Preek over Psalmen 40:7-9

2012-03-25 v.m.

Ds. A. van der Dussen

 

Liturgie:

♪ E133 – Machtig God, sterke Rots
♪ Psalm 121
♪ Paasprojectlied “Jezus waarheid, weg en leven”
Psalm 40:1-9 en Matteüs 26:39-56
♪ Gezang 180
♪ E2:1 ,2 – Abba, Vader

Laat het gebeuren zoals God het wil

Het klinkt zo eenvoudig wat in psalm 40:9 staat:

Uw wil te doen, mijn God, verlang ik.

Maar wat is dat verlangen ons soms vreemd. Immers, wat God wil dat je doet, kan haaks staan op je eigen voornemens en plannen. Daarom is het zo uitzonderlijk wat Jezus zegt in Getsemane:

“Laat het gebeuren zoals U het wilt.” (Matteüs 26:39)

Daarmee geeft Hij zijn lot uit handen en doet Hij afstand van zijn eigen wil. Daarmee doet Hij wat ons vaak onnoemelijk zwaar valt. In kleine dingen, in relatie tot medemensen, is het al moeilijk. Als je samen met vakantie gaat en de ander een bestemming voorstelt waarvan jij denkt: “Nee hè, daar toch niet heen, zonde van die vrije week” – hoeveel moeite kost het dan om te zeggen: “Laat het gebeuren zoals jij het wilt…” In grote dingen is het nog veel moeilijker. Stel, je zoon zegt tegen je: “Ik ga niet meer mee naar de kerk”. Hoe reageer je dan? Daar leg je je toch niet onmiddellijk bij neer? Dan zeg je toch niet: “Laat het gebeuren zoals jij het wilt.”? Stel, je vriendin zegt tegen je dat ze het uit wil maken. Zeg je dan: “Laat het gebeuren zoals jij het wilt.”? Ga je niet veeleer alles op alles zetten om de relatie met haar te redden? In relatie tot God komt er zo mogelijk nog meer strijd aan te pas voordat je zegt “Laat het gebeuren zoals U het wilt.” Immers, God kan dingen willen die jij niet wilt, nooit. Als Hij jou wil ontnemen wat je het liefste is – daar kun je toch niet akkoord mee gaan?

Strijd

Jezus bracht het op om tegen God te zeggen:

“Laat het gebeuren zoals U het wilt.”

Maar dat ging Hem niet gemakkelijk af. Hij heeft zich niet zomaar aan de wil van zijn Vader gewonnen gegeven. Het kostte Hem ontzaglijk veel strijd:

Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan. (Matteüs 26:39)

Dat is oudtestamentische taal. Vergelijk Jeremia 25:15,17,26,28, waar sprake is van de beker die de HEER de heidense volkeren laat drinken:

De HEER, de God van Israël, zei tegen mij: “Neem deze beker van Mij aan en laat daaruit alle volken waarheen Ik je zend de wijn van mijn woede drinken.” … Ik nam van de HEER de beker aan en gaf alle volken waarheen Hij mij zond daaruit te drinken. … Alle koninkrijken op aarde moesten uit de beker drinken. … De HEER zei: “En als ze weigeren de beker aan te nemen, zeg dan tegen hen: … Drinken zul je!”

Hier is de beker met wijn dus symbool van Gods oordeel. Het is schokkend dat Jezus in Getsemane deze beeldspraak gebruikt om aan te duiden wat God van Hem wil. Is Hij als die godvergeten volken? Moet Hij de beker van Gods woede drinken? Is zijn Vader werkelijk van plan Hem prijs te geven aan zijn gewelddadige vijanden? Het is werkelijk geen wonder dat Hij met hartstocht vraagt om een andere weg. Toch is Hij niet blijven steken in het verzet tegen dat gruwelijke dat Hij vreesde. Uiteindelijk heeft Hij erin toegestemd de beker te drinken en zo zichzelf te offeren:

… maar laat het niet gebeuren zoals Ik het wil, maar zoals U het wilt. (Matteüs 26:39 slot)

Hoewel – uiteindelijk? Treffend is dat Jezus even later, in een tweede gebed, toch weer terug komt op dat drinken van de beker.

Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan Mij voorbij gaat… (Matteüs 26:42)

Opnieuw strijdt Hij met God. De aanvechting is nog niet voorbij. Het lijkt erop dat Hij van binnen verscheurd wordt. Hij wil wat God wil – Hij wil niet wat God wil. Het is ontroerend, zo menselijk als Jezus hier is. Want hoe menselijk is deze tweestrijd, dit heen en weer geschud worden tussen willen wat God wil en niet willen wat Hij wil. Voor ons is het troostrijk om te zien dat Jezus die strijd niet zo maar beëindigd heeft, maar er tijd voor nodig had. Laat het ons daarom niet verbazen als ook wij tijd nodig hebben, veel tijd, voor de tweestrijd waarin wij kunnen verkeren als het gaat om de willen wat God wil. Zo gaat dat, in het strijden met God. Je bent er niet zomaar. Je moet een hele weg afleggen voor je je aan zijn wil gewonnen geeft. Toch klinkt dit tweede gebed al anders dan het eerste. Jezus is aan het opschuiven:

… als het niet mogelijk is dat deze beker aan Mij voorbij gaat…

Jezus groeit er naar toe, naar het willen wat God wil. En toch – Hij is er nog steeds niet. Er volgt nog een derde gebed, 26:44. Pas dan is het laatste woord gesproken:

Maar laat het niet gebeuren zoals Ik het wil, maar zoals U het wilt.

Hiermee eindigt de strijd. Jezus heeft zich gewonnen gegeven. Hij wil wat God wil.

Getsemane en Psalm 40

Je zou bijna zeggen, dat dit ‘eens-willend’ met God worden bovenmenselijk is. En toch is het in zekere zin ook heel menselijk. Dat blijkt uit het verband dat in Hebreeën 10:5-10 gelegd wordt tussen Jezus’ bereidheid om zichzelf te offeren en de woorden die in psalm 440 gesproken worden over het verlangen om Gods wil te doen. Volgens Hebreeën 10:7b herkent Jezus zich in de uitspraak van psalm 40:

Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen.

Nu was de dichter van psalm 40 een heel gewone Joodse man. Hij komt tot deze uitspraak vanuit de dankbaarheid voor Gods hulp. Hij is dankzij God aan de dood ontsnapt, psalm 40:3:

Hij trok mij uit de kuil van het graf.

Daarin ziet Hij de goedheid van God, 40:6:

Veel wonderen hebt U verricht,
Veel goeds voor ons besloten,
HEER, mijn God.

Normaal gesproken uitte een Jood zijn dankbaarheid voor zoveel goedheid van God door in de tempel een offer te brengen, zie bijvoorbeeld Nehemia 12:43. Maar dat doet deze man niet. Hij komt in de tempel, maar brengt geen offers mee voor God, Psalm 40:7. Hij brengt zichzelf mee, om zichzelf aan God te geven. Dat is de zin van de woorden in Psalm 40:8,9:

Hier ben ik. … Uw wil te doen, mijn God, verlang ik. (40:9)

Hij weet dat God blij is met onze gaven, maar nog blijer met onszelf, met onze inzet voor Hem, met onze bereidheid om te leven zoals Hij het wil. In vers 9b wordt dat verduidelijkt:

Diep in mij koester ik uw wet.

Deze man is God zo dankbaar, dat hij vervuld is van verlangen om te doen wat God in zijn wet van hem vraagt. In die man herkent Jezus zichzelf volgens Hebreeën 10.

Eerst zegt Hij (Christus): ‘Offers en gaven hebt U niet verlangd’. … Daarmee bedoelt Hij de offers die volgens de wet worden gebracht. Dan zegt Hij: ”Hier ben Ik, Ik ben gekomen om uw wil te doen.” (10:8,9)

Dat heel menselijke, waarbij je uit dankbaarheid aan God alles doet wat Hij vraagt – dat typeert Jezus in Getsemane. Eigenlijk vertegenwoordigt Hij hier de mensheid zoals God die bedoeld heeft. Dat wij zo vaak niet willen wat God wil, dat is onze zonde. Wij omschrijven ‘zonde’ vaak als ‘overtreding van de wet’. Dus: ‘vloeken’ is zonde, omdat wij daarmee de wet overtreden. Maar ‘zonde’ is méér dan het overtreden van de wet. Het is zoveel als: je verzetten tegen de wil van God. In de zonde handhaven wij onszelf tegenover God. Zonde is, dat wij zijn wil trotseren. Het uitzonderlijke van Jezus is dat Hij niet zondigt. Hij laat het immers niet gebeuren zoals Hijzelf het wil maar zoals God het wil! Bovenmenselijk? Nee – heel menselijk! Jezus laat hier zien hoe wij mensen bedoeld zijn: als schepselen die uit dankbaarheid aan de Schepper ernaar verlangen om zijn wil te doen. In psalm 40 wordt vooral gedacht aan het doen wat in de wet staat. In Getsemane staat voorop dat Jezus de weg wil gaan die God Hem opzendt. Inderdaad behelst ‘de wil van God’ zowel zijn wet (“Ik wil dat je zus en zo leeft”) als zijn weg (“Ik wil dat je deze weg gaat”). Het leven van Jezus wordt gekenmerkt door een totale overgave aan die tweeledige wil van God. Hij zag het als zijn missie om de wet van God voor zijn rekening te nemen, en om de weg van God te gaan. Als zodanig was Hij de volkomen mens, aan wie God alleen maar vreugde beleeft. Hij heeft dat gedaan ter verzoening van onze zonden, en om ons een voorbeeld te geven.

Verzoening

In zijn volmaakte bereidheid om te willen wat God wil, is Jezus onze Redder. Hebreeën 10 zegt het zo:

Op grond van die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Christus. (10:10)

In zijn vereniging met Gods wil heeft Jezus onze plaats ingenomen en zo onze zonde gezoend. Omwille van Hem ziet God voorbij aan onze eigenzinnigheid, aan ons oproer, aan onze eigenwijsheid, aan onze weigering om te willen wat Hij wil. God laat ons niet vallen, al zijn wij nog zo gebrekkig in het willen wat Hij wil. God wil toch met ons verder, omwille van die Ene, die Eenling in Getsemane. Dit is de grond waarop wij staan. Maar heb dan geen grote mond over jezelf en je geloof en je vroomheid en je goede werken. Doe er dan het zwijgen toe en brengt Hem de eer, Hem, Jezus, die hierbij uitkwam:

“Laat het gebeuren zoals U het wilt.”

Vertrouw je aan Hem toe, aan zijn offer. Hij verzoent al ons zondige weerstreven van God.

Voorbeeld

Als zodanig is Jezus ook ons voorbeeld, en wordt psalm 40 toch ook onze psalm. O, zeker, wij zullen Hem nooit in zijn volmaaktheid benaderen. Onze strijd zal met vele nederlagen gepaard gaan. En toch – Hij zegt kort en krachtig tegen ons: “Volg Mij.” En Hij leert ons bidden:

Uw wil geschiede. (Matteüs 6:10)

Jezus gaat ons voor op de weg van het mens-zijn zoals God het bedoelt. Zo wordt het ook onze psalm, psalm 40. Ja, want in het licht van wat Jezus voor ons gedaan heeft kunnen ook wij zeggen:

Veel wonderen hebt U verricht,
Veel goeds voor ons besloten,
HEER, mijn God. (40:6)

We mogen er vertrouwen in hebben dat God het goede met ons wil. Daarom is het zaak dat ook wij, wij, in de kracht van de Geest, leren zeggen:

Uw wil te doen, mijn God verlang ik.

Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.