2012-11-25 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Vanmorgen wil ik u in de naam van onze Heer Jezus voorhouden, dat het verschil tussen de doden en de levenden niet zo groot is als wij geneigd zijn te denken. Beter kan ik zeggen: dat verschil is kleiner gemaakt door de dood en opstanding van Christus. Want groot blijft het. Het is een ontzagwekkend groot verschil: of wij leven, dan wel gestorven zijn. Het maakt ook alles uit voor de relatie die je hebt tot je geliefden: of je iemand van wie je houdt bij je hebt, in levenden lijve, of dat die geliefde gestorven is, zo, dat je radicaal afscheid van hem of haar moest nemen. Ik ga vanmorgen dat vreselijke verschil niet verdoezelen. Maar nogmaals: in de naam van onze Heer Jezus houd ik u voor dat Hij dat verschil kleiner heeft gemaakt. Ik wil eerst belichten hoe Paulus ons achtereenvolgens verzekert dat levenden en doden het eigendom zijn van Christus, en dat zij onder zijn heerschappij staan. Over dat laatste breng ik dan drie dingen naar voren. Ik eindig de preek met de aanmoediging om u te laten gerust te stellen, en u blijvend verbonden te weten met onze doden.
In vers 8 van Romeinen 14 verklaart Paulus:
Of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer.
Daarmee wil Hij zeggen dat wij het eigendom zijn van Christus. Onnavolgbaar mooi heeft zondag 1 van de Heidelbergse catechismus de troost daarvan onder woorden gebracht:
Wat is uw enige troost, zowel in leven als in sterven?
Dat ik met lichaam en ziel zowel in leven als in sterven niet mijzelf toebehoor, maar het eigendom ben van mijn getrouwe Heiland Jezus Christus.
Eén ding verandert dus niet als je sterft. Je blijft van de Heer. Het is niet zo dat je uit zijn hand valt als je sterft. Het is ook niet zo dat je onbereikbaar voor Hem wordt als je sterft. Je wordt onbereikbaar voor je geliefden, maar niet voor de Heer Jezus. Je bent onveranderd van Hem, geborgen in Hem.
In vers 9 gaat Paulus als volgt verder:
Christus is gestorven en weer tot leven gekomen om te heersen over de doden en de levenden.
Eigenlijk is dit een uitwerking van dat ‘eigendom zijn van Christus’. Vergelijk zondag 1:
Hij heeft mij uit alle heerschappij van de duivel verlost.
Of wij nu leven of sterven, wij staan onder de machtige bescherming van onze Heer, Jezus Christus. Opvallend is, dat de doden het eerst worden genoemd:
Christus is gestorven en weer tot leven gekomen om te heersen over de doden en de levenden.
Ook onze doden staan onder zijn bescherming en onder zijn gezag. Wat betekent dat concreet? Voor ik daar wat over zeg, laat ik eerst zien wat de aanleiding voor Paulus is om hierover te spreken.
In Romeinen 14 wil Paulus zijn lezers ervan doordringen, dat wij christenen niet de baas mogen spelen over elkaar. De Romeinen aan wie de brief gericht was, waren daartoe geneigd. Ze beoordeelden en veroordeelden elkaar op dingen als het eten van onrein voedsel, en het in acht nemen van bepaalde feestdagen. Daar gaat Paulus fel tegenin. Hij neemt het op voor de christelijke vrijheid. Zie de twee preken die ik over dit gedeelte in 2005 heb gehouden. Waar het Paulus om gaat is dit: als je je broeder of zuster beoordeelt of veroordeelt, ga je boven die ander staan. Maar dat recht heb je niet, vers 4:
Wie bent u dat u een oordeel velt over de dienaar van een ander?
Inderdaad: onze broeder of zuster staat in dienst van iemand anders. Aan die ‘Iemand’ moeten we het over laten om het eindoordeel over hem of haar te vellen. Die iemand – dat is onze Heer. Om dat te onderstrepen vraagt Paulus midden in dit hoofdstuk aandacht voor de heerschappij van Christus. Omdat wij van Hém zijn en onder zijn gezag en bescherming staan, dáárom mogen wij niet de baas over elkaar spelen.
Ik ga daar nu verder niet op in, maar zoek de uitwerking van vers 8 en 9 vanmorgen in een andere richting. Eigenlijk week ik vers 8 en 9 een beetje los uit Romeinen 14. Ga ik daarmee tegen de regels van de kunst in, die zeggen dat je bij de uitleg van de Bijbel altijd moet meenemen in welke samenhang bepaalde verzen staan? Het valt mee. Er zijn namelijk aanwijzingen dat Paulus in vers 8 en 9 teruggrijpt op een bekend lied uit die tijd. Het lijkt erop dat hij dat lied heeft ingevoegd in zijn betoog. Dat geeft de vrijheid, om nu de omgekeerde beweging te maken, en deze verzen weer op zichzelf te nemen. Daarom voel ik me vrij om nu niet verder in te gaan op dat verhaal over het ‘niet oordelen’, en om die twee prachtige verzen op zichzelf te nemen. Maar dan is er ook meer te zeggen over de betekenis van Paulus’ verkondiging dat Christus heerst over de doden en de levenden, dan dat een christen uiteindelijk niet door mensen geoordeeld wordt maar door zijn of haar Heer. Dat Heer zijn van Jezus heeft ook alles te maken met Gods liefde en kracht.
De heerschappij van Christus: Gods liefde
Dat Christus heerschappij voert over doden en levenden, is allereerst de kroon op het werk van zijn sterven voor onze zonden.
Christus is gestorven … om te heersen over de doden en de levenden.
Dat herinnert aan het slot van Romeinen 8. Omdat Christus door de Vader is prijsgegeven aan de dood, is er geen veroordeling meer. Niets zal ons kunnen scheiden van zijn liefde, 8:35,39. Ook de dood niet. Onze doden, die in Christus gestorven zijn, nemen geen ballast mee in het graf. Er is niets uit hun leven dat tussen hen en God in blijft staan. Nee, onze doden die in Christus gestorven zijn, zijn de zonden die ze in dit leven begingen, kwijt. Die heeft Christus op zich genomen. Onze doden hebben in Christus hun onschuld herwonnen. Net als wij worden zij omstraald door het licht van de vergeving van zonden. Net als wij zijn zij opgenomen in de liefde van Christus. Want Christus is ook voor hen gestorven. Zo mogen wij hen herdenken vanmorgen: als broeders en zusters voor wie Christus gestorven is, Romeinen 14:15. Laten wij daarom nu zingen:
Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft,
die vol ontferming ieder troost en alle schuld vergeeft. (ELB 125)
De heerschappij van Christus: Gods kracht
Maar als wij ook in de dood voor eeuwig zijn opgenomen in de liefde van Christus, dan zal het niet bij de dood blijven. De Heer, die voor ons gestorven is, is ook opgestaan. Paulus roerde dat al aan in 8:34:
Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit…
Ook hier in 14:9 blijft Paulus niet staan bij het sterven van Christus;
Christus is gestorven en weer tot leven gekomen om te heersen over de doden en de levenden.
In die opstanding zit Gods kracht. Christus heerst over de doden met een onvoorstelbare goddelijke sterkte en kracht. Maar dan hebben we het eigenlijk over het eeuwige leven. Als onze doden omgeven zijn door de onoverwinnelijke kracht en sterkte van de opgestane Heer, dan is ook dat als een stralend licht om hen heen. Dan zijn zij eigenlijk al niet meer in de dood, ook al liggen zij nog in het graf, of is hun as verstrooid over het water. Als de opgestane Heer in zijn liefde over hen heerschappij voert, dan worden zij overstraald door het licht van het eeuwige leven. Denk aan wat Jezus zegt in Johannes 11:25:
Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven.
Geruststelling en verbondenheid
Dit alles houdt in, dat wij in de aanblik van de dood worden gerustgesteld, en bovendien worden bemoedigd in de wetenschap dat wij met onze doden verbonden blijven. Dat Christus het verschil tussen ‘dood’ en ‘levend’ kleiner maakt, is allereerst geruststellend. Wat er precies gebeurt met ons mensen als wij sterven, weten we niet. Er wordt in de Bijbel wel over gesproken, maar er is reden om voorzichtig te zijn met het trekken van conclusies. Immers in de Bijbel wordt geen helder beeld geschetst van wat er ligt aan gene zijde van de dood. Bovendien is bijna alles wat erover gezegd wordt, beeldspraak. Ten diepste hebben we het hier over verborgenheden. En toch – worden er enkele forse lijnen geschetst, en wordt ons die houvast geboden. Want één ding in de Bijbel trekt altijd weer de aandacht, en dat is de nadruk op de geborgenheid bij God die nooit ophoudt. Dat is ook de enorme zeggingskracht van het evangelie van Romeinen 14. de doden staan onder de heerschappij van Jezus, die voor hen gestorven is, en die nu leeft in de onoverwinnelijke kracht van God. Dat maakt dat wij gerust kunnen zijn. Hiermee weten wij genoeg. Waar zijn onze doden? Zij zijn in de lichtkring van de liefde en macht van onze Heer Jezus. Meer hoeven we niet te weten, om gerustgesteld verder te gaan. Maar behalve geruststelling wil dit evangelie ook nog iets anders bewerken. Als het zo is dat Christus over doden én over levenden heerschappij voert, dan vormen wij, levenden en doden, ondanks alles, een eenheid. Dan is het één kudde die de Goede Herder heeft. Dan is het ook één kerk: de kerk daarboven, en de kerk hier beneden (gezang 399). Láát het dan zo zijn dat wij hen niet kunnen bereiken en zij ons niet, dan nog zijn we met elkaar verbonden doordat we dezelfde Heer, dezelfde Herder hebben. Zo is er in Christus blijvende verbondenheid met onze doden. Hij houdt óns als het ware met de ene hand vast, en hén met de andere. Wij kunnen niet rechtstreeks contact maken met hen, en zij niet met ons. Maar beiden maken we deel uit van de ene kudde van de Goede Herder. Zo gaan wij, ondanks alles, toch eendrachtig de grote toekomst van het Leven tegemoet, zij, die in Christus gestorven zijn, en wij, die met Hem wandelen in dit leven. Amen.
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.