Preek over Psalmen 5:5,6a,8
2011-12-18 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Ontzagwekkende liefde
Liturgie:
♪ Psalm 36 : 2
1 Petrus 2 : 24
♪ E164 – Uw tederheid genas
Psalmen 5
Marcus 1:1 - 5
♪ Psalm 5 : 2,3
♪ E64 – Heer, ik kom tot U
♪ Psalm 118 : 1,10
♪ Gezang 117 : 1,3,7
Inleiding
Vandaag, de vierde zondag van de Advent, hebben we een stukje over Johannes de Doper gelezen, de wegbereider van Jezus. Het is het begin van Marcus 1, waarin hij naar voren komt als de man die de mensen oproept tot bekering en vergeving van zonden. In deze preek over enkele verzen van psalm 5 grijp ik daarop terug.
Overvloed
Ik steek in bij vers 8 van psalm 5:
Ik mag door uw grote liefde uw huis binnengaan.
Dat is een mooie tekst bij het avondmaal. Het gaat om welkom zijn bij God, om zijn gastvrijheid. In de psalm wordt gedacht aan het binnengaan in Gods huis, de tempel. Nieuwtestamentisch gesproken worden we uitgenodigd om bij de Heer te gast te zijn aan zijn tafel. Uit die gastvrijheid blijkt zijn grote liefde. Let op dat woordje ‘groot’. In andere vertalingen wordt het als volgt weergegeven:
Dankzij uw overmaat aan genade mag ik binnen in uw huis (Willibrordvertaling)
In de overvloed van uw vriendschap mag ik komen in uw huis. (Naardense Bijbel)
Als je die woorden tot je door laat dringen kun je weer beseffen hoe bijzonder het avondmaal is. Je gaat niet zomaar aan tafel; het is een overmaat van genade die God daarmee aan je bewijst.
Ontzag
In de tweede helft van vers 8 wordt een variatie aangebracht op dit thema:
van ontzag vervuld zal ik mij buigen naar uw heilige tempel.
De toonzetting is nu anders. Het genieten van Gods gastvrijheid blijkt een houding van diepe eerbied op te roepen. Het woord ‘ontzag’ (in de vertaling van 1951 staat ‘vreze’) in combinatie met het woord ‘buigen’ suggereert dat je als mensen je plaats weet voor God. Wie zijn wij mensjes eigenlijk in vergelijking met de grote en heilige God? De manier waarop we in onze samenleving met elkaar om gaan helpt niet echt om je zo’n houding van eerbied en ontzag aan te wennen. Zoals een van mijn leermeesters ooit zei: we leven in een
maatschappij – we zijn allemaal ‘maatjes’ van elkaar – en niet meer in een
heerschappij, waarbij we zijn onderworpen aan het gezag van een heer. Inderdaad: terwijl de minister-president vroeger werd aangesproken met ‘excellentie’, deinzen mensen er nu niet meer voor terug om ‘Mark!’ te roepen. Voor je het weet dringt dat ook door in de kerk, en neigen mensen ertoe om ook God amicaal tegemoet te treden. Maar dit vers uit psalm 5 maakt duidelijk dat dan een belangrijk besef is weggevallen. Dat God ons zijn vriendschap aanbiedt en vertrouwelijk met ons wil omgaan, betekent niet dat wij van onze kant kameraadschappelijk met Hem om zouden kunnen gaan. Dat Hij ons aan de tafel van de Heer gastvrijheid biedt, houdt niet in dat het er om zo te zeggen ‘gezellig’ wordt. Ik kan dat nog wat concreter maken. Uit vers 5 en 6a blijkt dat God in zijn liefde nooit ‘soft’ wordt. Er valt met de goede God niet te spotten:
U bent een God die zich niet verheugt in het kwaad
bij U is de misdaad niet welkom.
Gewetenlozen houden geen stand
onder de blik van uw ogen.
Gelukkig, zou je zeggen. Het rapport Deetman over seksueel misbruik in de kerk maakte deze week duidelijk hoe erg het is als een oogje wordt toegeknepen wanneer er echt foute dingen gebeuren. Vreselijk zou het zijn als ook God het er bij laat zitten als mensen iets ergs doen. Redding voor de wereld is het, als God het kwaad niet verdraagt, als de misdaad bij hem niet welkom is. Veelzeggend is de beeldspraak:
Gewetenlozen houden geen stand onder de blik van uw ogen.
God kijkt je weg, als je gewetenloos de dingen doen die Hij afkeurt. Denk niet dat alleen in het Oude Testament zo over God wordt gesproken. Het optreden van Johannes de Doper maakt duidelijk dat het bij Jezus’ komst niet anders is. Diens weg wordt bereid, doordat een ontzagwekkende profeet de mensen oproept zich bekeren van het kwaad en zich laten te dopen. De mensen moeten door een proces van loutering heen tegen de tijd dat de Heer Jezus zijn opwachting maakt. Wat in psalm 5:8 staat is een kernachtige omschrijving van wat Johannes te weeg brengt: van ontzag vervuld buigen al die dopelingen zich naar Jezus toe.
Johannes en Jezus
Wordt het op deze manier toch niet ongemakkelijk om bij God aan tafel te zitten? Je zou kunnen denken dat God met de ene hand geeft wat Hij met de andere weer terugneemt. Dat zou echter alleen waar zijn, als er een tegenstelling bestond tussen de overvloed van Gods vriendschap en zijn ontzagwekkende heiligheid, tussen Jezus en Johannes. Maar in werkelijkheid gaan ze hand in hand, Jezus en Johannes, en vult de tweede helft van vers 5 de eerste helft aan. Naarmate je meer ontzag krijgt voor God, wordt de overmaat van zijn genade des te opzienbarender. Juist omdat God de misdaad niet welkom heet is het zo bijzonder dat Hij jou wél welkom heet. Dat heeft met Jezus te maken. Die strenge Doper brengt je in contact met onze lieve Heer. Via het ontzag dat Johannes wekt kom je bij Gods genade uit. Maar ook omgekeerd: het warme bad van Gods vriendschap ondergaan roept gevoelens van verwondering op. Je weet immers, dat de God die nu zo vriendelijk naar je kijkt, ook anders kan kijken. Daarmee is alle vanzelfsprekendheid weg aan het Avondmaal. Uiteindelijk gaat het erom, dat Gods liefde ontzagwekkend is. Nergens krijg je als het goed is meer ontzag voor God dan bij het kruis.
Amen.
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.