Preek over 2 Kronieken 30:17-20
2014-02-23 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Genade voor mensen die tekort schieten
Liturgie:
♪ Opwekking 407 – O, Heer mijn God
♪ E198 – Zing voor de Here een nieuw lied
2 Kronieken 30: 1-5, 13-20
♪ Psalm 65: 2
♪ N125 - Alles in allen zult Gij zijn
♪ Gezang 365
♪ Psalm 61: 3, 5
Tekortschieten
Helemaal aan het begin van de prekenserie over de tien geboden heb ik de geboden gekarakteriseerd als gebiedende wijzen waarin het evangelie tot ons komt. In het voorbijgaan gaf ik een voorbeeld van zo’n gebiedende wijs: “Stop met zwart werken!” Iemand van u sprak mij na afloop van de dienst daarover aan en zei tegen mij; ‘Weet je dat ik het daar moeilijk mee heb? Niet omdat ik zwart werken goed vind, maar omdat ik een situatie heb meegemaakt waarin ik er niet aan ontkwam om tegen iemand anders te zeggen: ‘Werk dan maar zwart…’. In deze preek kom ik daarop terug, omdat het zo’n reëel punt is. Het gebeurt vaker dat wij er naar ons gevoel niet aan ontkomen om iets te doen dat eigenlijk niet zou moeten. Soms ontkom je er niet aan om onwaarheid te spreken, juist omdat je iemand in bescherming wil nemen. Een ander voorbeeld is ‘echtscheiding’. Je niet houden aan de huwelijksbelofte die je de ander gedaan hebt: er zijn mensen die na rijp beraad en veel vergeefse inspanningen geen andere weg meer zien. Maar wat kun je er een ellendig gevoel aan overhouden. We hebben het hier over een eigenaardige manier van tekortschieten: je slaat een weg in waarvan je heel goed weet dat die eigenlijk niet ingeslagen zou moeten worden. Maar – elke andere keuze is slechter… In deze preek wil ik u aanmoedigen om aan dit tekortschieten een plaats te geven in het christelijk leven. De boodschap is vanmorgen: er is genade voor mensen die tekortschieten.
Een bijzondere Pesachviering
Die boodschap ontleen ik aan het verhaal over de Pesachviering die koning Jechizkia organiseert. Die viering is bijzonder, omdat ook de Israëlieten uit het tienstammenrijk erbij betrokken worden. Dat is nieuw: lange tijd had men het Pesach niet gezamenlijk gevierd, 30:5 (vgl. 13). Helaas nemen maar weinigen uit het Noorden deel aan de viering (30:11), maar toch: er zijn mensen uit Efraïm, Manasse, Issachar en Zebulon (30:18). Over verzoening gesproken! Stammen, die meer dan eens oorlog met elkaar gevoerd hadden, hebben zich nu in vrede verenigd. Alleen: de meesten van die Noorderlingen voldoen niet aan de reinigingsvoorschriften. In de wet van Mozes was bepaald, dat een Jood die bijvoorbeeld een lijk had aangeraakt zich daarvan eerst moest reinigen om het Pesach te mogen eten (Numeri 9:6). Dat was in dit geval niet gebeurd. Wat doet koning Jechizkia nu? Hij had de viering abrupt kunnen beëindigen. Dan had hij een signaal gegeven dat hij de heiligheidswetten serieus nam. Maar dan was ook dat gezamenlijke Pesachfeest in de knop gebroken. Het kostbare moment van vrede waas dan vruchteloos voorbijgegaan. Was die prijs niet te hoog? De koning vindt kennelijk van wel. Hij waagt het erop het feest doorgang te laten vinden, ondanks het feit dat aan de heiligheidsvoorschriften niet is voldaan. Wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen… Maar Jechizkia neemt deze beslissing niet lichtvaardig – verre van dat. Hij doet voorbede voor het volk; hij vraagt om vergeving voor hen, 30:18,19. En dan reageert de HERE God royaal: Hij verhoort Jechizkia en vergeeft het volk, 30:20. Zij schieten tekort, maar er is genade voor hen!
Dapper zondigen
Dit verhaal wil ons helpen om in ons christelijk leven plaats te geven aan het feit, dat wij soms wegen inslaan die eigenlijk niet ingeslagen mogen worden, vanuit de afweging dat elke andere keuze slechter zou zijn. Ik maak vijf opmerkingen.
- Dit verhaal maakt duidelijk, dat ook in de Bijbel situaties beschreven worden waarin het eenvoudig niet lukt om er met geheel schone handen uit te komen. Verbaas je er daarom niet over dat zulke situaties zich ook in jouw leven kunnen voordoen. Wil dan geen ijzer met handen breken. Beëindig je streven om perfectionist te zijn. Daarmee bedoel ik niet, dat je moet ophouden met je best doen om heilig te leven. Geen sprake van! Wat te denken van een banketbakker die er niet om maalt als zijn gebak aangebrand is of er slordig uitziet? Zo ook hebben wij als christenen alle reden om ons in te spannen om ons te richten op wat edel, zuiver, lieflijk en eervol is, Filippenzen 4:8. Doe er, in geval van huwelijksproblemen, dus alles aan om je relatie in stand te houden en om je huwelijksbelofte wél te houden! Maar dat is iets anders dan dat je de illusie hebt dat je je in je leven volmaakt aan Gods wet kunt houden. Zulk perfectionisme is hoogmoedig. Juist in situaties waarin je, tegen Gods bedoelingen in, een weg inslaat omdat elke andere keuze slechter zou zijn, is het zaak dat je nederig je onvolkomen gehoorzaamheid aan Gods geboden aanvaardt.
- Dit verhaal maakt niet minder duidelijk, dat de lat wel hoog blijft liggen. Niemand zegt vergoelijkend “Ach, wat maakt het uit.” De koning ziet reden om tot God te gaan en om vergeving en verzoening te bidden. Het is één ding om te zeggen, dat we onze onvolkomenheid hebben te aanvaarden. Het is heel iets anders om de normen aan te passen en het dus ‘normaal’ te vinden dat we wegen inslaan die we eigenlijk niet zouden moeten inslaan. Op dit punt hebben we als kerk afstand te nemen tot de buitenwereld en een eigen weg te zoeken. In de ons omringende wereld is het immers een tendens, om de lat steeds lager te leggen en de norm steeds verder aan te passen. Het wordt steeds ‘normaler’, dat wil zeggen: in overeenstemming met de norm, om in geldzaken te knoeien, met intieme relaties te rommelen, enzovoorts. Laten wij daaraan als kerk niet meedoen. Het is goed als wij bij de buitenwereld een reputatie hebben van mildheid. Maar dat is wat anders dan dat ook in de kerk ‘alles mag’.
- In zijn gebed vraagt Jechizkia vergeving ‘voor ieder wiens hart gericht is op God’. Dáár gaat het om: om de gerichtheid van je hart op God. Waar die gerichtheid is, kun je soms tot de conclusie komen: “Het gaat niet anders…“ Dat is heel wat anders dan ‘het makkelijk nemen’.
- Jechizkia spreekt in zijn gebed God aan als ‘de Goede’ (NBV: de HEER in zijn goedheid). Dit is misschien wel de enige plaats in het Oude Testament waar de HEER zo genoemd wordt: de Goede. Zo gezien is deze tekst de oudtestamentische tegenhanger van I Johannes 4:8: God is liefde. Onze God bewijst ons niet slechts zijn liefde – Hij is liefde. Onze God doet voor ons niet slechts goede dingen – Hij is de Goede. Hier draait het om in ons christelijk leven. Wij krijgen de wet uit handen van een God die tot in het diepst van zijn wezen goed is. Laat dan ons omgaan met de wet bepalen. De wet is werkelijk niets anders dan het evangelie, maar dan in de gebiedende wijs. Daarom is de wet in Christus niet angstaanjagend. In wat God van ons vraagt legt Hij de lat hoog, maar kijkt Hij ons tegelijk vol Vaderlijke vriendelijkheid aan.
- Zoals Israël in koning Jechizkia een voorbidder had, zo hebben wij die in Christus, Romeinen 8:34:
Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons.
Denk daar eens wat vaker aan, broeders en zusters. Met dat perfectionisme van ons kunnen wij zo gemakkelijk aan het kruis en aan de genade van Christus voorbijgaan. Ooit heeft Luther tegen zijn bekommerde vriend Melanchthon gezegd: “Zondig dapper!” Hij bedoelde niet: zondig maar raak. Hij bedoelde al helemaal niet: zondigen is niet erg. Hij bedoelde: wees fier, midden in je onvolkomenheid, door met heel je hart te vertrouwen op de voorbede van Christus. Want zoals Jechizkia het voor zijn gebrekkige volk opnam, zo doet Christus het voor ons. Het is een wonderlijke combinatie: nederig je onvolkomenheid aanvaarden, en tegelijk in het geloof in Christus fier het hoofd opheffen. Maar toch is dat de passende houding voor wie uitgenodigd wordt aan de tafel van de Heer. Hij heet ons welkom als nederige zondaren, en richt ons op in de vergeving van onze zonden.
Amen.
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.