Preek over Matteüs 18:1-6

2017-02-26 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Krimpen

Liturgie:

♪ Psalm 62: 4, 5
♪ Opwekking 717 – Stil, mijn ziel, wees stil
Maleachi 3: 2, 3a
Voordragen: Thomas Merton – Onderzoek en Inzicht
♪ Psalm 139: 14
♪ Hemelhoog 430 – Je hoeft niet bang te zijn
♪ LZBHK 942
Matteüs 18: 1-6
♪ E125 – Laat de kind’ren tot Mij komen
♪ Hemelhoog 344: 1, 2, 3

Flink krimpen

Vanmorgen moet ik u teleurstellen. Naar het besef van veel christenen stelt de Heer hier kinderen aan de leerlingen ten voorbeeld vanwege hun ‘kinderlijk vertrouwen’. Maar niets in de tekst wijst daarop. Het gaat in feite over één ding: status. Want het begint met de vraag van de leerlingen: ‘Wie is de grootste in het Koninkrijk van de hemel?’ (vers 1) Ten antwoord plaatst onze Heer een kind in het midden van zijn leerlingen. Dat moet schokkend voor hen zijn geweest. Want kinderen waren toen bij lange na niet de prinsjes en prinsesjes zoals wij die kennen. In zijn tijd dachten de mensen tamelijk negatief over kinderen. Ze telden maar half mee. Misschien hadden de mensen bij kinderen dezelfde associatie als veel mensen nu bij dementerende bejaarden. Stel je voor, dat de Heer daar in het midden een heel oud iemand laat plaats nemen. Scheef in de stoel. Het speeksel loopt uit zijn mond. Heeft onze samenleving niet bij zulke medemensen het gevoel dat ze niet meetellen? Zo keken de tijdgenoten van de Heer naar kinderen, met dit verschil dan dat het met die kinderen nog wat kon worden, en dat de bewoners van het verpleegtehuis ’hun tijd gehad hebben’. Let ook op de overgang in de verzen 4, 5 en 6. Nadat Hij eerst nog sprak van dat ene, concrete kind in het midden, heeft Hij het vervolgens meer in het algemeen over ‘zo’n kind’, om uit te komen bij  ‘een van de geringen die in mij geloven’. In het geding is dus klein, gering zijn. Vandaar ook dat de Heer zijn leerlingen in vers 4 oproept om zich te vernederen, om zich klein en gering te maken. Hoor het Hem tegen uzelf zeggen:
 
‘Het wordt tijd dat jullie krimpen, flink krimpen, net zolang tot jullie net zo’n lage status hebben als onnozele kinderen die jullie zo in de weg kunnen lopen, of als die dementerende oude mensen, waar jullie samenleving zich zo slecht raad mee weet.’

Ons woord ‘onaanzienlijk’ duidt het perfect aan: mensen die geen aanzien hebben, nog niet, of niet meer, of nooit gehad. Je ziet ze over het hoofd. Je wilt ze ook liever niet zien. Ze zijn niet oog-strelend, bepaald niet. Ze zijn ‘gering’, letterlijk: ‘klein’. Ze voelen zich ook klein, net als Gideon (‘ik ben de kleinste in mijns vaders huis’, Rechters 6:15) en Saul (‘Ben ik niet een Benjaminiet, uit een van de kleinste stammen van Israël?’, 1 Samuël 9:21). Denk ook aan de uitdrukking waarmee in onze taal de mensen uit de lagere klasse van de samenleving worden aangeduid: ‘de kleine man’.

Oog voor ze hebben

Onze Heer Jezus zegt nu twee dingen. 1. Word net zo klein. 2. Heb oog voor ze, en haal niet je neus voor ze op. Ik begin met dat laatste. Wat in 18: 5 staat lijkt op wat in 25:40 wordt gezegd:
 
Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op.

Alles wat Julie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten (!) van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.
 
En dus: als jij voor een bescheiden salaris in een verpleeghuis gaat werken om dementerend bejaarden te verzorgen, verzorg jij jouw Heer. Want onze Heer Jezus zelf is er zo een die alle aanzien kwijt is – aan het kruis. Denk aan Jesaja 52:14:
 
Gruwelijk, onmenselijk was zijn aanblik.

Kook jij voor daklozen? Misschien doe je het wel voor onze Heer. O, wat zijn er onnoemelijk veel onopvallende mensen in deze wereld. Niet mooi om te zien. Onbeduidend. Nooit halen ze de krant. Maar als jij ze ziet staan, zie je de Heer zelf staan. Ook omgekeerd. Als jij het die mensen moeilijk maakt om in Hem te geloven, kun je maar beter ‘met een molensteen om je nek in zee geworpen worden’, 18:6. We zijn gewaarschuwd,  gemeente van Christus. Ruim een eeuw geleden raakte de kerk een flink deel van de arbeiders kwijt aan het socialisme, doordat ze te laat ging inzien dat de ‘kleine man’ werd uitgebuit. De kerk bracht hen daardoor onbedoeld van de goede weg af. Hoe doen we het nu met onze laag-opgeleide broeders en zusters? Heb je oog voor ze, de leden van migrantenkerken die op maandagavond jouw kantoor schoonmaken?

Klein worden

Nu het eerste.
 
Als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan.

Kijk eens naar dat kind in het midden. Het staat er wat verlegen bij. Het vindt het eng tussen al die mannen. Het liefst zou dat kleine meisje naar haar moeder toe rennen. Kijk, het joch steekt z’n duim in z’n mond. Hij wil weg kruipen, achter de rug van zijn vader. Is dat niet wat de Heer bedoelt? Worden als een kind betekent: je weerloos en kwetsbaar weten, de bedreigende leegte om je heen toelaten, en dan in stilte schreeuwen: ‘O God! Laat mij bij U schuilen.’ Aan het kruis is onze Heer Jezus zelf in die zin geworden als de kinderen. Hij was zijn vrienden kwijt. Hij stond tegenover een bedreigende overmacht. De tijd van de wonderen was voorbij. Een weerloze, bange man. Zó vond God Hem. Zo ving God hem op. Want dat is een van de betekenissen van de opstanding: God de Vader wendde zich tot zijn lieve Zoon, nam Hem in zijn armen, richtte Hem weer op, en maakte Hem weer sterk. In de opstanding toont God dat Hij zijn Zoon niet vergeten was, en dat zijn Zoon niet vergeefs bij Hem schuilde. ‘Worden als een kind’ is dus worden als de Gekruisigde: als al je krachten en je mogelijkheden om grip te hebben op het leven je ontvallen, je laten vallen in de handen van God, zo dat Hij jou kan opvangen… Eerder kunnen wij het koninkrijk van God niet binnengaan. Naarmate wij onszelf groter en onkwetsbaarder maken, kan God minder dicht bij ons komen. Als wij onze kwetsbaarheid niet toelaten, staan wij de God van de opstanding in de weg. ‘Worden als een kind’ – dat is: net zo lang krimpen tot je ‘Abba, Vader’ durft zeggen. Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.