwaad. Hij laat zich door het kwaad
van de tegenpartij besmetten. Niet kunnen vergeven is zo gezien
iets heel griezeligs. De macht van het kwaad krijgt jou in z´n
greep. En vergeven is dat je uit die macht loskomt en een dam
opwerpt tegen het kwaad. Het komt mij voor wat we ons daarvan
niet altijd scherp genoeg bewust zijn, dat we zelf iets lelijks
krijgen als we niet willen vergeven. Ik herhaal wat ik in de vorige
preek gezegd heb: de oproep om te vergeven is niet zozeer wet, in
de zin van een ´moeten´ dat direct moet worden opgevolgd, als wel
evangelie, in de zin van een heilzaam aanbod. Het is een richting
die gewezen wordt, en het vraagt tijd om die kant op te gaan.
Leren vergeven is een heel proces. Maar wie het niet wil leren,
dreigt zelf verstrikt te raken in het kwaad. Daarom gaat vergeving
in de eerste plaats jouzelf aan: jij laat je niet overwinnen door
het kwade. Jij komt vrij te staan tegenover het kwaad dat de
ander tegenover jou begaan heeft. Je neemt het niet over. Je
wordt er niet door besmet. Als dat zo is, is de houding van de
ander uiteindelijk ook niet dominant. Als jij je voor je daad van
vergeving afhankelijk maakt van de schuldbelijdenis van de ander,
maak je je van de ander afhankelijk. Dan ben je al niet meer vrij.
Juist omdat vergeving alles te maken heeft met de strijd tegen
het kwaad in jouzelf, is het mogelijk om de reactie van de ander
niet af te wachten. Het betekent ook dat vergeving niet altijd
neerkomt op herstel van een relatie. Vergeving is niet hetzelfde als
verzoening. Voor verzoening zijn twee partijen nodig. Voor
vergeving niet. Of vergeving tot verzoening leidt, is nog maar af
te wachten. Voor verzoening, herstel van de verhouding, is een
schuldbelijdenis onmisbaar, en is gedragsverandering bij de ander
onmisbaar. Voor vergeving niet. Je ziet het aan de relatie tussen
David en Nabal. Die komt niet meer goed. Dat lag niet aan David:
die had Nabal op voorspraak van Abigaïl losgelaten. Hij vloog hem
niet langer naar de keel. Paulus zegt niet voor niets nuchter in
Romeinen 12: 18: "Houdt zo mogelijk, voor zover het van u
afhangt, vrede met alle mensen."
Nu de andere hoofdlijn. Die is, dat het motief van het ´recht
doen´ en ´vergelding´ niet in het niets verdwijnt. David laat Nabal
vrij bij de gratie van zijn geloof, dat de HEER zijn rechtsgeding
voert, I Samuël 24: 13, vgl. 25: 39. Het kwaad, hem aangedaan,
wordt niet weggepraat. Het wordt bij God neergelegd. Die moet er
iets mee doen. Zo ook in Romeinen 12. De oproep aan de lezers
om zichzelf niet te wreken gaat gepaard met de verzekering dat
de HEER voor hun recht opkomt, vers 19. Het lijkt tegenstrijdig.
Is het geen verkapte wraakzucht om de HEER te vragen de
vergelding voor zijn rekening te nemen? Wel, inderdaad zit hier
een spanning die niet op te lossen is, waarvan het ook niet gewenst
is dat die opgelost wordt. Het heeft er mee te maken dat
vergeving niet goedkoop mag worden. Het kan toch niet zo zijn dat
mensen ongestraft de vreselijkste dingen doen. Het is de spanning
die onvermijdelijk opkomt als er meedogen is met de dader: "en
het slachtoffer dan?" Het is de spanning tussen genade en recht.
Heel de Bijbel door wordt die spanning volgehouden, tot in het
hart van de verzoening. Op een of andere manier, hoe moeilijk
voor ons ook te doorgronden, gaat ook Gods vergeving samen met
gerechtvaardigde toorn, met oordeel. Zie er, als het over onze
menselijke vergeving gaat, van af om het op formule te krijgen.
Houdt liever vast aan dat dubbele gevoel: dat je wel wilt vergeven,
maar dat je ook zo vreselijk de pijn voelt. Je neemt jezelf niet
serieus als je die pijn wegmoffelt. Je moet iets met die pijn doen.
Concreet: het bij God neerleggen. Die moet er wat mee doen, met
allebei de partijen. Hij is rechter! Vergeving wordt iets weeïgs,
iets klefs, als je de kant van het recht doen verdonkeremaant. In
de Bijbel is het een heel dominant motief; dat God rechter is,
recht doet tussen mensen en daarbij niet alleen voor de daders
opkomt maar ook voor de slachtoffers. Bij vergevingsgezindheid
hoort dan ook dat je jezelf als slachtoffer serieus neemt. Is
´slachtoffer´ een te groot woord, neem dan ook het woord
´vergeving´ niet in de mond. Maar als het niet een te groot woord
is, weet dan dat God jouw recht zal behartigen. Zo kun je de
ander vrijlaten: in het geloof, dat God die ander ter
verantwoording zal roepen. Daar moet je eens over nadenken. Dat
is wat. Dat God die ander ter verantwoording zal roepen voor wat
hij/zij jou heeft aangedaan. Dat God die ander zelfs naar de hel
zou kunnen sturen voor wat hij/zij jou heeft aangedaan. Ga het zo
eens zien. Zie die ander in het licht van de eeuwigheid, van Góds
rechtvaardig oordeel. Als je dat doet, komt er ruimte voor
menselijke vergeving, voor loslaten. Dan immers mag je erop
vertrouwen dat het kwaad niet door de vingers wordt gezien -
verre van dat. Het kwaad wordt dan zo weinig door de vingers
gezien, dat er dan zelfs ruimte komt voor iets van barmhartigheid,
voor de liefde tot de vijand zoals Paulus daarover spreekt.
Misschien kan alleen iemand die weet heeft van het strenge en
rechtvaardige oordeel van God mild worden voor zijn beulen. Gek
genoeg hebben we dus het geloof in Gods laatste oordeel nodig om
te kunnen vergeven, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt. Alleen zo
namelijk kun je recht doen aan je eigen pijn, zonder dat je in
wraakzucht vervalt. Alleen zo is vergeving niet goedkoop. En
tegelijk is het zo volop vergeving: iemand zijn vrijheid teruggeven.
De vrijheid om voor God te staan. Vergeving is zo ook altijd
bidden voor de ander: "God hebbe zijn ziel."
Amen.
Amen