Preek over Efeziërs 4:1-6
2010-05-09 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Zeven maal één
Liturgie:
♪ E182– Welkom, welkom in ons midden
♪ Psalm 33: 1, 2
Schriftlezing: Psalm 86: 11 ↔ Jacobus 4: 8
♪ Psalm 86:4
♪ E3 – Alleluja
♪ E44 – Geprezen zij de Here
♪ E54 – Gods volk wordt uitgeleid
Schriftlezing: Efeziërs 4: 1-6
♪ Gezang 303
♪ E141– Moge de Heer u altijd beschermen
♪ Gezang 411: 1, 6
De boel bij elkaar houden
Om u enthousiast te maken voor het ‘zeven maal één’ in deze verzen, maak ik een uitstapje naar de politiek. Laat ik beginnen met een quizvraag. “Welke Nederlandse politicus verwierf bekendheid met de leus ‘de boel bij elkaar houden’?” Het antwoord is: Job Cohen, tot voor kot burgemeester van Amsterdam, inmiddels lijsttrekker voor de Partij van de Arbeid. Met dat simpele motto duidt hij een belangwekkend programma aan: hij zag en ziet als zijn missie, om mensen uit verschillende culturen in vrede met elkaar te laten leven. Bedenk dat Amsterdam 174 (!) nationaliteiten telt. Het vraagt een reusachtige inspanning om mensen uit zoveel verschillende landen, die dus ook tal van uiteenlopende culturen meebrengen, een vreedzame samenleving te doen vormen. De tijd dat men daarover optimistisch was is voorbij. Te veel burgers klagen erover dat het een beproeving kan zijn om tussen mensen in te wonen die een andere taal spreken en er andere gewoontes op na houden. Als er te weinig is dat verbindt en herkenning geeft, nemen irritaties en spanningen de overhand. Het is dan ook geen wonder dat Cohen politici tegenover zich vindt, die sceptisch staan tegenover zijn programma en vaststellen dat we in Nederland al die diversiteit niet aan kunnen. Zijn tegenpool is Geert Wilders, die de multiculturele veelkleurigheid fel afwijst en erop hamert dat onze Nederlandse identiteit versterkt moet worden. Maar zo’n programma roept principiële kritiek op. Want wat is die ‘Nederlandse identiteit’? Is die niet vanouds er een van gastvrijheid geweest? En loopt het parool ‘aanpassen!’ niet voor je het weet op griezelige eenheidsdwang uit? Denk aan de oer-Hollandse SGP, die zwaar onder druk staat om haar standpunt ten aanzien van passief kiesrecht voor vrouwen aan te passen. Zo is het spanningsveld ‘eenheid – diversiteit’ een van de grote problemen die de Nederlandse politiek momenteel belasten.
Het grootse van de kerk
Terug nu naar Efeziërs 4:1-6. Die verzen hebben betrekking op hetzelfde spanningsveld, maar dan binnen de kerk, de gemeente van Christus. Aan de ene kant is er de enorme diversiteit die ontstaat, doordat Joden en niet-Joden dankzij de verzoening in Christus samen door één deur gaan, vgl. 2:11-18. Dat is de achtergrond van Paulus’ aandringen op ‘inspanning om de eenheid te bewaren’. Die eenheid stond onder druk: het samen komen van twee zo verschillende culturen in de kerk bracht spanningen met zich mee. Aan de andere kant stelt Paulus een eenheid vast die alle multiculturele veelkleurigheid overstijgt. Het is ‘zeven maal één’ in Efeziërs 4:4,5 en 6:
- één lichaam
- één geest
- één hoop
- één Heer
- één geloof
- één doop
- één God
Nederlands Gereformeerd
Het is boeiend om te zien hoe dat enigszins weerspiegeld wordt in onze gemeente. Ooit deden Nederlands Gereformeerde kerken meer provinciaals aan dan katholiek. We vormden gemeenschappen van dezelfde soort christenen, met weinig veelkleurigheid. Dat is aan het veranderen. In onze eigen gemeente tel ik minstens 5 nationaliteiten. Daarnaast maken we binnen de gemeente kennis met een jeugdcultuur die heel andere kenmerken heeft dan de traditionele Nederlandse gereformeerde cultuur. Er zijn ook christenen lid geworden die een heel andere achtergrond hebben. Zo is de diversiteit binnen onze gemeente toegenomen, en dat is bij veel andere gemeentes in ons kerkverband niet anders. Dat maakt het kerkelijk leven boeiender. We krijgen op deze manier de kans, om enigszins gestalte te geven aan die ‘modelsamenleving’ die de kerk van Jezus Christus wil zijn. In een samenleving die niet goed raad weet met het spanningsveld van ‘diversiteit’ en ‘eenheid’, nodigt God ons uit om in vrede om te gaan met onze eigen toenemende veelkleurigheid.
Verleiding
Voor die uitnodiging kun je ook terugschrikken. Ook in de kerk is het lastig om om te gaan met mensen die heel anders zij dan jij. Het is een verleiding om van jongeren en nieuwkomers te eisen dat zij zich aanpassen aan je eigen vertrouwde cultuur. Van de weeromstuit zouden zij zich kunnen terugtrekken in groepen van soortgenoten. De gemeente kan zo maar uiteenvallen in clubjes die langs elkaar heen leven. Wie kent niet de verleiding om in de kerk vooral een ‘ons kent ons’ mentaliteit te koesteren? Menigeen die zich in en andere woonplaats vestigt zegt: “Ik ga op zoek naar een kerk die bij mij past.” Het is allemaal begrijpelijk. Reeds in Paulus’ tijd gaf men soms aan die verleiding toe. Toen de apostel Petrus de hete adem van Jacobus in de nek voelde, ging hij ertoe over om niet meer met heidenchristenen aan één tafel te eten (Galaten 2:12). Maar met zulk begrijpelijk en conflictmijdend gedrag raak je wel het visioen kwijt van de katholieke kerk, die haar eenheid niet vindt in het beknotten van multiculturele veelkleurigheid maar in het ‘zeven maal één’. Vandaar dat Paulus het liet aankomen op een botsing met Petrus (Galaten 2:14), en in Efeziërs 4:3 ertoe oproept “door de samenbindende kracht van de vrede” de eenheid te bewaren die de Geest geeft. Zeker, dat gaat niet vanzelf. Maar het is wel mogelijk, dankzij het ‘zeven maal één’. Het is dan wel zaak dat wij in de kerk kleinere ego’s krijgen.
Kleine ego’s
Ik verwijs daarmee naar wat Paulus in vers 2 zegt over de wijze van omgaan met elkaar. Ik loop de vier belangrijkste termen langs.
- Bescheiden: dat wil zeggen ‘de tweede plaats innemen’, de tweede viool spelen. Wie bescheiden is, laat iemand de eerste viool spelen op een wijze die hem of haar vreemd is!
- zachtmoedig: dat wil zeggen ‘de ander ongewapend tegemoet treden’. Dus: niet meer zo fel van je af bijten. Wie zachtmoedig is, laat het wapen van zijn scherpe tong thuis…
- geduldig: dat wil zeggen dat er ‘heel veel rek’ zit in de omgang met elkaar. Het betreft hier niet een karaktereigenschap, maar een christelijke deugd die je in de navolging van Christus kunt leren.
- elkaar verdragen: dat wil zeggen dat je ‘veel van elkaar kunt hebben’.
Wie deze weg wil gaan, krijgt een kleiner ego. Dat is ook noodzakelijk, wil je in vrede met mensen leven die zich anders kleden en van andere liederen houden dan jij. Deze christelijke deugden zijn in Christus’ gemeente dan ook niet zomaar een optie – we mogen elkaar er op aanspreken!
Zeven maal één
Deze weg van de kleinere ego’s is alleen begaanbaar, als je niet bang hoeft te zijn voor elkaar, maar elkaar kunt vertrouwen. Dat is in de kerk mogelijk als je bij elkaar de eenheid van het geloof in Christus ervaart. Paulus gebruikt zeven termen om die eenheid aan te duiden. Dat vraagt om een praktijk van intensieve kennismaking en ontmoeting. Leer elkaar op dit basale niveau kennen! Ga met de ander, hoe vreemd die jou ook is, in gesprek. Alleen dan kun je ontdekken hoe hij of zij concreet aan Christus verbonden is, en gewaar worden dat je als gelovige aan hem of haar verwant bent. Er zijn maar liefst zeven gespreksonderwerpen!
- één lichaam: denk hierbij aan het feit dat je je als gemeente verzamelt rond één avondmaalstafel en daarbij allemaal van hetzelfde brood eet: het ene lichaam van Christus, I Korintiërs 10:17. Als het goed is kunnen we elkaar herkennen in het feit dat we allemaal leven van hetzelfde offer.
- één Geest: de Geest van Christus. Denk aan de Geest waarin Christus optrad. Als je je door die Geest laat bezielen, groeit de onderlinge herkenbaarheid.
- één hoop: vgl. 2:12. Paulus geeft daar aan hoe uitzichtloos het leven buiten Christus is. Inderdaad: in de wereld rondom ons kennen mensen weinig echte hoop. Hoe samenbindend is het om in Christus’ gemeente in dezelfde hoop te leven.
- één Heer: de Enige voor wie je buigt. Christenen buigen voor niets of niemand, behalve voor Jezus Christus. Dat geeft een band!
- één geloof: Paulus denkt hier aan dat wat zo karakteristiek is voor mensen die Christus toebehoren. Zij vertrouwen niet meer op eigen kunde en goedheid, maar geven hun leven uit handen aan de genadige God. Voor ons allen is het een permanente strijd om zo uit geloof te leven. Het is die gezamenlijke strijd om te geloven die christenen tot eenheid brengt.
- één doop: ondanks grote verschillen in doopopvatting en dooppraktijk. Paulus denkt hier aan de essentie van de doop: de uitbeelding van de grote omwenteling van de vergeving, het nieuwe begin. Wie leeft als gedoopt mens zal verwantschap ervaren met iedereen die dat ook doet!
- één God: merkwaardig dat Paulus Hem als laatste noemt. Toch is dat niet toevallig. Want in de woorden die hij toevoegt opent de apostel een kosmisch perspectief. De ene God is diegene, die het heel-al omvat. Hij is “de Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is.” De diepste universaliteit die er is, ligt in God. De christelijke gemeente, die in de verzoening van Christus door de Geest tot Hem nadert (2:18), vindt in Hem de overkoepeling van alles wat scheiding kan maken.
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.