Preek over Jeremia 9:16-21 en Jeremia 14:17-22
2014-07-27 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Hoopvol leven
Liturgie:
♪ Evangelische Liedbundel 8
♪ Psalm 130
♪ Gezang 285
♪ Psalm 33: 7, 8
♪ Evangelische Liedbundel 172
Deerlijk verwond
De schokkende beelden van lijken en lichaamsdelen in het landelijke gebied waar het toestel van vlucht MH17 is neergehaald, brengen de lugubere woorden van Je-remia 9 ineens heel dichtbij:
De lijken liggen als mest op het land,
als halmen achter de maaiers,
door niemand opgeraapt. (9:21)
Jeremia doelt hier op slachtoffers van oorlogsgeweld in zijn eigen tijd, 600 voor Christus. Hij laat zijn ogen dalen over de akkers in de buurt van Jeruzalem. Maar de televisiebeelden die we gezien hebben maken dit plotsklaps tot een herkenbare beschrijving van het rampgebied in Oekraïne. Zo kunnen we ons ook ineens meer voorstellen bij de klaagzang in Jeremia 9:20:
De dood is door onze vensters binnengeklommen.
Hij maait de kinderen neer in de straten,
roeit de jeugd uit op de pleinen.
In hoofdstuk 14 is waarschijnlijk de profeet zelf aan het woord:
Ogen, kom niet tot rust,
want mijn volk is deerlijk verwond,
niet te helen is zijn letsel.
Als ik naar de akkers ga zie ik ze liggen,
geveld door het zwaard. (14:17,18)
Dit is karakteristiek voor Jeremia. Namens de HEER moet hij Israël nu eens dreigend, dan weer vertroostend toespreken. Maar welke boodschap hij ook brengt – hij toont altijd grote persoonlijke betrokkenheid. Als hij rampspoed in het vooruitzicht moet stellen, zoals in hoofdstuk 14, gaat hem dat aan het hart. Er klinkt hartzeer door in deze woorden:
… mijn volk is deerlijk verwond,
niet te helen is zijn letsel.
Zoals de profeet er zijn hartzeer over uitspreekt, zo mogen en willen we als kerk dat ook doen nu het Nederlandse volk deerlijk verwond is.
Valse hoop
Behalve hartzeer is er in de woorden van Jeremia ook sprake van verbijstering en ontsteltenis. Zie 14:18:
Hebt U Juda verworpen,
hebt U van Sion een afkeer gekregen?
Waarom hebt U ons zo hard geslagen
dat er geen genezing voor ons is?
Wij hoopten op vrede, maar vrede bleef uit,
wij verwachtten genezing, maar angst overviel ons.
In de bange tijd voorafgaande aan de ineenstorting van het tweestammenrijk klampten de Israëlieten zich vast aan elke strohalm. Vele profeten spraken geruststellende woorden: het zou wel goed aflopen. Maar Jeremia ontmaskert ze als valse profeten (vgl. Jeremia 27). De hoop die leefde blijkt een valse hoop te zijn. Hier, in Jeremia 14, vinden de uitdrukking van de radeloosheid daarover.
Wij hoopten op vrede, maar vrede bleef uit,
wij verwachtten genezing, maar angst overviel ons.
Hoe kon dit gebeuren? Waar was Gods behoedende hand? Staat Hij niet meer aan de kant van zijn volk?
Zo heerst ook in Nederland nu een stemming van verbijstering. De meeste mensen verbinden dat niet met de religieuze ervaring dat God zijn handen van het volk lijkt te hebben afgetrokken. Maar wel is er de ontsteltenis over het feit dat onze rust zo wreed verstoord is. Hoe kon dit gebeuren? Wat is er aan de hand? “Er is iets funda-menteels veranderd,” heeft premier Rutte gezegd. Hij doelde op onze relatie met Rusland, maar zijn woorden zijn nog in een diepere zin waar. Ergens las ik dat Ne-derland nu zijn eigen 11 september heeft gekregen. Dat zou wel eens waar kunnen zijn. Vandaar die dag Van Nationale Rouw, afgelopen woensdag. We betreuren niet alleen bijna twee honderd doden, maar zijn bovendien in shock omdat de oorlog in Oekraïne nu ook óns treft.
Ootmoed
In Jeremia 14:20 volgt een schuldbelijdenis. Het is riskant om van daaruit een rechte lijn te trekken naar onze situatie. Dan krijg je zo iets gedrochtelijks, als dat de inzit-tenden van het vliegtuig gestraft zouden zijn om hun zonden, of om de zonden van anderen. Laat ons zulke hoogmoedige taal niet in de mond nemen. Maar wel kunnen wij – en dat is het minste - aan deze woorden een aansporing tot ootmoed ontlenen. Met het neerstorten van de MH17 is Nederland een oorlog binnengesleurd. Ineens weten ook wij wat het is als er raketten op je worden afgevuurd. De mensen in Syrië weten dat al heel lang. Die in Israël en in de Gazastrook ook. Voor hen is het dagelijkse werkelijkheid. Op 17 juli is dat nu ook een stukje van onze eigen werkelijkheid geworden. Ineens nemen we enigermate deel aan dat lijden in de wereld ten gevolge van oorlogsgeweld. Dat is verbijsterend. En tegelijk moet je zeggen: we zijn toch ook niet beter dan de Syriërs, dan de mannen en vrouwen en kinderen in Israël en in de Gazastrook? Is er iets waardoor we tegen de HERE God zouden kunnen zeggen: “Dat dat hén treft – toe maar. Maar dat het óns treft – hoe kan dat!” Jeremia zegt: “Wij hier in Juda doen het in Gods ogen werkelijk niet beter dan de heidenen.” Zo hebben wij Nederlanders reden te erkennen dat wij niet beter zijn dan de mensen in Soedan, en in de Centraal Afrikaanse Republiek. Waarom zouden wij het recht hebben op een veilig leven, ver weg van de oorlogshaarden, en de mensen in Irak niet? Laten wij rouwen in ootmoedige solidariteit met al die miljoenen voor wie gruwelijk oorlogsgeweld dagelijkse werkelijkheid is. Iets van hun bittere lot proeven wij nu. Laten we het hoofd buigen.
Hopen op God
Toch is dat niet het laatste woord in Jeremia 14. Dit hartverscheurende gedeelte eindigt met woorden van hoop.
Wij vestigen onze hoop op U,
want U hebt alles gemaakt.
Dat zijn opmerkelijk positief gestemde woorden, na die eerdere klacht over de vervlogen hoop. Nu is er met het woord ‘hoop’ in het Oude Testament iets eigenaardigs aan de hand. Zolang het gaat over hoop ‘op iets’ is de stemming somber. David zegt in psalm 69:21:
Ik hoopte op mededogen – vergeefs;
op troost – die ik niet vond.
Tevergeefs hoopte Job op het goede – het kwade kwam; op licht – maar de duister-nis brak aan. (Job 30:26). Zo klinkt het ook in Jesaja 59:9:
Wij hopen op licht, maar het is duister,
op een sprankje licht, maar we dolen in het donker.
Zo leven de mensen in Syrië: zonder enige hoop dat het moorden binnenkort afgelopen is. Maar vanwaar dan dat bemoedigende slot van Jeremia 14?
Wij vestigen onze hoop op U,
want U hebt alles gemaakt
Omdat in deze woorden geen sprake is van hopen op iets, maar van hopen op God. Wat is het verschil? Als je op God hoopt, klem je je vast aan Hem die groter is dan deze wereld, die groter is dan welke macht in de wereld ook. De wereld is er hope-loos aan toe. Alle binnen-wereldlijke hoop is dan ook gedoemd te vervliegen. Maar het heeft wél zin om je hoop op God te vestigen. Allereerst omdat Hij de Schepper is. Zie vers 22a:
Brengen die nietige goden van andere volken soms regen,
of schenkt de hemel buien uit zichzelf?
U, de HEER, onze God, doet dat toch?
De God die de wereld geschapen heeft – Hij kan uitredding geven. Maar dat niet alleen: Hij is ook de Genadige, die een reputatie heeft hoog te houden. Zie vers 21:
Verstoot ons toch niet, omwille van Uw Naam.
Ja, God heeft een naam hoog te houden. Nieuwtestamentisch gesproken: de naam van Jezus Christus, onze redder, die de banvloek van de zonde heeft weggenomen, onze Heer die niet dood gebleven is, maar leeft. Op die God mag je hopen, al lijkt de wereld een totaal hopeloos geval. De God van Jezus Christus heeft zelf deelgeno-men aan de bitterheid van ziekte en dood. Hij heeft ook daden van bevrijding en overwinning gesteld die niemand voor mogelijk had gehouden. Laten wij in die Naam hoopvol leven. De gebeurtenissen van de afgelopen week stemmen somber. Maar juist in zulke troosteloosheid is het zaak om je vast te klemmen aan de Naam van Jezus Christus. Roep het met heel je hart: “Kyrie eleison” – Heer, ontferm U.
Amen.
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.