Preek over 1 Korintiërs 4:1-5 en Lucas 15:11-19
2014-03-09 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Schuld en schuldgevoel
Liturgie:
♪ E82 – Hoog en verheven Messias
♪ Psalm 125: 1, 2
Lucas 15: 11-19 en 1 Korintiërs 4: 1-5
♪ Gezang 175: 1, 4
Kolossenzen 3: 13
♪ Gezang 48: 6
♪ Psalm 32: 3
Inleiding
De afgelopen jaren hebben mensen – ook wel uit onze eigen kring – de kerk vaak en heftig opgeroepen, om niet langer schuldgevoelens bij mensen op te roepen. Van schuldgevoelens kun je ziek worden en depressief. “Kerk,” zo klonk de oproep, “maak de mensen liever blij en vrolijk, en voed hun zelfvertrouwen en gevoel van onafhankelijkheid.” In deze preek wil ik laten merken dat ik voor deze oproep gevoelig ben.
De afgelopen jaren hebben critici de kerk ook voorgehouden dat ze het te weinig over schuld had. “Het is,” zo zeiden zij, “alsof de kerk het woord niet meer kent.” Iemand die zichzelf geen christen durft te noemen maar wel regelmatig kerkdiensten bezoekt, gaf tegenover mij ooit blijk van zijn teleurstelling. “Het gaat in de kerken waar ik kom nooit meer over zonde.” Naar deze critici luister ik evenzeer. Het moet in de kerk gaan over schuld, want het gaat in de kerk over vergeving van schuld.
Het lijkt een tegenstelling: het over schuld willen hebben, en tegelijk het hebben van schuldgevoelens ontmoedigen. Maar schijn bedriegt. Op basis van het voorgelezen gedeelte uit I Korintiërs 4 wil ik u als christen oproepen om uzelf niet te gauw met schuldgevoelens te belasten. Ga vooral staan in de vrijheid van Christus! Juist dan komt er ruimte om de diepte in te gaan, en tot belijdenis van schuld te komen. Ik wil in het tweede deel van de preek dan ook uw aandacht vragen voor de schuldbelijdenis van de verloren zoon in Lucas 15.
Alleen de Heer komt het oordeel toe
In de eerste verzen van de eerste brief aan de gemeente te Korinte verweert Paulus zich tegen de kritiek van zijn lezers. In heel deze brief komt tot uitdrukking dat hij een vertrouwenscrisis vreest. Betonen de Korintiërs hem het respect dat hem toekomt, of is hij in hun achting gedaald? Dat is geen kwestie van persoonlijke ijdelheid; zijn status als apostel is in het geding. In de woorden van 4:1:
Men moet ons beschouwen als dienaren van Christus, aan wie het beheer over de geheimen van God is toevertrouwd.
Het gaat erover of hij een
betrouwbare dienaar van Christus is, vers 2. Hij is het met de Korintiërs eens, dat dat van het hoogste belang is. Alleen –
hun ontzegt hij de bevoegdheid om daarover te oordelen.
Het is de Heer die over mij oordeelt (vers 4)
In vers 5 licht hij dat toe: alleen de Heer
kan aan het licht brengen wat in het duister verborgen is en onthullen wat de mensen heimelijk beweegt.
Inderdaad. Om iemand te beoordelen moet je hem door en door kennen. Van de buitenkant kan iemand betrouwbaar lijken. Maar is hij of zij dat ook werkelijk? Alleen God kent ons zo goed, dat Hij weet wat onze diepste drijfveren zijn. Soms weten wij dat
zelf niet eens. Niet voor niets zingen we:
HEER, die mij ziet zoals ik ben,
dieper dan ik mijzelf ooit ken. (Psalm 139:1)
Dat weet ook Paulus, en vandaar dat hij niet te veel waarde wil toekennen aan zijn eigen gevoel dat hij het er als apostel goed van afbrengt. Zijn zelfkennis is immers beperkt? Als het waar is dat alleen de Heer hem volledig doorgrondt en zo over hem kan oordelen, dan is ook zijn eigen oordeel heel betrekkelijk. Zie het slot van vers 3 en vers 4:
Hoe ik over mezelf oordeel telt evenmin. Ik ben me weliswaar van geen kwaad bewust, maar dat betekent niet dat mij niets ten laste kan worden gelegd. Het is de Heer die over mij oordeelt.
Bevrijding van schuldgevoelens
Dit heeft meer te maken met schuldgevoelens dan je op het eerste gezicht zou kunnen denken. Want schuldgevoelens worden bij ons vaak opgeroepen door het oordeel van anderen, dan wel van onszelf. Ik geef twee voorbeelden.
- Een moeder zegt tegen haar dochter: “Ik zit al de hele week op een telefoontje van je te wachten.” Tussen de regels door hoort de dochter haar zeggen: “Een goede dochter belt haar moeder vaak op. Velt de moeder het oordeel: “Jij bent niet zo’n goede dochter….”? In elk geval komt het op de dochter zo over. Voor je het weet blijft zij met schuldgevoel achter.
- Je bent op een zondagmorgen te moe om uit bed te komen. Je geeft er aan toe en zit anderhalf uur later met een kopje koffie op de bank. Je kijkt op je horloge en denkt: de preek is al begonnen. Je velt een oordeel: “Ik ben niet zo’n goed christen.” En je voelt je schuldig.
Wat geeft zo gezien de houding die Paulus aanneemt een vrijheid. Wie bepaalt er eigenlijk of jij een goede dochter of een goede christen bent? Jijzelf? Je moeder? Maar dat is nu juist wat Paulus in 1 Korintiers 4 weerspreekt. Zie ook Romeinen 14:4:
Wie bent u dat u een oordeel velt over de dienaar van een ander?
Zouden we het oordeel dus maar niet aan God overlaten? Paulus spoort ons aan om rustig te wachten tot de tijd daartoe gekomen is. In de tussentijd is het zaak te doen wat we kunnen. En dan zou het zo maar kunnen zijn dat God ons straks lof geeft, vers 5! Vgl. Matteüs 25:21, waar de heer in de gelijkenis van de talenten een hardwerkende knecht als volgt lof toezwaait:
Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar bent gebleken in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.
Met een beroep op dit begin van 1 Korintiërs 4 spoor ik u dan ook aan, uw schuldgevoelens met een flinke korrel zout te nemen. Relativeer het oordeel van anderen en dat van jezelf. Plaats de Here Jezus in tussen je moeder en jou, tussen je geweten en jou. En durf het maar eens te zeggen, even fier en vrij als Paulus dat doet:
Hoe u of een menselijke instelling over mij oordeelt interesseert me niet, en hoe ik over mezelf oordeel telt evenmin.
Werkelijk: het evangelie dient er niet toe om schuldgevoelens bij ons op te roepen, maar om ons ervan te bevrijden!
Schuldgevoelens en schuldbesef
Je zou kunnen denken dat deze benadering oppervlakkigheid in de hand werkt, maar het tegendeel is het geval. Eerder is het zo dat, als die ‘oneigenlijke’ schuldgevoelens hun grip op jou verliezen, je ruimte krijgt om tot erkenning te komen van reële schuld. Dat onderscheid tussen oneigenlijke schuldgevoelens en reële schuld, is belangrijk. Het kan oneigenlijk zijn, om met het gevoel rond te lopen dat je iets niet goed hebt gedaan. Want als dat gevoel is opgeroepen door het oordeel van anderen of van jezelf, hoeft het helemaal niet te kloppen met de
feitelijkheid. Al dat oordelen is immers betrekkelijk! Dat neemt niet weg dat je wel degelijk feitelijke, reële schuld op je geladen kunt hebben. Ik verduidelijk dat door te verwijzen naar de verloren zoon. Die heeft geen last van een vader die luid roept dat hij niet boos is maar wel verdrietig, of van een verwijtende broer. Hij heeft ook geen last van een knagend geweten. Hij is er integendeel in geslaagd van zijn leven één groot feest te maken. Maar als hij eindelijk tot zichzelf komt, ziet hij in hoe het écht met hem gesteld is. Let op die woorden in vers 17:
Toen kwam hij tot zichzelf.
Tijden had hij in een roes geleefd. Nu is het ogenblik gekomen dat hij helder ziet wat hij gedaan heeft. Toegegeven: het lijkt erop dat hij ook eieren voor zijn geld kiest. In de afweging van enerzijds de ellende waarin hij terecht is gekomen, en anderzijds de goede zorgen in het huis van zijn vader, betoont hij zich een nuchter denkend mens. Maar er is meer dan dat hij er profijt in ziet om naar zijn vader terug te keren. Het is voor hem ook zonneklaar dat hij geen goede zoon is geweest. Hij ziet zijn
schuld in, en komt tot een schuldbelijdenis waarover niet te twisten is:
Vader ik heb gezondigd tegen de hemel (God!) en tegen U, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden. (Lucas 15:18)
Werkelijk: over sommige schuldbelijdenissen is niet te twisten. Het menselijk tekortschieten kan zo duidelijk zijn, dat het niet aan de orde is om over verborgen drijfveren te gaan praten die alleen God kent. Er zijn situaties waarin vooruitgelopen kan worden op het laatste oordeel. Dan weet een mens in zijn geweten heel zeker, dat de Heer zelf zijn gedrag afkeurt. Zo zegt David, als hij dankzij het gesprek met de profeet Natan tot zichzelf komt na de zonde met Batseba: “Ik heb gezondigd tegen de HEER.” (II Samuël 12:12). Soms gaan door een crisis de ogen van een mens open en zie je ineens glashelder en scherp: ”Dat heb ik niet goed gedaan.” Soms is het na een tijd van vrolijk experimenteren, dat een jongere tot bezinning komt en beseft: “Nu ben ik echt over de schreef gegaan. Dat was gewoon hartstikke fout.” Soms komt de helderheid bij het terugblikken in de ouderdom: “Ik was er te weinig voor mijn gezin.”
Heilzaam schuldbesef
Zulk schuldbesef is pijnlijk, maar kan ook heilzaam uitwerken. Het kan, in de eerste plaats, leiden tot verandering, tot een nieuwe koers. Dat zie je gebeuren bij de verloren zoon. Denk niet te gering van de prikkel die kan uitgaan van het besef van reële schuld: een mens kan dan tot bekering komen. Bij die oneigenlijke schuldgevoelens is daar geen sprake van. Die leiden alleen maar tot innerlijke onrust en soms ziekte. Maar als je beseft dat je een reële schuld op je geladen hebt, kun je groeien als mens. In de tweede plaats kan het besef van een reële schuld een mens doen verlangen naar vergeving. Ik houd deze preek niet toevallig aan het begin van de veertigdagentijd. Wij gaan ons de komende zondagen via het evangelie van Markus verdiepen in de boodschap van het lijden en sterven van Christus voor onze zonden. Dat is werkelijk een goede boodschap. Schuld kan je zo terneerslaan, zo verdrietig maken. Wroeging is iets vreselijks. Daarom is het zo groots als schuld wordt weggedaan, gezoend. Juist dat is Christus komen doen: de zonde der wereld wegdragen ( Johannes 1:29). Het wegnemen van schuld is even bevrijdend als het genezen van zieken, het uitdrijven van boze geesten, het terugbrengen van een melaatse in de menselijke gemeenschap. Maar wordt dat nog wel zo ervaren? Misschien moet een mens diep wéét hebben van het terneerdrukkende van reële schuld, om de boodschap van Christus’ redding van schuld naar waarde te schatten. Ook daarom kan een gezond schuldbesef heilzaam zijn. Let wel: het evangelie van de redding van schuld is niet goedkoop. Gelukkig niet: een goedkoop evangelie zou niet helpen als een mens door wroeging verteerd wordt. De boodschap van Christus is het evangelie van dure genade. Er is een hoge prijs betaald. Maar daardoor heeft het dan ook ontzaglijke vermogen om ons op te richten uit onze verslagenheid. Wie rondloopt met het besef van reële schuld, kan geen betere boodschap horen: “Christus heeft uw schuld weggedaan. Zij bestaat niet meer.” Begrijp dat niet verkeerd, als zou het horen en geloven van die boodschap het schuldbesef als bij toverslag wegnemen. Zo werkt het niet. Het vertrouwen op Gods genadige vergevingmoeten wij om zo te zeggen volhardend ‘inoefenen’, om van lieverlee zelf ook de rug toe te kunnen keren naar onze schuld. Daartoe is ons ook de regelmatige viering van het avondmaal gegeven. Maar dit staat vast: wie rondloopt met het besef van reële schuld, kan niets beters doen dan zich steeds opnieuw laten omhelzen door de Vader, die ons in Christus tegemoet en zegt: “Mijn dochter! Mijn zoon!”
Amen.
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.