Preek over Hebreeën 13:20, 21
2016-03-27 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Pasen: een boodschap voor mensen die onderweg zijn
Liturgie:
♪ LZBHK lied 637
♪ Psalm 118: 8, 9
♪ E130 – Klap in je handen van blijdschap
♪ E85 – Hosanna
♪ Hemelhoog lied 202 (= Opwekking 614) – Uw genade is mij genoeg
Matteüs 28: 1-10
♪ Hemelhoog lied 186 – In een donker graf gevangen
Matteüs 28: 11-20
♪ E153 – Sing halleluja to the Lord
♪ Gezang 215
♪ LZBHK lied 305
♪ Mighty to save (Hillsong)
♪ Psalm 150
Gods volk onderweg
Vandaag luisteren we, voorlopig voor het laatst, naar de boodschap van de brief aan de Hebreeën. Het betreft verzen uit het afsluitende gedeelte van de brief. Met deze woorden neemt de schrijver afscheid van zijn lezers. Zie het ook maar zo, dat hij vandaag afscheid neemt van
ons. Het is als bij een jongere die een wereldreis gaat maken. De rolkoffer is dicht geklikt; de rugzak wordt omgedaan. Het is tijd om afscheid te nemen. Nog een laatste woord: “Pas goed op jezelf. Vergeet niet af en toe te bellen. Weet je zeker dat je je paspoort bij je hebt?” Een laatste omhelzing. En dan: “À Dieu. Ga met God.” Ik schets niet voor niets dit beeld. In deze brief valt er veel nadruk op dat we als gelovigen op reis zijn, net als Abraham op doorreis was naar het Vaderland, 11:9,10, 14-16. Zoals hij uitzag naar een stad met fundamenten (11:10), kijken ook wij verlangend uit naar de stad die komt (13:14). ‘Gods volk onderweg’ – zo is de gemeente wel getypeerd aan wie deze brief geschreven is. Zo mogen wij ook onszelf zien: Gods volk onderweg. Mensen op reis. De schrijver is een eindje met ons mee opgelopen en heeft ons het een en ander mee willen geven. Nu neemt hij afscheid. Hij heeft alles gezegd wat hij te zeggen had. Een laatste omhelzing. En dan: à Dieu.
Moge God u toerusten…
Vrede
Maar dan heeft hij toch wat meer woorden nodig. We moeten onderweg vooral vasthouden dat God ‘de God van de
vrede’ is. Al eerder had hij gezegd:
Streef ernaar in vrede te leven met allen. (12:14)
Het is de bedoeling dat wij op onze levensreis vrede brengen, waar we ook gaan. Daarom:
Moge de God van de vrede u toerusten.
Opstanding
En dan moet er
nog iets bij worden gezegd. Dit:
de God die onze Heer Jezus uit de wereld van de doden heeft weggeleid.
Deze woorden slaan op de
opstanding. Die was in heel de brief nog niet met zoveel woorden ter sprake gekomen. Over het kruis is veel gezegd. Maar dit moeten we toch ook vooral weten: onze Heer Jezus leeft! Wij zijn niet stuurloos op reis. Hij, de levende Heer, gaat met ons mee en voor ons uit. Treffend is de manier waarop de schrijver Hem aanduidt. Hij noemt de Heer hier ,
de machtige herder van de schapen.,
Dat heeft enerzijds iets bekends. Ja, zo kennen we de Heer: als de goede herder (Johannes 10:11) Anderzijds legt de
schrijver een eigen accent. Hij spreekt niet van de goede herder, maar van de machtige herder, letterlijk: ‘de
grote herder van de schapen’. Dat doet hij niet zomaar. Wel vaker gebruikt hij in zijn brief het woord ‘groot’ om aan te duiden hoeveel wij van onze Heer hebben te verwachten.
Wij hebben een hooggeplaatste (grote) hogepriester, 4:14;
Wij hebben een grote Priester, 10:21 SV;
Wij hebben een grote Herder, 13:20
Prachtig is dat. Wij staan er niet alleen voor op onze reis naar Gods grote doel. Er wordt over ons gewaakt door een zeer machtige herder bij Wie we in goede handen zijn. Laten we niet denkien dat Hij enkel maar lang geleden present was, toen Hij zieken genas, en mensen onderwees, en kinderen zegende. De machtige herder is ook vandaag de dag actief.
Jezus Christus blijft dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid. (13:8)
Hij is immers opgestaan! God, de God van de vrede, heeft Hem teruggehaald uit het dodenrijk. Zo kunnen we met een gerust hart onze reis door de wereld vervolgen. Die
machtige Herder leidt ons voort. De boodschap van Pasen is er dus niet alleen voor bij het
sterven. Dat is ze zeker ook. Hoe goed is het om, als je het einde van je leven tegemoet gaat, je ervan te vergewissen dat onze Heer de dood overwonnen heeft. Maar breng je toch ook het Paas-evangelie te binnen als je volop in het leven staat. Ook in het heden, als je nog helemaal niet met de dood bezig bent, is de tijding dat Jezus onze Heer uit de dood is opgestaan zo welkom. Juist als je je met al je energie richt op je levensreis, is dit zo goed om te horen: “Onze Heer Jezus is er
nu als onze machtige herder.
Hij waakt over ons.
Hij leidt ons.”
Kruis
Toch, terwijl hij dit zegt, houdt de schrijver vast aan wat hij in zijn brief met nadruk naar voren heeft gebracht: dat Christus voor ons
gestorven is. Hij wil beslist niet dat wij, als wij vandaag blij het Paasfeest Ieren, Goede Vrijdag achter ons laten. Ook als het over de opstanding gaat komt het kruis ter sprake. De schrijver herinnert ons eraan met zoveel woorden:
God heeft de machtige herder van de schapen door het bloed van het eeuwige verbond uit de wereld van de doden weggeleid.
Die machtige Herder heeft zijn leven voor ons gegeven. Zijn kostbare bloed is voor ons vergoten, ter bezegeling van het verbond dat God met ons heeft willen sluiten, 10:29. Met dat woord ‘verbond’ duidt de schrijver erop dat God zich er als het ware
contractueel op heeft vastgelegd dat Hij ons om Jezus’ wil onze zonden vergeeft, 10:16-18. Hier, helemaal aan het eind van zijn brief, wijst de schrijver er nog eens op dat dit echt volkomen vast staat. Hij beklemtoont dat dit verbond van God tot in
eeuwigheid geldt. Vergelijk dat met hoe hij eerder sprak van
eeuwige redding (5:9; vgl. 9:12), en een eeuwig erfdeel (9:15). Zo wordt duidelijk dat de machtige herder die ons naar onze bestemming leidt, door zijn offer verworven heeft dat God zelf ons voor eeuwig en altijd genadig dichtbij wil zijn, vgl.; 4:16.
Toerusting met het goede
Nu, nu pas is er genoeg gezegd over God, en kan de schrijver eindelijk zeggen wat hij ons ten zijn afscheid wil meegeven.
Moge God u toerusten met al het goede.
Het goede. Wat is dat? Het is het goede waarmee wij het kwade overwinnen. Vgl. 1 Thessalonicenzen 5:15:
Zie erop toe dat niemand kwaad met kwaad vergeldt en streef altijd naar het goede, zowel voor elkaar als voor ieder ander.
Dat is nogal wat. Durf jij zeggen dat je je die goedheid eigen hebt gemaakt? Ik ben eerlijk gezegd bang dat deze goedheid niet in mijn bagage zit.
God is goed. “Een zeer overvloedige bron van al het goede,” zegt de Nederlandse Geloofsbelijdenis van Hem (artikel 1). Wat is dat prachtig gezegd. Kijk naar onze Heer Jezus en je weet wat ermee bedoeld is. Denk aan zijn daadwerkelijke bereidheid om zelfs zijn vijanden goed te doen.
Ons echter is die overvloedige goedheid vreemd, en dat is pijnlijk. Licht het deksel van het menselijk hart op en je ziet andere dingen. Wat een moed en vertrouwen heeft dus de schrijver van de brief aan de Hebreeën als hij ons dit ten afscheid meegeeft:
Moge God u toerusten met al het goede.
Hij legt er zich niet bij neer dat die goedheid in onze bagage ontbreekt. Hij rekent er vast op dat God zijn zeer overvloedige bron van al het goede ook via ons wil laten stromen. Hij gelooft dat wat er bij ons niet in zit, door
Hem gecreëerd wordt:
Moge Hij in ons datgene tot stand brengen wat hem welgevallig is.
Zo worden wij mensen die in het spoor gaan van onze Heer Jezus. Want wat de schrijver eerder van Jezus zei, dat Hij gekomen was om Gods wil te doen (10:7), dat zegt Hij nu van ons:
Moge God u toerusten met al het goede, zodat u zijn wil kunt doen.
Wat een kracht en wat een hoop spreekt er uit deze afscheidsgroet. De schrijver laat ons onze weg vervolgen in de stellige verwachting dat de zesde bede van het Onze Vader verhoord zal worden:
Uw wil geschiede, gelijk in de hemel zo ook op de aarde.
Dat is de uitwerking van de opstanding van de machtige herder uit de doden. Hij, die het kwade overwint door het goede, vormt een kudde die hetzelfde doet. Hij brengt nu al iets van de hemel op aarde.
De realiteit van God
“Zou het?” vraagt u misschien sceptisch. Want wat was de hemel onuitsprekelijk ver weg deze week, met die verschrikkelijke aanslagen in Brussel. De wereld leek eerder op de hel. Menigeen vervolgt zijn levensreis met lood in de schoenen. De angst zit er diep in. Wat staat ons allemaal te wachten? “À Dieu,” zeggen we. Maar wat is dat waard? Komt er van wat
Hij wil nog iets terecht? De schrijver van de brief aan de Hebreeën kijkt ons aan en zegt:
“Begrijpen jullie nu waarom ik dat beslist eerst nog moest zeggen, dat God onze Heer Jezus uit de wereld van de doden heeft weggeleid?. Ja, het is een vreselijke wereld waarin jullie onderweg zijn. Gods wil wordt met voeten getreden. Maar onderschat Hem niet! Hij is veel duidelijker en krachtiger aanwezig dan jullie vaak denken. Hij heeft onze Heer Jezus, die machtige herder, ontrukt aan de dood en opnieuw in het veld gebracht. Hij is de God van de opstanding! Daarom zijn het geen loze woorden als ik afscheid van jullie neem met de zegenbede dat Hij jullie mag toerusten met al het goede, zodat u zijn wil kunt doen. In Christus, de levende Heer, is God als die zeer overvloedige bron van al het goede een realiteit.”
Soms worden we ineens die werkelijkheid gewaar. Dan word je getroffen door de goedheid van een ander. Dan ben je zelf goed voor iemand, terwijl je het niet eens beseft. Zo maakt God deze zegenbede waar: inderdaad rust Hij ons toe met het goede, zodat wij zijn wil doen, terwijl we het zelf niet eens merken. Laten we dus vooral voor openstaan voor deze afscheidsgroet, en niet meegaan in dat sceptische gevoel dat God ver, ver weg is. Bedenk dat er een gevaar is dat groter is dan het gevaar van alle terroristen bij elkaar. Dat is het gevaar dat wij gaan leven als praktische atheïsten. Dat wil zeggen: dat wij
in feite buiten de werkelijkheid van God rekenen. Wij vieren Pasen om dat af te leren. Vooruit, mensen. De schrijver van de brief aan de Hebreeën heeft gezegd wat hij te zeggen had. Nog een laatste omhelzing. En dan: à Dieu. En terwijl we verder lopen, de wereld in, horen we de lofprijzing waarmee deze brief eindigt:
Aan Jezus Christus komt de eer toe, tot in alle eeuwigheid.
Amen.
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.