Preek over
2017-04-09 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Uit grondeloze diepten put God licht
Liturgie:
♪ Psalm 118: 1, 8
♪ Gezang 182: 1, 2
♪ E77 – Hij kwam bij ons, heel gewoon
Matteüs 26: 47-56; 27: 1-5, 15-26
Matteüs 26: 53, 54 – Uit grondeloze diepten put God licht
♪ E100 – Jezus alleen
Lezing van de geboden – het eerste gebod
Psalm 73:10
Geloofsbelijdenis
♪ Gezang 444
♪ Zingen en bidden in huis en kerk 574: 1, 2, 3
Judas
Men heeft wel gezegd dat er bij Judas niet van echt berouw sprake zou zijn. Hij zou slechts oppervlakkig ‘spijt’ hebben. Dat lijkt mij een gekunsteld onderscheid. Van Judas wordt namelijk hetzelfde gezegd als van de zoon in de gelijkenis van Matteüs 21:28-32. Die weigerde aanvankelijk om in de wijngaard van zijn vader aan het werk te gaan, maar later bedacht hij zich en ging hij alsnog, Matteüs 21:29. Een echte omslag dus. Even opmerkelijk is dat het in Matteüs 27:3 gebruikte woord voor ´berouw krijgen´ ook in 1 Samuël 15:35 opduikt. Daar heeft het betrekking op de ‘omslag’ die zich bij de HERE God zelf voltrekt:
De HERE had berouw, dat Hij Saul tot koning over Israël had aangesteld. (Vertaling NBG 1951)
Er is dus geen reden om te veronderstellen dat Judas alleen maar met oppervlakkige gevoelens van ‘spijt’ rondgelopen zou hebben. Dat blijkt ook hieruit dat hij een oprechte schuldbelijdenis uitspreekt:
Ik heb een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren. (Matteüs 27:4)
Hij gebruikt daarbij een uitdrukking die vaak in het Oude Testament voorkomt en die de NBG-vertaling van 1951 weergeeft met ‘onschuldig bloed’. Het je vergrijpen aan ‘onschuldig bloed’ is een misdaad die de HEER hoog opneemt, zie Psalm 106:38; 2 Koningen 24:4; Jeremia 26:15. Het is nogal wat dat Judas zegt: ‘Ik heb mij aan die misdaad schuldig gemaakt.’ Zo krijgt hij bijna iets sympathieks. Het walgelijke van de meeste Duitse oorlogsmisdadigers die na de Tweede Wereldoorlog in Neurenberg veroordeeld werden, is hun halsstarrigheid. Zij vonden nog steeds dat zij de goede keuze gemaakt hadden, en probeerden zich uit te kletsen onder hun verantwoordelijkheid voor de misdaden tegen de menselijkheid van de Nazi’s. Hoe indrukwekkend is, daarmee vergeleken, Judas’ zelfinzicht, en de verantwoordelijkheid die hij voor zijn gedrag neemt. Wat steekt daarbij ook de kilheid af van de hogepriesters en oudsten:
Wat gaat ons dat aan? Zie dat zelf maar op te lossen! (27:4)
Matteüs lijkt te willen zeggen: daar staan de eigenlijke boosdoeners. En dan toch dat afschuwelijke van Judas’ zelfmoord. Och, wat is dat dramatisch – een drama binnen een nog veel groter drama. Judas – slachtoffer van zijn eigen vlaag van verstandverbijstering, niet bij machte het kwaad dat hij ontketend heeft te keren. Hier zie je iets van de totale wanhoop die mensen bevangen kan door de combinatie van schuldbesef, en machteloosheid. In de wanhoopsdaad van Judas weerspiegelt zich de verschrikkelijke macht van het kwaad, die gevoelens van machteloosheid oproept.
Pilatus
Die gevoelens van machteloosheid zie je opmerkelijk genoeg ook bij Pilatus. Zeker, hij is de machthebber die beschikt over leven en dood. Maar de besluitvorming zoals Matteüs die schetst laat zien, dat hij zich op een weg begaf die hem eigenlijk tegenstaat en die hij al tegenstribbelend gaat. Die in zijn hart weet hij dat Jezus onschuldig is, 27:18,23. Alarmerend is het tussenbeide komen van zijn vrouw, die hem waarschuwt om zich niet aan Jezus te vergrijpen:
Laat je niet in met die rechtvaardige! (Matteüs 27:19)
Hij zoekt zijn toevlucht dan ook tot de ruil met Barabbas, om zo aan een veroordeling van Jezus te ontkomen, 27:15-21.Ongetwijfeld had Pilatus verwacht dat het volk, eenmaal voor die keuze gesteld, Barabbas zou laten veroordelen. Maar het pakt anders uit: de hogepriesters en oudsten krijgen het voor elkaar dat het volk tóch schreeuwt om de dood van Jezus, Matteüs 27:20. En zo draait het erop uit dat Pilatus Jezus veroordeelt, 27:26. Daarbij probeert hij zich onder zijn verantwoordelijkheid uit te wurmen:
Ik ben onschuldig aan de dood van deze man. (27:24)
Het contrast met Judas is opmerkelijk. Die nam immers wél de verantwoordelijkheid voor deze verschrikkelijke gebeurtenissen op zich. Het contrast met Judas wordt nog versterkt, doordat dezelfde kille woorden die Judas over zich heen kreeg, door Pilatus actief gebruikt worden om afstand te nemen van de hogepriesters en de oudsten van het volk:
Zie het zelf maar op te lossen. (Matteüs 27:24, vgl. 27:4)
Werd Judas afgescheept – Pilatus is degene die zelf afscheept. Het portret dat daarmee van hem geschetst wordt is uitgesproken negatief. Hij had als rechter zijn rug recht moeten houden. Het is hem zeer kwalijk te nemen dat hij dat niet gedaan heeft. Maar eerlijk is eerlijk: hij zat in een lastig parket. Er dreigde oproer, 27:24. Er was een dynamiek ontstaan die hij niet meer in de hand had. Was Pilatus een slappeling? Het lijk er wel op. Maar er had hier ook wel een man van groot formaat moeten staan om in deze gevaarlijke situatie het recht te handhaven. Pilatus heeft dat formaat niet. Zelfs hij, de machtige Romein, toont zich hier meer een speelbal van de gebeurtenissen dan de regisseur in het drama. De hogepriesters en oudsten drijven hun wil door, en hij –uiteindelijk delft hij het onderspit.
Grondeloze diepten
Zo gaat Jezus zijn dood tegemoet. Judas wilde het niet, bij nader inzien. En Pilatus eigenlijk ook niet. En toch gebeurt het. Zo machtig is het kwaad. Het wedervaren van zowel Judas als Pilatus lijkt het bange vermoeden te bevestigen dat het kwaad overwint. Dat bange vermoeden – bekruipt het uw hart nooit? Als u ziet wat er in Syrië gebeurt? In Soedan? In uw eigen omgeving? Onderstrepen de machteloze wanhoop van Judas en de gewetenloze slapte van Pilatus niet dat er geen kruid gewassen is tegen de demonie in deze wereld? Je zou het zomaar kunnen gaan denken. Maar wat is het dan goed om te letten op de belichting die de Heer zelf geeft op deze gebeurtenissen. Machteloos? Slap? Mensen wel, ja. Maar God niet. Als Jezus gewild had, had Hij zijn Vader kunnen vragen twaalf legioenen engelen te sturen! (26:53) Aan macht om het kwaad tegen te houden ontbrak het niet. Er was iets anders aan de hand. Want, zo vraagt Jezus, als die macht was ingezet,
hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, waar staat dat het zo moet gebeuren? (26:54)
Geheimzinnig is het, dat ‘moeten’. En tegelijkertijd vol licht. Want dit ‘moeten’ is niet de onvermijdelijkheid van het noodlot, maar heeft te maken met
planmatigheid. Al eerder, toen Hij zijn leerlingen voorbereidde op de reis naar Jeruzalem, had Hij dat in verband gebracht met een Hem opgegeven programma:
Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden. (Matteüs 16:21)
In Getsemane had Hij gebeden:
Laat het niet gebeuren zoals ik het wil maar zoals U het wilt. (26:39, 42)
Het is bij de wil van God dat onze Heer Jezus nu, in deze donkerste uren van zijn leven, houvast vindt. Is Hij de willoze prooi van onoverwinnelijk kwaad? De
Schriften doen Hem ontkomen aan die conclusie.
Zij moeten in vervulling gaan Ontroerend is dit, dat Jezus in het diepst van zijn strijd houvast vindt in de Schriften. Dáárin stuit Hij op vaste grond onder de voeten. Dat is de waarde van de Bijbel, ook voor ons. In de levenslange omgang ermee kun je er licht op je pad in vinden. Zo heeft Jezus bijvoorbeeld houvast gevonden in Psalm 118:22,23:
De steen die de bouwers afkeurden is een hoeksteen geworden.
Dit is het werk van de HEER, een wonder in onze ogen. (Matteüs 21:42):
De verschrikkelijke overmacht van het kwaad dat Jezus trof stond dus in relatie tot het heerlijke werk van God: Hij werd de prooi van zijn vijanden om zo onze redding te funderen! Vanuit zijn vertrouwdheid met de Schriften heeft Jezus dat ontdekt. En zo zijn én Judas, én Pilatus, én de hogepriesters en oudsten, uiteindelijk dienstbaar aan dat wat God beoogt. Laat uw conclusie niet zijn dat het kwaad in zijn overmacht zegeviert, maar dat God zijn heilsplan volvoert. Wat zou er een licht voor Judas hebben geschenen, als die boodschap ook zijn hart had bereikt. Hoe anders zou hij wellicht gehandeld hebben, als hij had opengestaan voor dat enorme geheim, dat Jezus moest sterven, om verzoening te bewerken voor mensen als hij Judas lijkt hier model te staan voor al die mensen die tot geen andere conclusie kunnen komen dan dat het kwaad, ook hun eigen kwaad, in deze wereld overwint. Laat mij, als dienaar van het evangelie, het zeggen tegen iedereen die net als hij verstrikt is geraakt in gevoelens van zelfverwijt en machteloosheid: geef de moed niet op.
Christus moest veroordeeld worden om ons
vrij te kopen. God is
groter dan het kwaad.
Uit grondeloze diepten put
Hij licht, en vreugde uit pijn.
Hij voert volmaakt zijn plannen uit,
zijn wil is souverein. (Liedboek voor de kerken. Gezang 447:2)
Amen.
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.