Preek over 1 Koningen 3:8-13

2014-07-13 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Je `ik` vergeten

Liturgie:

♪ Gezang 409
♪ Psalm 81: 1, 4
♪ Filippenzen 2: 14
♪ Psalm 141: 3
I Koningen 3: 2-15
Preek over I Koningen 3: 8-13
Presentatie Nelis en Bianca van den Berg-Kastelein
♪ E127 – Laten wij nu samen zingen, prijzen, loven de Heer
♪ E200: 1, 3 – Zoek eerst het koninkrijk van God
♪ Gezang 399: 1, 3, 6

Een sprookje?

Wat zou jij bedenken als je een wens mocht doen? Wat zou u tegen God zeggen als Hij u vroeg:

Vraag wat je wilt, Ik zal het je geven (I Koningen 3:5)

U zegt misschien: “Zo iets gebeurt alleen in sprookjes.” Bedenk dan, dat het in Israël niet ongebruikelijk was dat een koning zijn verlangens aan God kenbaar mocht maken. Zie psalm 2:8; 21:3,5. Bovendien zit het in het hart van het evangelie dat God goedgeefs is. Hij is immers een God van genade! Dat wil zeggen dat bij Hem het geven voorop gaat, en dat Hij pas daarna de verwachtingen te kennen geeft die Hij van ons heeft. Het is in I Koningen 3 dan ook alsof Hij zich haast de indruk weg te nemen dat Hij een God is die ‘beter’ van ons wil worden. Juist in Gibeon, de plaats waar Salomo Hem een zeer omvangrijk offer brengt, vers 4, nodigt de HEER hem uit om het verlangen van zijn hart voor hem uit te spreken. Zo nodigt Hij ook óns uit om Hem vrijmoedig te vragen wat wij nodig hebben, zie Psalm 81:11 en Filippenzen 4:6. Het is dus niet verkeerd om erover na te denken wat jij van God zou willen ontvangen.

Jezelf vergeten

Het is bijna te mooi om waar te zijn dat Salomo niet iets vraagt dat zijn ego streelt. Het is alsof hij zijn eigen ‘ik’ helemaal vergeet. Dat is bijzonder. Als je een cadeau mag vragen ligt het voor de hand dat je je op jezelf richt. Dat ontbreekt bij Salomo. Hij is totaal niet met zichzelf bezig. Hij denkt niet aan zijn reputatie, zijn welstand, zijn macht. Hij focust op dat wat hem te doen staat: koning zijn. Hij wordt geheel en al in beslag genomen door die opgave. Uit zijn antwoord aan de HEER blijkt dat hij er tegenop ziet. Hij vindt zichzelf maar een ‘kleine jongen’, vers 7 (Naardense Bijbel). Hij denkt groter van het volk waarover hij koning is, dan van zichzelf. Hij is ervan doordrongen dat Israël Gods eigen uitverkoren volk is, vers 8, en dat het ook imponerend groot is, vers 9. Dat moet hij gaan leiden! Hoe kan dat ooit goed gaan?!

Zuiver

Het heeft iets heel zuivers, dat Salomo niet aan zichzelf denkt als God hem een cadeau aanbiedt. Alles was bedorven als hij ook maar één moment de gedachte had toegelaten dat het wel mooi was als hij de geschiedenis zou ingaan als een groot koning… En toch is dat wat er zo gauw gebeurt: op het moment dat je je eigen ego streelt, gaat er iets kapot in je relaties. Een prachtig voorbeeld daarvan geeft de grote Joodse denker Martin Buber. Hij vertelt dat hij als kind vriendschap had gesloten met een paard. Hij kroelde het dier in de nek, en het paard maakte contact met hem. Op een gegeven moment richtte Buber de aandacht op zichzelf. Hij dacht na over het strelen,

over het plezier dat hij daaraan beleefde, en hij voelde plotseling zijn hand. Het spel ging verder als altijd, maar er was iets veranderd. Toen hij de volgende dag zijn vriend in de nek kroelde, hief het paard zijn hoofd niet meer op. (Dorothee Sölle, Mystiek en Verzet, 294)

Is dat niet herkenbaar? Zolang je je concentreert op je taak, op het werk waar je mee bezig bent, op de opdracht die je gekregen hebt, zolang denk je niet aan jezelf. Je bent zo in beslag genomen door waar je mee bezig bent, dat je je eigen ‘ik’ compleet vergeet. Maar alles verandert op het moment dat je je aandacht weg buigt van waar je mee bezig bent, en richt op jezelf. Ineens flitst het door je hoofd: “Nu zullen ‘ze’ wel tevreden over me zijn.” Je maakt je ineens bewust van de bevrediging die het werk je schenkt, van de competitie waarin je verwikkeld bent. Op datzelfde moment is de zuiverheid weg. Dan staat je eigen ‘ik’ in het middelpunt van je belangstelling, en is het je bij wat je doet om jezelf te doen: om je reputatie, je eer, je scoren bij de ander. De maatschappij waarin wij leven stuurt ons heel duidelijk die kant op. Die versterkt onze neiging om ons ego stevig op de kaart te zetten. Maar wat Salomo doet – dat sluit juist aan bij hoe Gód wil dat wij leven. Hij wijst de tegengestelde richting: “Verloochen jezelf Wees niet bezig met jezelf maar richt je op het koninkrijk van God.” Zo leert Jezus ons ook bidden. “Als je God iets wilt vragen,” zo zegt Hij, “vraag Hem dan om dingen die Hém ten goede komen. Vraag Hem dan om de heiliging van zijn naam, om de komst van zijn koninkrijk, om het geschieden van zijn wil.” (Matteüs 6:9,10) De grote vraag is dus: “Durf jij je ‘ik’ te vergeten?”

Liefde voor God en opmerkzaamheid

Een belangrijke karakterisering van Salomo is hij de HEER liefheeft, vers 3. De NBV vermeldt dat wat terloops:

Salomo toonde zijn liefde voor de HEER door te handelen naar wat zijn vader David hem had voorgehouden.

De Statenvertaling verdient hier de voorkeur:

Salomo had de HEERE lief, wandelende in de inzettingen van zijn vader David.

Ja, dit zinnetje mag onderstreept worden:

Salomo had de HEERE lief.

Wist u dat het maar hoogst zelden in de Bijbel van een concreet individu gezegd wordt: die man/vrouw had de HEER lief? Misschien is Salomo zelfs wel de enige van wie dat in de Bijbel gezegd wordt. Ik schenk hier zoveel aandacht aan, omdat het licht werpt op die opmerkelijke houding van hem. Het komt uit liefde voor de HEER voort om je eigen ‘ik’ op de tweede plaats te zetten. Hoe anders kun je bidden om de heiliging van Gods naam, om de komst van zijn koninkrijk, om het geschieden van zijn wil, dan doordat je van de HERE God houdt? Zo is het ook in zijn liefde voor de HEER verankerd, dat Salomo zich met heel zijn hart wil richten op een goede uitoefening van zijn ambt. Let daarbij ook op vers 9. Daar staat dat hij vraagt om ‘een opmerkzame geest’ (Naardense Bijbel: een horend hart), vers 9. Hij denkt daarbij aan een van de belangrijkste taken die bij het koningschap behoren: recht spreken. Het zal erom gaan dat hij goed zal kunnen luisteren, signalen kan opvangen, situaties goed kan inschatten. Denk maar aan het verhaal dat in I Koningen 3:16-28 verteld wordt. Hij komt daar tot wijze rechtspraak, enkel en alleen doordat hij om zo te zeggen ‘een en al oor’ is, in uiterste concentratie opmerkzaam op wat de vrouwen hem vertellen en op de signalen die zijn uitzenden. In deze opmerkzaamheid zal de houding bevestigd worden die hij nu al inneemt: hij is niet met zichzelf bezig, en wil ook straks zich geheel en al concentreren op de taak die God hem geeft. Ja, die twee dingen horen bij elkaar: God liefhebben, en opmerkzaam zijn. Wie God liefheeft, richt zich met alle aandacht op wat God hem te doen geeft, en op wat God van hem vraagt. Wat maak je je als mens zo gezien gauw druk om het verkeerde. Doe gewoon de dingen die God je te doen geef, en doe die dingen goed. Leg opmerkzaamheid in de dingen die je doet. Ik herinner nog eens aan de monnik die ruim dertig jaar in de keuken stond en zijn leven doorbracht bij de potten en pannen, en het een eer vond om daarin zorgvuldig te zijn en God te dienen. O, die ambities van ons – wat kunnen ze gauw onzuiver zijn. Zuiver zijn onze ambities, wanneer we ons uit liefde voor God met een opmerkzame geest richten op de dingen die we te doen hebben, van stofzuigen tot programmeren, van ziekenverzorging tot een vergadering leiden.

Erbij gegeven

Juist omdat Salomo een zuivere ambitie heeft, namelijk het brandende verlangen God en zijn volk te dienen als een goede koning, geeft hij al gehoor aan de oproep die Jezus veel later zou doen (Matteüs 6:33):

Zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid,

Wat prachtig is het, dat hij ook al mocht ervaren dat God de belofte waarmaakt die Jezus eraan koppelde:

Zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden.

Ja, want God schenkt hem óók de dingen waarom hij niet had gevraagd: een lang leven, rijkdom en roem, vers 13,14. Er is dus geen enkele reden om je krampachtig op je eigen ‘ik‘ te blijven richten, uit angst dat je wel eens te kort zou kunnen komen. Heus, als je je hart zet op Gods Koninkrijk zul je bij Hem werkelijk niet tekort komen. Er is alle reden om blijmoedig je eigen ‘ik’ op de tweede plaats te zetten: God de HEER zal echt wel voor jou zorgen. Bedenk, dat het vergeten van je eigen ‘ik’ niet hetzelfde is als vernietiging van jezelf. Je zult juist je leven behouden als je bereid bent het ter wille van de Heer te verliezen, Matteüs 10:39. Laat ik het zo mogen zeggen: “Vergeet je ‘ik’, dan word je jezelf.”

Simone Weil

Dit alles is prachtig samen gevat door de jong gestorven Joodse filosofe Simone Weil (1909- 1943). Ze groeide op als niet-gelovige, maar bekeerde zich later – na een mystieke ontmoeting met Christus - tot het Rooms-Katholicisme. In de lijn van Salomo heeft zij een krachtig pleidooi gevoerd voor de ‘opmerkzaamheid’. Van haar is de uitspraak dat het wezen van het gebed bestaat in de opmerkzaamheid (Sölle, 318). Ze bedoelt dat we pas echt bidden, als we niet meer op ons eigen ‘ik‘betrokken zijn en ons in overgave concentreren op de ander en op God. Maar nog omvattender is een andere uitspraak van haar:

Het is niet mijn zaak om aan mezelf te denken. Mijn zaak is het om aan God te denken. En het is aan God, om aan mij te denken. (Sölle 291)

Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.