Preek over Matteüs 22:39 en Matteüs 7:12

2012-08-12 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Van jezelf houden

Liturgie:

♪ Gezang 457
♪ Psalm 113: 1, 2
Genesis 1: 20-28 en Openbaring 19: 5-9
♪ Gezang 1
♪ E58 – Groot is uw trouw, o Heer
Filippenzen 2: 6-11
♪ E87 – Ik aanbid U

Inleiding

Veel christenen vragen zich af, of zij van zichzelf mogen houden. Therapeuten dringen erop aan: er is al te veel zelfhaat in de wereld. Maar hoe verhoudt zich dat tot dat wat in de Bijbel staat over ‘zelfverloochening’? Zie bijvoorbeeld Marcus 8:34. Niet mis te verstaan is ook de oproep van Paulus, om bescheiden te zijn en de ander belangrijker te achten dan jezelf, Filippenzen 2:3. Als wij onszelf in liefde aan de ander hebben te wijden, blijft er dan nog ruimte om jezelf lief te hebben? En als wij God dienen lief te hebben met heel ons hart en heel onze ziel en heel ons verstand (Matteüs 22:37), welke ruimte blijft er dan over om van onszelf te houden? Het zijn actuele vragen, waarop ik vanmorgen een Bijbels antwoord wil geven. Daarbij doe ik mijn winst met inzichten van de kerkvader Augustinus (354-430). Het is wel opvallend dat iemand die zo lang geleden leefde, in de Bijbel speurde naar antwoorden op vragen die ons nu volop bezighouden. Augustinus laat er geen onduidelijkheid over bestaan; met grote beslistheid zegt hij: “Ja, wij mogen zeker van onszelf houden. Dat is in lijn met het evangelie.” Hij weet wel dat je jezelf tevéel kunt liefhebben, maar hij zegt ook dat je jezelf te wéinig kunt liefhebben. Voor dat we de Bijbelgedeeltes gaan lezen die ons vanmorgen de weg wijzen, wil ik u en jullie eerst uitnodigen om de vragen tot je door te laten dringen:

Is het Bijbels om van jezelf te houden?
Houd je van jezelf?
Houd je misschien teveel van jezelf?
Of houd je niet genoeg van jezelf?
En hoe komt dat, dat je niet genoeg van jezelf houdt?

Als uzelf: de maatstaf

De eerste vraag is: “Hoezo zou je van jezelf mogen houden? Waar staat dat in de Bijbel?” Altijd weer als die vraag rijst, wordt gewezen op het dubbelgebod van de liefde:

“Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.” (Matteüs 22:37,38)

Ook Augustinus wijst op die tekst. Daarnaast wijst hij op de ‘gulden regel’ van Matteüs 7:12:

“Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.”

Volgens Augustinus legt deze tekst de eerste uit. Hij zegt ongeveer dit: “Uit die ‘guldenregel’ kun je afleiden wat het precies inhoudt, je naaste liefhebben als jezelf. Je hebt de ander lief als jezelf, wanneer je je naaste zo behandelt als je zelf behandeld wilt worden. Je gunt dan de ander het goede dat je jezelf gunt.” Jezus gaat er in de ‘gulden regel’ van uit dat ieder mens gedreven wordt door een verlangen naar geluk, en op zelfbehoud uit is. En inderdaad: zelfs mensen die zichzelf pijn doen, doen dat omdat ze dat ‘goed’ of ‘nodig’ vinden. Al hebben mensen nog zo’n vreemde of zelfs lugubere manier om aan hun ‘ik’ recht te doen – dat is wel hun drijfveer: recht doen aan hun ‘ik’. Augustinus meent dan ook dat Jezus een maatstaf aangeeft wanneer Hij zegt: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Je hebt een ander pas genoeg lief, als je hem of haar evenzeer het goede gunt als je het jezelf zou gunnen. Zó als je vanzelf houdt, zo ook dien je van de ander te houden – niet minder. Mensen zouden niet goed van een ander kunnen houden, als ze zelf niet de drang kenden om aan hun ‘ik’ recht te doen. Daarom is het goed en christelijk om van jezelf te houden.

Te veel van jezelf houden

Het is nu niet moeilijk om te begrijpen wanneer je teveel van jezelf houdt. Dat doe je, wanneer je meer van jezelf houdt dan van de ander, wanneer je jezelf meer gunt dan de ander. En al helemaal houd je te veel van jezelf, wanneer je meer houdt van jezelf dan van God. Te veel houden van jezelf is de zonde van het egoïsme. In dat woord zit het woord ‘ego’, ‘ik’. Als jouw belang gaat boven dat van God en je naaste, dan ben je egoïstisch, en dan houd je teveel van jezelf.

Niet genoeg van jezelf houden

Maar nu het andere. Je kunt ook te weinig van jezelf houden. Je kunt jezelf minachten, of zelfs haten. Hoe dat komt? Bijvoorbeeld doordat je ontevreden bent over jezelf: over je uiterlijk, of over je prestaties, of over je onvermogen om aan je goede voornemens uitvoering te geven. Je kunt daardoor een uitgesproken hekel aan jezelf krijgen. Vroeger sprak men wel van ‘een mishagen aan jezelf’. Ik doel op wat in het oude Avondmaalsformulier staat:

“Een iegelijk bedenke bij zichzelf zijn zonden en vervloeking, opdat hij zichzelf mishage…”

Juist omdat dit motief in onze traditie zo sterk aanwezig is, kost het menig christen moeite om wél van zichzelf te houden. Het is belangwekkend om van Augustinus te horen hoe hij hiermee omgaat. Allereerst zegt hij, dat het logisch is dat wij onszelf soms verfoeien om wat we niet goed doen. Het zou er bij moeten komen, dat wij onszelf over de bol aaiden wanneer wij boze dingen doen, of laks zijn in het goede. Maar dat is niet het hele verhaal. Augustinus zegt in de tweede plaats, dat er meer is dan al datgene wat we niet goed doen. Preciezer gezegd: er is meer dan wat wij van ons leven maken. Er is ook nog wat God van ons leven maakt. Daarbij kijkt Augustinus twee kanten uit, naar onze oorsprong en naar onze voleinding. Ook als je jezelf verfoeit om wat je verkeerd doet, dan nog mag je van jezelf houden en zuinig zijn op je ‘ik’, vanwege wat God met jou gedaan héeft en nog gáat doen. Daarom heb ik vanmorgen schriftlezingen gekozen uit Genesis, het begin van de Bijbel, en uit Openbaring, het slot ervan. Genesis1 gaat over hoe God ons gemaakt heeft. Openbaring 19 gaat over hoe God ons tot onze bestemming brengt.

Naar Gods beeld geschapen

Eerst Genesis 1, over hoe God ons heeft gemaakt. In 1:27 wordt verteld wat ons onderscheidt van de dieren: wij zijn geschapen naar Gods beeld. Over de betekenis daarvan valt veel te zeggen. Vanouds heeft men gewezen op Kolossenzen 3:10 in combinatie met Efeziërs 4:24. Uit deze teksten leid men af, dat de mens geschapen is naar Gods beeld in zoverre hij Gods rechtvaardigheid en heiligheid weerspiegelt. Zie de Heidelberger Catechismus zondag 3 vraag en antwoord 6. Door de zondeval zou dat beeld van God in ons vervolgens beschadigd, of zelfs teniet gedaan zijn. Maar in Jacobus 3:9 wordt de suggestie gewekt, dat ieder mens, hoe zondig ook, nog altijd Gods beeld vertoont. Daarom hebben uitleggers ook wel gewezen op dat wat ons mensen daadwerkelijk onderscheidt van dieren: dat we begiftigd zijn met verstand. Zouden wij daarin niet Gods eigen heerlijkheid afbeelden? Nog weer een andere kant gaan de uitleggers op, die wijzen op de samenhang van Genesis 1:27 en 28: de als beeld van God geschapen mens moet heersen over de schepping – zie ook psalm 8:6-9. De mens is dan in zoverre ‘beeld van God’, dat hij namens God regeert over de schepping. Deze uitleg heeft steeds meer aanhang gekregen. Ook ik denk ik dat we het in deze richting moeten zoeken. Maar ik voeg er nog iets aan toe. Er is op gewezen, dat de mens in Genesis 1 het eerste schepsel is dat de HEER rechtstreeks aanspreekt. Ga maar na: in de verzen 20-25 wordt wel gezegd dat God de dieren die Hij schept zegent, maar niet dat Hij iets tegen hen zegt. Dat is pas het geval als Hij de mens geschapen heeft als mannelijk en vrouwelijk, 1:28:

Hij zegende hen en zei tegen hen…

Dat wij beeld van God zijn is dus ook daarin te zien, dat wij de enige schepselen zijn die God aanspreekt en met wie Hij dus contact zoekt. Daarin zijn wij mensen uniek. Daarin zijn we ook aan elkaar gelijk. Geen mens staat boven de ander, als zou God zich eerder tot de een dan tot de ander richten. Of je nu een super-genie bent of verstandelijk gehandicapt: God zoekt contact met jou en spreekt jou aan. Dáárom, omdat je door God gewild bent als zijn gesprekspartner, mag je van jezelf houden. Daarom hoef je jezelf niet te haten. Heb je een hekel aan je uiterlijk? Doe je dingen niet goed, of kun je dingen niet goed? Zeg dan luid en duidelijk tegen jezelf: “Wacht eens even! Ik ben wél een schepping van God, een schepsel met wie Hij contact zoekt! Dat is niet niks!”

De bruid van Christus

Nu Openbaring 19, over hoe God ons tot onze bestemming brengt. Ons wordt het beeld geschetst van een bruiloft. Christus is de bruidegom. En wie is de bruid? Dat is de gemeente van Christus. Realiseer u hoe bijzonder dit is: dat de Zoon van God zich paart aan mensen! Natuurlijk heeft dat er alles mee te maken dat wij geschapen zijn naar het beeld van God. Je zou kunnen zeggen dat toen God de mens aansprak, helemaal aan het begin van de schepping, Hij hier al op uit was: komen tot een innige en unieke gemeenschap met de mens. In Jesaja 62:5 spreekt de HEER zo ook over Jeruzalem:

Zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid,
Zo zal je God zich over jou verheugen

In het Nieuwe Testament wordt Gods volk aangevuld met heidenen; nu is het Christus die om zo te zeggen een huwelijk sluit met de kerk, Efeziërs 5:32. Wij christenen, zoals we hier samen als gemeente van Christus bijeen zijn, zijn het die onze bestemming zullen bereiken als de bruid van Christus! “Ja maar,” roept iemand, “ik zie er niet uit!. Ik ben geen goede gelovige.” Maar wat staat er in vers 8 over de bruid?

Zij mag zich kleden in zuiver, stralend linnen. Want dit linnen staat voor al het goede dat gedaan is door de heiligen.

Dat witte gewaad wordt haar gegeven, zo luiden terecht de meeste vertalingen. God zorgt ervoor dat zijn kinderen ook goede dingen doen. Die spaart Hij op. Als de grote bruiloft komt worden we erin gehuld. En let wel: er wordt dan niet gekeken naar wat ieder persoonlijk gedaan heeft. Sámen zien we er mooi uit, dankzij alle goede dingen die door ons allen gezamenlijk gedaan zijn. Want de Bijbel denkt niet aan individuele ‘bruiden’ voor Christus. Nee, allemaal samen vormen we de ene gemeente, de ene bruid, zodat het goede dat door de diverse christenen in de loop van de eeuwen gedaan is, van héél de bruid afstraalt. In de gemeente van Christus mogen we ook in die zin pronken met andermans veren! Bang zijn dat jij een raar figuur zult slaan, omdat jij in vergelijking met anderen misschien zo weinig goeds gedaan zou hebben, is dus niet nodig. Voeg je bij de gemeente van Christus, de bruid van Christus. Neem daarbij bescheiden je plekje in, en doe wat je hand vind om te doen. God merkt het op, en zal het als de tijd daar is in-weven in het bruidstoilet waarmee de kerk dan getooid zal zijn. En al het lelijke? Dat wordt van je afgewassen, Openbaring 7:14. Zó gaat het worden: één groot feest. God ziet het al voor zich. Dat is jouw bestemming. Kijk in dat perspectief met de ogen van God naar jezelf, en ga in dat perspectief van jezelf houden!

Houden van God en je naaste

Als je zo van jezelf leert houden, kun je ook van je naaste leren houden. De ander doet misschien dingen waar jij niet zo gecharmeerd van bent. Maar dáár hoef je niet van te houden! Je liefde richt zich niet op de ander in zoverre hij of zij boze dingen doet, of laks is in het goede. Je mag van de ander houden vanwege dat dubbele perspectief. Ook van de naaste geldt, dat God hem of haar gemaakt heeft naar zijn beeld, en contact zoekt met hem of haar. God wil niet minder met de ander in contact staan dan met jou. Heb dáárom de ander lief, zoals je jezelf lief hebt. Zie de ander ook zoals hij of zij worden gaat. God wil ook die ander graag zien deel uitmaken van de bruid van Christus. God vraagt van jou te doen wat je kunt om het zover te laten komen. Van de ander houden is: hem of haar gunnen dat hij straks ook het grote feest meeviert. Dat is volgens Augustinus het diepste van de liefde voor de naaste: dat je hem of haar vóór alles gunt dat hij of zij de bestemming van de grote bruiloft bereikt. De diepste liefde die je voor de ander kunt hebben is dat je hem naar God toe leidt. Dat is trouwens ook de diepste liefde die je voor jezelf kunt hebben. Het mooiste en beste dat je jezelf en de ander kunt gunnen, is de gemeenschap met God. Ik eindig met een uitspraak van Augustinus die in deze richting wijst. Het is een doordenkertje.

Houd van God, en leer zo van jezelf houden.

Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.