Preek over Deuteronomium 32:21
2010-08-29 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Terg de Heer niet!
Liturgie:
♪ E73 – Here der Heren
♪ Psalm 115: 1, 2, 3
Deuteronomium 32: 11-18 en I Korintiërs 10: 21, 22
♪ Psalm 27: 5
♪ E74:1– Het is volbracht
♪ Gezang 187: 3
♪ Psalm 119: 30
♪ Gezang 327
Gods ‘naijver’
Vanmorgen wil ik de eerste preek houden in een serie over ‘Gods hartstocht’. Zo vertaal ik het woord dat in de NBG-bijbelvertaling van 1951 met ‘naijver’ werd weergegeven. In Oude én Nieuwe Testament komt dat steeds weer naar voren: dat de HEER een ‘naijverig’ God is. Dat ouderwetse woord heeft ongeveer de gevoelswaarde van ons woord ‘hartstocht’. Denk ook aan gepassioneerdheid, gedrevenheid, heftige emotie. Paulus waarschuwt er in I Korintiërs 10:22 voor, om de Heer niet “tot naijver te wekken”. Dat wil dus zeggen: pas op dat je Hem er niet toe brengt heftig op jou te reageren! De Nieuwe Bijbelvertaling gebruikt dan ook met recht het woord het woord ‘tergen’. Het eigenaardige is, dat Paulus daarvoor waarschuwt als hij het over het avondmaal heeft. Daarom wil ik u vanmorgen, voorafgaand aan onze avondmaalsviering, voorhouden: “Terg de Heer niet!” Omdat Paulus een uitspraak uit Deuteronomium 32 aanhaalt, preek ik over vers 21 van dat hoofdstuk.
De Heer tergen: wat is dat?
Wat is dat: de Heer tergen? Om daar gevoel voor te krijgen heb ik drie gemeenteleden gevraagd: “Word jij wel eens getergd?” Ik kreeg de volgende antwoorden:
- ik word getergd als een ander mij kleineert en zichzelf verheft, of als een ander mij negeert en buitensluit
- Het getergd zijn in de zin zoals ik dat opvat, heeft te maken met zo iets eenvoudigs als de huissituatie. Het liefst weet ik waar ik aan toe ben, wil ik overzicht over een situatie houden, en zelf bepalen wat of hoe ik iets ga doen. Maar als in het weekend mijn huis vol is met de kinderen, gebeurt er van alles waar ik helemaal geen grip op heb. Het ene plan na het andere wordt veranderd. In die situaties voel ik me wel eens getergd, op de proef gesteld.
- Getergd worden betekent voor mij: moedwillig, opzettelijk door iemand anders tot het uiterste worden gedreven. Dit is iets wat ik niet herken. Niemand in mijn omgeving drijft mij tot het uiterste of heeft dit gedaan. Natuurlijk verloopt niet alles gladjes. Natuurlijk ben je wel eens boos op iemand, maar getergd – dat gaat heel ver.
Samengevat:
- je wordt getergd als er geen plek voor jou is, als er niet met jou gerekend wordt
- het gaat heel ver, ‘iemand tergen’. Het is iets heel ergs.
Dit helpt, zou ik zeggen, om gevoel te krijgen bij de oproep van Paulus om de Heer niet te tergen. Ik begin met het tweede, dat er heel wat moet gebeuren voor je getergd wordt. Dat is zeker van toepassing op onze relatie tot God. Hij wil ons immers eindeloos veel vergeven. Hij is een lankmoedig God, een God die niet gauw kwaad wordt. Maar het kán dus wel, Hem tergen – zie de teksten van vanmorgen. Wees daarop bedacht. De glimlach op het gezicht van de Heer kan verdwijnen. Wij kunnen Hem erger dan boos krijgen… Hoe dan? Dat zegt het eerste: door Hem te kleineren, te negeren, niet met Hem te rekenen. Ja, de HEER is er gevoelig voor dat we Hem zien staan, Hem in zijn waarde laten, Hem voor vol aanzien, Hem respecteren.
De Heer tergen – hoe doe je dat concreet?
Daarmee kom ik bij het volgende punt: hoe doe je dat concreet, de Heer kleineren, negeren, onvoldoende met Hem rekenen? In Deuteronomium 32:16,17 en I Korintiërs 10:20 wordt gedoeld op het dienen van afgoden. Dat lijkt ver van ons, moderne mensen, af te staan. Maar de definitie die Luther van een afgod gegeven heeft, brengt dit dichtbij. Volgens hem betekent het hebben van een god het volgende:
“Een God noemt men dat, waarvan men alle goeds verwacht en waarheen men vluchten kan in alle noden. Dat waar uw hart aan hangt en op vertrouwt, dat is eigenlijk uw God.” (Grote Catechismus, uitleg van het eerste gebod)
Een ‘afgod’ heb je, wanneer je op iets of iemand anders vertrouwt dan de ware God. Maar dan ‘terg’ je de Heer dus niet alleen wanneer je rondom een gouden kalf danst, maar ook wanneer je als modern mens je diepste houvast zoekt bij iets of iemand anders dan Hem. Stel je dus de vraag: is de HEER je uiteindelijke vastheid in het leven – of iets of iemand anders? Paulus zegt: je moet kiezen. Je kunt niet avondmaal vieren, de Heer Jezus aanroepen als het fundament van je leven, en tegelijk je hart op iets anders zetten. Dan kleineer je Hem. Daar is Hij uiterst gevoelig voor. Ga niet nonchalant met Hem om! Denk ook aan de waarschuwing van het eerste en tweede gebod:
“Ik, de HEER, duld geen andere goden naast Mij.” (vgl. de vertaling NGB 1951: “Ik ben een naijverig God.”) Exodus 20:5
Is de Heer te tergen?
Vanwaar die gevoeligheid van God? Die heeft te maken met zijn uiterste inzet voor ons. In Deuteronomium 32:11,12 wordt het weergaloos mooi gezegd.
Zoals een arend over zijn jongen waakt
en voortdurend erboven blijft zweven,
zijn vleugels uitspreidt en zijn jongen daarop draagt,
zo heeft de HEER zijn volk geleid,
Hij alleen: geen andere god stond Hem bij.
Voel je het nu? Een God die zo teer, zo zorgzaam met ons omgaat, die wordt tot het uiterste gedreven als we Hem kleineren, of negeren, of niet met Hem rekenen. Vandaar ook dat wij God
bij het avondmaal kunnen tergen. Juist bij het avondmaal vieren we immers zijn uiterste inzet voor ons. Misschien is God wel nergens zo gevoelig voor als dat wij nonchalant zouden omgaan met Jezus, zijn eniggeboren Zoon, die zichzelf geofferd heeft voor onze zonden. Een bekende uitdrukking zegt: Gods genade is kostbaar. Weet dus wat je doet als je avondmaal viert…
De Heer tergen → koester de Heer!
Paulus waarschuwt ons de Heer niet te tergen. Het klinkt alarmerend als hij zegt: “Zijn wij soms sterker dan Hij?” Ja, een getergde Heer hebben wij te vrezen. In Deuteronomium 32:21 dreigt de Heer zijn volk:
“Dan zal Ik jullie eens tergen…”
Concreet kondigt Hij hier aan dat Hij met een ander volk op weg wil gaan ten koste van Israël. Zulke waarschuwende, dreigende woorden willen als effect hebben dat we als kerk en christenheid niet in de gezapigheid terecht komen. Juist het sterke signaal van vergeving dat van het avondmaal uitgaat, zou de al te geruststellende sfeer kunnen oproepen van een God die
lauw is: lauw reagerend op het kwaad in de wereld, lauw ook in zijn relatie tot mensen. Hij is immers een lankmoedig God, eindeloos bereid tot vergeving? Ja, dat is Hij. Maar Hij is dat in gepassioneerde betrokkenheid op de wereld en op ons. God is goed, maar niet lauw. En daarom is lauwheid ook het allerlaatste wat bij ons christenen past. Bij een houding van gezapigheid wil juist het avondmaal ons wegtrekken. Besef vooral als wij Christus’ grootse inzet voor ons vieren, dat wij Gods heftigheid kunnen oproepen door lauw en nonchalant met Hem om te gaan. Vandaar die waarschuwing: ‘Terg de Heer niet!’. Maar je kunt het ook positief zeggen: koester de liefde van de Heer. Dat wil ik u vragen te doen, juist bij het avondmaal. Dit is niet zomaar iets, deze liefde, deze zorg, deze goddelijke aanwezigheid en liefde. Koester het. Láát u dragen op zijn vleugels. Want wat is er beter, heerlijker dan dat? Als een mens hieraan niet ontvlamt, waaraan dan wel?
Amen.
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.