Preek over 1 Korintiërs 3:16 en 1 Korintiërs 14:1-5, 23-25
2016-10-09 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Een tempel bouwen
Liturgie:
♪ Psalm 113: 1, 2
♪ E132 – Loof de Here alle gij volken
♪ E113 – Kijk eens om je heen
Galaten 3: 13, 14
♪ Zingen en Bidden in Huis en Kerk lied 587: 2, 7
Efeziërs 4: 32
♪ Psalm 133: 1
1 Korintiërs 3: 16; 14: 1-5, 23-25
♪ Gezang 320: 1, 2, 3, 4
♪ Gezang 44: 1, 2, 3
“God is in uw midden”
Dat is wat: een ongelovige buitenstaander die de samenkomst van de gemeente bezoekt, werpt zich ter aarde, aanbidt God en belijdt: “God is in uw midden!” (1 Korintiërs 14:25) Hij zegt niet: “Wat een aardige mensen zijn jullie!” Of: “Ik heb me goed vermaakt, vanmorgen!” Nee, dit: “God is in uw midden.” Dat zegt veel over de kerk. Heel concreet wordt zo wat Paulus eerder in de eerste brief aan de Korintiërs schreef over de kerk als
tempel:
U bent een tempel van God en de Geest van God woont in uw midden. (1 Korintiërs 3:16)
Een tempel is immers een gebouw waarin je God kunt vinden. Eigenlijk zegt Paulus dus dit: “Zoek je een plek waar God woont? Let dan niet op de heilige gebouwen in deze wereld. Ga naar de gemeente van Christus. Dáár vind je God en zul je je in eerbied voor Hem ter aarde werpen!”
Verbazing en ongeloof
Als je dat tot je door laat dringen, kun je verbazing en ongeloof ervaren. De gemeente van Christus als tempel waarin God woont? God vinden waar christenen bijeen zijn in een kerkdienst? Menigeen zoekt God liever ergens anders. In de natuur, bijvoorbeeld, of in de muziek. Daarentegen staan kerkdiensten er voor veel mensen die God zoeken niet goed op. Ze kunnen worden ervaren als saai, of leerstellig, of lawaaierig, of dor, vol ven gekissebis, verstoken van heiligheid. Nee, weinig mensen zullen op zoek gaan naar een kerkdienst als ze God willen vinden… Het lijkt daarom een onbereikbaar ideaal dat Paulus schetst, van die ongelovige buitenstaander die God vindt in de samenkomst van de gemeente en in aanbidding voor Hem neervalt…
Doorgrond worden
Maar laten we niet te gauw zeggen: “Dit kunnen we vergeten.” Beter is het om na te gaan hoe Paulus zich dit precies voorstelt. Wat blijkt? Die ongelovige buitenstaander ervaart Gods aanwezigheid, doordat hij in die samenkomst van Christus’ gemeente zichzelf leert kennen als nooit tevoren.
Alles wat hem heimelijk beweegt zal aan het licht komen. (1 Korintiërs 14:25)
Die woorden roepen gedachten op aan het laatste oordeel. Immers, zo spreekt Paulus ook over Christus als Hij komt:
Hij is het die aan het licht zal brengen wat in het duister verborgen is en zal onthullen wat de mensen heimelijk beweegt. (1 Korintiërs 4:5)
Je kunt ook denken aan psalm 139, waarin HEER ons zijn goddelijkheid betoont, juist doordat Hij ons door en door kent:
Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven. (Psalm 139:6)
Dit is een van de dingen die gebeuren als je God ontmoet: je weet je gekend door Hem tot in je diepste wezen. Zo gezien is het niet vreemd dat die ongelovige buitenstaander Gods aanwezigheid ervaart als hij door de profetisch sprekende gemeenteleden wordt ‘doorgelicht’. Want het zijn bij uitstek de profeten die van God de gave krijgen om aan mensen te onthullen hoe het er met hen voorstaat. Denk aan wat de Samaritaanse vrouw zei toen de Heer Jezus haar confronteerde met haar talloze relaties en zo de diepste werkelijkheid van haar leven aan het licht bracht:
Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet bent! (Johannes 4:19)
Denk ook aan de profeet Nathan, die koning David onthult wat er met hem aan de hand is als hij zich schuldig heeft gemaakt aan overspel en moord, 2 Samuël 12:1-7. Het is zoals Paulus het zegt in 1 Korintiërs 14:24:
Door de profetie wordt een mens beoordeeld en terechtgewezen.
Terecht wijzen de uitleggers in dit verband ook op Hebreeën 4:12:
De woorden van de levende God zijn krachtig. Ze dringen diep door in ons hart, nog dieper dan een scherp zwaard. Want God weet wat ons van binnen bezig houdt. En hij beoordeelt onze gedachten en verlangens. (BGT)
Zó is God in de samenkomst van de gemeente aanwezig. Via de gemeenteleden die profeteren doorgrondt en kent Hij mensen, en brengt Hij aan het licht waarvan zij zich niet bewust waren, komt aan het licht. In de ontmoeting met de profeterende gemeente weet een mens zich
geconfronteerd met God. Hij ontdekt mens zijn vervreemding van God. Zij gaat zichzelf zien in het helle licht van Gods heiligheid. En zo komt het tot zijn of haar bekering. Tenminste: zo kan het gaan. Calvijn merkt in zijn commentaar op deze verzen uit 1 Korintiërs 14 nuchter op, dat het niet
altijd zo toegaat. Wat Paulus hier zegt, komt uit zijn vurig verlangen voort dat héél de gemeente profeteert, 1 Korintiërs 14:24. Ja, als dat toch eens waar zou zijn… Dan zou een ongelovige buitenstaander vast en zeker tot de conclusie komen dat God in het midden van de gemeente van Christus woont, en zich tot Hem bekeren!
Genezend
Het is misschien niet het eerste wat wij zouden bedenken als het erom gaat dat een mens een tempel binnengaat en stuit op de aanwezigheid van God. Maar zou het ooit anders kunnen zijn? Is het niet onvermijdelijk, dat in de ontmoeting met God onze ware aard zichtbaar wordt? Werkelijk tot God naderen zal altijd schokkend voor ons zijn. Want dan worden wij geconfronteerd met de diepste waarheid over ons leven. Tegenover mensen kunnen wij de schijn ophouden. Voor onszelf kunnen wij een raadsel zijn. Alleen als wij in het volle licht van de Heilige komen te staan zal kristalhelder worden wie wij eigenlijk zijn. En ergens is dat toch ook heel bevrijdend. Want we kunnen onszelf schade toebrengen door ons diepste roerselen maar toe te dekken en te verdringen. Het is genezend, als onze diepste verlangens én onze diepste angsten, waar wij zelf uiteindelijk geen grip op hebben, door God worden opgediept. Want voorop staat bij Paulus, dat de God die ons zo door en door kent, in Christus een genadige God is. De profeet Nathan confronteerde David niet alleen met de bittere waarheid van zijn leven, maar stelde hem ook vergeving in het vooruitzicht toen David zijn schuld erkende, 2 Samuël 12:13. De God van Jezus Christus haalt al het verborgene tevoorschijn, niet omdat Hij ons door de grond wil laten zakken, maar omdat Hij ons wil brengen tot de dankbare erkenning dat Christus ook voor ons gestorven is. De God die ons doorgrondt en kent, stelt zich in Christus door en door verzoenend op. Als Christus’ gemeente profetisch spreekt, is dat daarom óók troostend en bemoedigend, 1 Korintiërs 14:3.
De gaven van de Geest
Het is een verrassend perspectief dat zo in 1 Korintiërs 14 geschetst wordt. Als het zo zou toe gaan in de kerkdienst, kun je je inderdaad voorstellen dat er iets van een ontdekkende ontmoeting met God plaats vindt. Maar dan moet dat profetisch spreken van de gemeente wel uit de verf komen. Dat is onontbeerlijk, wil de kerk echt een tempel worden waarin God woont. Het is dan ook niet toevallig dat Paulus het profetisch spreken in de kerk ziet als iets waarmee die tempel wordt
opgebouwd. Sterker dan in de NBV uitkomt legt hij in het begin van 1 Korintiërs 14 daarop alle indruk. Profeteren is opbouwwerk! Zie bijvoorbeeld 1 Korintiërs 14:3,4,5 in de weergave van de Naardense Bijbel:
Wie profeteert tot de mensen spreekt met opbouw en bemoediging en troost. Wie spreekt in een vreemde taal bouwt alleen zichzelf op, maar wie profeteert bouwt een gemeente op! ... Wie profeteert is groter dan wie spreekt in vreemde talen, behalve als hij het ook vertolkt, zodat de gemeente de opbouw ontvangt.
Dáárom vindt Paulus de profetie zo belangrijk. Het gaat er om dat er in de wereld tempels zijn waarin God woont, en waar een mens Hem kan vinden en in zijn heilige licht gesteld wordt. Vandaar, dat hij de Korintiërs aanspoort zich vóór alles op deze gave van de Geest te richten. Let wel: het is een
gave van de Geest, 1 Korintiërs 14:1. Vanuit onszelf is er uiteraard geen sprake van dat wij mensen kunnen doorgronden en ontdekken aan henzelf. Dat kan alleen God. Maar, verbazingwekkend genoeg, God wil ons door zijn Geest schenken, dat het ook in de christelijke gemeente komt tot dat werpen van zijn heldere licht over mensen. Denk daar niet te gering van. Bij God is de profetie zo maar te geef, 1 Korintiërs 12:4,9. Het is een
genadegave, Romeinen 12:6! En dus – als wij als kerk voor ons gevoel misschien niet zo heel erg een tempel zijn waar God in woont, wanhoop dan niet. Het is werkelijk geen vraag of God zijn gaven wil uitdelen om die tempel op te bouwen. Misschien is vooral de vraag, of
wij levende stenen van die tempel willen zijn. In eerste instantie lijkt dat helemaal geen vraag te zijn. Het is immers een aanlokkelijk perspectief dat Paulus schetst: een gemeente die door de kracht van de Geest aan de mensheid betuigt dat de levende God ons doorgrondt en kent. Maar bij nader inzien kunnen er toch reserves bij ons zijn. Ik noem er twee. In de eerste plaats: we leven in een tijd waarin veel nadruk wordt gelegd op behoeftebevrediging. Dat werkt door in het religieuze. Aardig wat mensen gaan in de eerste plaats naar de kerk om hun religieuze behoeften te bevredigen. Dat wordt wel eens bestempeld als ‘heils-egoïsme’. Dat is scherp gezegd, maar er zit een kern van waarheid in. Want wat Paulus hier aanbeveelt is niet dat jouw wensen bediend worden in de kerk (vergelijk 1 Korintiërs 14:4), maar dat je je schouders zet onder de opbouw van een tempel waarin de wereld God kan vinden. De vraag is of we dat willen. Zijn we bereid de zaken om te draaien, en niet de bevrediging van onze eigen religieuze behoeften centraal stellen, maar te werken aan de opbouw van die tempel? In de tweede plaats: de gave van de profetie heeft iets confronterends. Daar willen we in de kerk nog wel eens voor terugschrikken. Er is aarzeling om elkaar de waarheid te zeggen. Het priesterlijk-verzorgende ligt menig christen meer dan het profetische. En dus is de vraag, of we echt open staan voor de gave van de profetie. Zo nodigt Gods royale belofte van de gaven van zijn Geest, ons uit om eens kritisch naar onszelf te kijken. Willen wij God zo confronterend in ons midden hebben? Vinden wij het goed dat zijn Woord, behalve dat het ons troost en bemoedigt – dat zeker ook! – daarnaast de
waarheid over onszelf onthult? Staan wij open voor een gemeentelijk leven dat dienstbaar wil zijn aan Gods aanwezigheid in de wereld, en waarin het niet draait om onze persoonlijke religieuze behoeftebevrediging? Laat het machtige vergezicht van Paulus in 1 Korintiërs 14 ons over de streep trekken! Amen.
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.