2016-01-10 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Waarom is het belangrijk om te geloven dat God de kerk gesticht heeft als
gemeenschap, en wat betekent dat precies? Lees het slot van Handelingen 4. Daar wordt een vorm van gemeenschap beschreven die er niet om liegt:
Geen van hen beschouwde zijn bezittingen als zijn persoonlijk eigendom, want ze hadden alles gemeenschappelijk. (4:32)
Alles gemeenschappelijk hebben; je spullen niet voor jezelf houden, maar verkopen en de opbrengst delen met anderen: dán vorm je een gemeenschap, en wel op een revolutionaire manier. Kijk eens wat voor prachtigs er gebeurt:
Niemand onder hen leed enig gebrek. … Het geld werd naar behoefte onder de gelovigen verdeeld. (4:34,35)
Fabelachtig is dit. Geen armoede meer. Niet meer dat krankzinnige verschil tussen steenrijke mensen, en mensen die op de vuilnisbelt zoeken naar eten. Laat goed tot je doordringen dat dit niet enkel gaat over
vrijgevigheid (“ik geef iets aan jou.”). Het weggeven staat hier in het teken van
gemeenschap (“wat van mij is, is van ons samen”). Het gaat van ‘ik’ naar ‘wij’. Dáártoe heeft God de kerk gesticht. Dat is wat we geloven – “ik
geloof de gemeenschap der heiligen”, dat wil zeggen: van de mensen die bij Christus horen. Ja, omdat de kerk meer is en wil zijn dan mensenwerk, daarom is het een zaak van
geloof dat God ons roept om in Christus zo’n gemeenschap te vormen. Hoewel – geloven we het echt? Of zeggen we: “Nou ja, dat was wel wat hoog gegrepen, in Handelingen 4. Zo kan het natuurlijk niet echt.” In de kerkgeschiedenis is inderdaad het slot van Handelingen 4 weggezet als een beetje té. Maar houdt Paulus de christelijke gemeente in de Griekse havenstad Korinte niet precies hetzelfde voor? Ook in 2 Korintiërs 8 gaat het over zo’n gemeenschap: de Griekse christenen delen hun spullen met die in Jeruzalem. Hier staat ook in alle duidelijkheid waarom dat zo is.
Christus heeft zijn rijkdom met ons gedeeld.
Christus vormt een gemeenschap met ons. (vers 9) Dan kan het niet anders of wij doen dat onderling ook.
Onze samenleving is niet zozeer een gemeenschap, als wel een verzameling van losse individuen, elk met zijn eigen spullen en zijn eigen leven. Daar wordt onder geleden. Veel mensen zeggen: “Zo willen wij het niet meer. Wij zoeken
verbinding.” Dat is het thema van de fototentoonstelling die straks geopend wordt. Welnu, juist waar ‘verbinding’ gezocht wordt is dit geloofsartikel zo relevant. In de kerk ga je, als het goed is, op de meest radicale manier die mogelijk is van ‘ik’ naar ‘wij’. Ik heb het als predikant geregeld zien gebeuren dat die gemeenschap via de portemonnee liep. Ik heb rijke mensen ontmoet die zeiden: “Ik heb mijn geld niet voor mezelf. Ik deel het met mijn medegelovigen die er behoefte aan hebben.” Ik word er nog warm van als ik eraan denk. Dat waren staaltjes van gemeenschapsvorming. Rijken zeiden daarmee tegen armen: “Jullie staan er niet alleen voor – we lossen jullie probleem samen op!” Dat ‘wij samen’ heeft natuurlijk niet enkel met materiële zaken te maken. In veel meer opzichten vormen mensen een gemeenschap met elkaar door tegen elkaar te zeggen: “Je staat er niet alleen voor.” Zo kunnen gezonde mensen schouder aan schouder gaan staan met zieke mensen. Iemand die ziek is binnen de gemeenschap mag delen in de energie van anderen. Eigenlijk heeft
ieder mens wel bepaalde behoeften waarin
anderen moeten voorzien. Ik geef een voorbeeld dat misschien verbazing zal wekken: mensen die gaan trouwen, of, iets algemener gezegd, die hun leven met elkaar gaan delen tot in de uiterste intimiteit. Je kunt vragen: “Hoezo hebben die mensen behoeften? Zijn het niet geluksvogels, dat ze een partner hebben met wie ze samen kunnen zijn? Hoezo hebben zij anderen nodig?” In onze samenleving gaat men over het algemeen nog verder en zegt men: “Als je het geluk hebt dat je een partner gevonden hebt met wie je je leven wilt delen, heeft niemand daarmee iets te maken. Het is
jouw privé-leven, en dat mag je helemaal zelf uitzoeken, zonder bemoeienis van anderen.” Maar is dat niet veel te optimistisch gedacht? Is het avontuur om voortaan met iemand anders in de uiterste intimiteit samen te gaan leven, niet veel te groot om anderen daarbij weg te houden? Maak het niet mooier dan het is. Je leven dag en nacht met een ander delen, dat is moeilijk. Dan kom je jezelf tegen. Het kan lelijk botsen. De eerste jaren van zo’n relatie kun je het flink voor je kiezen krijgen. En soms blijkt het zelfs na dertig jaar nog een enorm karwei om het vol te houden… Nee, juist als je het geluk zoekt in het intiem samenleven met een ander, heb je support van anderen nodig. Als je dat van plan bent, kun je maar beter meteen bij de start naar de christelijke gemeente gaan en vragen: “Willen jullie voor ons bidden? Willen jullie om ons heen staan en er voor ons zijn, wanneer jullie merken dat we minder goed draaien?” Het is werkelijk essentieel voor ons mensen om deel uit te maken van een grotere gemeenschap. Wij
zijn geen wij autonome individuen die hun eigen broek kunnen ophouden. Wij hebben anderen nodig. Wat God de HEER overwoog toen Hij besloot om Adam een partner te schenken, slaat ook op de vorming van een gemeenschap die breder is dan het huwelijk: “Het is niet goed dat de mens alleen is.” (Genesis 2:18)
Nu werkt de gemeenschap ook in de omgekeerde richting. We hebben niet alleen behoeften – wij hebben ook mogelijkheden om iets voor anderen te betekenen. Schitterend wordt dat geïllustreerd in 2 Korintiërs 8. Paulus zegt: “De Macedoniërs waren ondanks hun grote armoede zeer vrijgevig!” (vers 2) Wij zouden zeggen: “Och, die straatarme Macedoniërs: wat waren die behoeftig.” Maar zelf verzoeken ze Paulus dringend mee te mogen doen aan de collecte, vers 4. Verkijk je dus niet op mensen die behoeftig zijn. Je denkt zo gauw: “Ach, die en die, daar moeten we voor klaar staan. Die is zo arm, zo ziek, zo oud, die heeft het zo moeilijk.” En dan zeggen die mensen: “Kom op! Ik ben niet
zielig. Ik heb niet
veel, maar
genoeg om iets te geven.” Het is mijn bijna dagelijkse ervaring: je kunt in de kerk enorm verrijkt worden door oude mensen, zieke mensen, mensen die in de problemen zitten, kleine kinderen, enzovoorts. Dat is de
actieve kant van de gemeenschap: dat jij iets betekent voor een ander. Daarom ga ik nu een
appel op jullie doen. Er is een tendens om te zeggen: ”Ik sluit mij aan bij een gemeente waar ik wat aan heb.” Dat is geen verkeerde motivatie. Maar het is niet de enige motivatie. Ik doe het appel op jullie, om je eens een tijdje niet af te vragen wat de gemeente voor jou betekent, maar om je het omgekeerde af te vragen: “Wat kan ik doen waardoor deze kerk wat aan
mij heeft?” En zeg nooit, dat jij weinig te bieden hebt. Want alleen al door in de kerkdienst aanwezig te zijn, kan de ander zeer bemoedigd worden: “O wat fijn, hij/zij is er ook!” Alleen al door liederen mee te zingen kun je een ander blij maken. Het zou wel eens kunnen dat je er geen idee van hebt hoe belangrijk het is dat jij in deze gemeenschap je plek inneemt, en hoezeer de anderen het zouden missen als je ermee stopte.
Nog drie dingen. Het eerste is dat gemeenschap ook beklemmend kan zijn. Er zijn mensen die het in onze kerk benauwd krijgen: “Pfffff, ik wil
ruimte! Niet zo dicht bovenop me alsjeblieft!” Straf die mensen alsjeblieft niet af, omdat ze tekort zouden doen aan de gemeenschap. Luister liever naar hen om te je beeld van ‘gemeenschap’ verder in te kleuren. Want wat zulke stemmen terecht over willen dragen, is dat gemeenschap niet ten koste mag en wil gaan van het individu. Ook aan het individuele leven wordt in de Bijbel waarde toegekend. Daar is meer over te zeggen. Ik stip het nu alleen aan, om te voorkomen dat u het benauwd krijgt van deze preek. Wees gerust. Er is niet alleen de beweging van ‘ik naar ‘wij’, hoe belangrijk die ook is, en hoe zeer tegenwoordig ook verwaarloosd wordt. Er is ook de beweging van ‘wij’ naar ‘ik’. De gemeenschap die God sticht is nooit klef.
Het tweede is dit. Ik heb het uitsluitend en alleen gehad over de gemeenschap der heiligen. Maar vergeet alsjeblieft de wereld niet! Het zou me wat moois zijn, als het wij-gevoel zou ophouden bij de grenzen van de kerk. Alsof God in Christus niet ook met de wereld in gemeenschap wil treden. Hij wil niets liever! Het is wel zo dat, christelijk gesproken, de ware gemeenschap in de kerk begint. Want hier ontmoeten wij Jezus Christus, die arm is geworden om ons rijk te maken. Daarin is de kerk uniek, en onvervangbaar.
Hier begint het mee: dat
God in Christus zich met ons verzoent en ons verlost uit ons isolement (isola = eiland). Groots is dat: dat God de HEER zelf schouder aan schouder met ons wil staan en ons verzekert: “Je staat er niet alleen voor. Al mijn kracht en heerlijkheid wil Ik met jou delen!” In de kerk leer je daardoor een gemeenschap kennen, radicaler en omvattender dan welke andere ook. Zó rust de kerk ons toe om er te zijn voor de wereld.
Het derde, ten slotte. Het apostolicum laat de belijdenis dat God de kerk sticht als de gemeenschap der heiligen, direct volgen op “Ik geloof in de Heilige Geest.”Dat is niet toevallig. Het is net zo min toevallig als dat Handelingen 4 volgt op het verhaal van de uitstorting van de Heilige Geest in Handelingen 2. De Geest is het die ons
opent voor God en voor elkaar. Het laatste woord in deze dienst zal dan ook zijn: “De gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen.” (2 Korintiërs 13:13) Amen.