Preek over Psalmen 34
2015-06-14 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Vertrouwen in rampspoed
Liturgie:
♪ E91 – Ik hef mijn ogen op naar de bergen
♪ E101 – Jezus geeft een loflied in ons hart
Psalm 143: 6 (berijmd); Efeziërs 4: 21b, 22, 23
♪ Psalm 143: 6
♪ Psalm 34
♪ Apostolische Geloofsbelijdenis
Rampspoed
Uit de eerste regel van Psalm 34:20 laat zich afleiden, dat het voor het verloop van je leven geen enkel verschil maakt of je achter Christus aangaat. Ik bedoel dit: ook christenen kunnen kanker krijgen; zakken voor hun examen; het doelwit worden van een roofoverval; een kind verliezen; werkloos worden, enzovoorts. Sterker nog: soms vinden christenen extra hindernissen op hun weg, juist doordat ze als volgeling van Christus willen leven. De keuze voor Christus levert allerminst op dat jou dingen bespaard blijven waardoor anderen wel getroffen worden. Natuurlijk is dit geen nieuws. We weten het allemaal uit ervaring. Toch is het goed dat dit zo duidelijk in de Bijbel staat. Want in de Bijbel en in de kerk worden wel verwachtingen gewekt. Kijk alleen maar naar het elfde vers van deze psalm:
Wie de HEER zoekt, ontbreekt het aan niets.
Zulke dingen zingen we regelmatig. Het wordt ook vaak in de preek gezegd. Als je daar van uit gaat, kan het dus rauw op je dak vallen als je de ene tegenslag op de andere krijgt. Het is niet vreemd dat je, als je geloof hecht aan de beloften van God, niet weet hoe je dat moet rijmen met de nare dingen je overkomen. Ik ga daar straks verder op in. Maar eerst dus dit: ontleen aan Gods beloften geen onrealistische verwachtingen. Ook vanmorgen roep ik jullie op om de Heer te volgen. Maar weet goed dat dat je niet immuun maakt voor tegenslagen en rampspoed:
De rechtvaardige blijft niets bespaard.
Mij ontbreekt niets
Maar hoe zit dat dan met die belofte: “Wie de HEER zoekt, ontbreekt het aan niets”? Ik herinner me nog dat na de cafébrand in Volendam, nu ruim veertien jaar geleden, de plaatselijke pastoor in de publiciteit kwam. Hij sprak van de troost die van psalm 23 uitging, waarin een soortgelijke uitspraak staat:
De HEER is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. (vers 1)
Prompt viel een seculiere schrijfster over hem heen: wat een onzin was dat! Nu spoor ik u aan, u die prachtige woorden van psalm 23 en psalm 34 niet uit handen te laten rukken. Maar inderdaad: het is wel speuren naar de betekenis ervan. Hoe is die troostvolle belofte, dat het wie de Heer zoekt aan niets zal ontbreken, te rijmen met de vaststelling dat de rechtvaardige niets bespaard blijft?
Christus en zijn volgelingen
Ik zou denken dat de tweede helft van vers 20 verder helpt:
Al blijft de rechtvaardige niets bespaard,
de HEER zal hem steeds weer bevrijden.
Dat betekent dus, dat je van God
niet mag verwachten dat alles van een leien dakje gaat, maar
wel dat Hij voor je opkomt en uitredding geeft. In die zin ontbreekt het een kind van God dus aan niets:
Hij wil jouw Bevrijder zijn, en dat is in alle omstandigheden genoeg. Weer kan de tegenwerping zijn, dat de ervaring anders leert. Ook als je Christus volgt kun je zo ziek worden dat je eraan sterft. Hoezo dan: “
De HEER zal hem steeds weer bevrijden”? Ik zeg hier twee dingen op. Het eerste is dat je dit zinnetje
christelijk moet lezen. Ik bedoel: als je dit leest moet je allereerst op
Christus letten. Hij was bij uitstek zo’n ‘rechtvaardige’, waarvan psalm 34 zegt dat die soms niets bespaard blijft. Lees niet over dat woord ‘rechtvaardige’ heen. Het duidt mensen aan die leven in vertrouwen op en in gehoorzaamheid aan God, die in heel hun leven rekenen met God. En wie deed dat ooit zo radicaal en zo volkomen als Jezus Christus? Hij is werkelijk ’de’ rechtvaardige. Vervolgens zijn ook zijn discipelen ‘rechtvaardigen’. Niet voor niets omschreef ik aan het begin van de preek de ‘rechtvaardigen’ als mensen die Christus navolgen, en voor Hem kiezen. Als nieuwtestamentische gelovigen mogen we psalm 34:22 dus als volgt lezen:
Al blijft Jezus Christus en allen die Hem daadwerkelijk navolgen niets bespaard,
de HEER zal hen steeds weer bevrijden.
Opstanding
Let nu dus goed op Christus. Wat laat zijn levensloop zien? Inderdaad: dat Hem niets bespaard bleef. Zijn leven als rechtvaardige werd zijn dood. En raadselachtig genoeg, leek in zijn leven ook niets terecht te komen van de bevrijding waarover psalm 34 het heeft. Zijn Vader kwam niet tussenbeide toen Hij gearresteerd werd, en daarna gegeseld, en daarna aan het kruis geslagen. Wat kwam er in zijn leven terecht van de belofte:
De HEER zal hem steeds weer bevrijden?
Zelfs toen Hij aan het kruis vertwijfeld tot God riep “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” (Mattheüs 27:46) kwam er geen antwoord. Hij stierf in helse omstandigheden. En tóch was God zijn Bevrijder. Immers: God heeft Hem opgewekt uit de doden! was. Bij zijn opstanding bleek dat God zijn Zoon niet uit het oog had verloren. Tóen pas maakte Hij zijn belofte waar. Je kunt daarom in alle kortheid zeggen: opstanding uit de doden = redding, vgl. 2 Korinthiërs 1:9,10 en Hebreeën 5:7. Misschien zijn wij te veel geneigd de opstanding uit de doden te zien als een verhaal apart: als we het leven achter de rug hebben is er ook nog eens zo iets als ‘opstanding’. Maar Bijbels gesproken is er aanleiding om de ‘opstanding’ nauw op ons leven te betrekken. Preciezer gezegd: op de belofte dat wij in ons leven mogen rekenen op God die onze bevrijder wil zijn. In onze opstanding toont God zijn trouw en komt Hij zijn belofte na dat Hij ons zal redden. We moeten dus erkennen: zelfs de dood blijft de rechtvaardige niet bespaard. Maar daarmee is de belofte niet ontkracht dat de HEER onze Bevrijder wil zijn. Hij zal ons misschien niet voor de dood
behoeden, maar zal ons in elk geval van de dood
redden. Je hoort vaak de uitdrukking dat met de dood ‘niet alles afgelopen’ is. Dat is meer waar dan we denken. Want wat Gód voor ons wil doen is nog niet afgelopen als we sterven. Integendeel. De betrouwbaarheid van zijn beloften zal pas ten volle blijken
na dit leven. Pas als God in het eind der tijden de doden opwekt en de boze voorgoed overwint, zal Hij gedaan hebben wat Hij beloofd heeft. Dan zal voorgoed vast komen te staan dat God werkelijk God is, en dat Hij in de Bijbel geen loze beloften aan ons doet. Daarom is het kortzichtig om alle kaarten op
dit leven te zetten. Dat laat onze opgestane Heer ons zien. Dat ligt ook besloten in de laatste bede van het ‘Onze Vader’:
Verlos ons van de boze.
Daar klinkt precies hetzelfde woord als wat in psalm 34 met ‘bevrijden’ is weergegeven. De bevrijding van de boze hebben wij in dit leven niet te verwachten. Wij hebben juist reden om tot onze laatste snik te blijven bidden tot God onze Vader, om ons van
de en
het boze te bevrijden. De volledige en definitieve bevrijding hebben wij nog te goed.
Relatie
Dan het tweede. Je kunt je afvragen wat je er nú aan hebt dat God jou pas na de dood definitief zal redden. Ik zou zeggen: dit, dat je erop mag vertrouwen dat God jou nooit laat vallen. Uit Christus’ opstanding blijkt dat onze Heer Jezus geen ogenblik uit de gedachten van zijn Vader was.
Hij verbrak de band met zijn Vader niet, maar omgekeerd ook niet. Dat is wat ik jullie in de tweede plaats nadrukkelijk meegeef. Laat het zo zijn dat de rechtvaardigen niets bespaard blijft – God vergeet hen geen ogenblik. Prachtig is de berijming van dit vers:
God, die zijn verlosser is, blijft op zijn heil bedacht.
Dat sluit aan bij wat in vers 18 en 19 staat:
De HEER hoort de kreten van de rechtvaardigen.
…
Gebroken mensen is de Heer nabij.
Wat een betrokkenheid spreekt hieruit. Het ‘doet’ de hemelse Vader wat als je een ‘rechtvaardige’ bent, dat wil zeggen iemand die achter de Heer aangaat en in alles met Hem rekent. Zo iemand is kostbaar in zijn ogen. Hij is als een vader die pal achter zijn kinderen staat. Ik blijf het antwoord schuldig als iemand mij vraagt: “Waarom merk ik daar zo weinig van?” Maar één ding weet ik, en dat lees ik af aan het leven van dé rechtvaardige, Jezus Christus: zijn bloed is kostbaar in Gods ogen. Dat geldt ook van jou. Blijf op de HEER vertrouwen. En verbaas je er niet over als je er allerlei kleine signalen van krijgt dat Hij jouw Bevrijder wil zijn. Christenen die in concentratiekampen terecht kwamen weten ervan te vertellen: midden in de hel waarin ze leefden waren soms kleine streepjes licht te zien, die hen bevestigden:
God, die mijn verlosser is, blijft op mijn heil bedacht.
Volgt in dat vertrouwen de Heer na. Hij is werkelijk een Heer die op je heil bedacht is. Verwacht zijn uitkomsten, nu al. En zie in dat vertrouwen als het zover is ook de dood tegemoet.
Amen.
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.