Preek over Psalmen 96
2009-12-06 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Uw Koninkrijk kome
Liturgie:
♪ Adventslied
♪ Psalm 117
Micha 7:15, 16
♪ ♪ E76
Psalmen 96
♪ E21
♪ E150
♪ E73
♪ Psalm 96
♪ E40
Geen hemelverlangen en geen klaagzang
Twee dingen ga ik vanmorgen niet doen. Ik ga u niet zeggen dat u naar de hemel moet verlangen, en ik ga ook geen klaagzang aanheffen dat er van Gods Koninkrijk zo weinig te zien is. Waar ik u vanmorgen warm voor wil maken, is dat God deze aarde tot zijn Koninkrijk gaat maken, en dat er al heel wat van te zien is. Ik ga u stimuleren om erin te geloven, in Gods Koninkrijk, en om met heel uw hart te bidden Uw Koninkrijk kome!
Werkwoord
Er wordt wel gezegd: “Liefde is een werkwoord.” Zo kun je ook zeggen: “’Gods Koninkrijk’ is een werkwoord.” Als we spreken van ‘Gods Koninkrijk’ zeggen we: “God is Koning!” (vgl. psalm 96:10). Dat het daarbij allereerst gaat om zijn heerschappij over de mensheid blijkt uit Psalm 96. Die roept alle volken op zijn majesteit en macht erkennen (vers 7). Daarom gaat het vanmorgen niet over de hemel. God wil over Nederland koning zijn, en over Amerika, en over China. En als we bidden ‘Uw Koninkrijk kome’, dan vragen we aan God “Wilt U al meer Koning worden.” Dat wil zeggen, dat Hij door steeds meer mensen erkend wordt en gerespecteerd, en dat de volkeren met niets of niemand méér rekenen dan met Hem.
Wat zou er gebeuren als…
Daarmee zie je ook, dat de verkondiging dat God Koning is, op gespannen voet staat met de moderne gedachte dat geloof iets is voor de privé-sfeer. Want hoe kun je je geloof thuis laten, als God zijn troon wil oprichten te midden van de volkeren?! Als het koninkrijk van God inhoudt dat de volkeren Hem erkennen, dan zou je dat moeten kunnen terugvinden op het journaal. Want wat zou er komende week gebeuren in Kopenhagen – de grote mondiale klimaatconferentie – wanneer de wereldleiders daar zouden staan voor de troon van de Almachtige Schepper, en een voor een zouden zeggen: “Wat U wilt dat gaan wij doen?” Wat zou er in Afghanistan gebeuren, wanneer al die strijdende partijen ontboden zouden worden door de Almachtige en zouden verklaren: “Úw agenda gaan wij uitvoeren!”? Wat zou er in Noord-Korea gebeuren als de grote leider zelf nu eindelijk eens van zijn eigen troon zou af komen en zou knielen en vragen: “Heer, wat wilt U dat ik doen zal?” Als de Heer koning zou zijn en al meer als zodanig erkend zou worden, zou deze wereld dan niet onherkenbaar veranderen?
In de tempel van Jeruzalem
Ik weet het: dit klinkt als een sprookje, een vrome wens. Maar realiseert u zich dat psalm 96 minstens zo sprookjesachtig moet hebben geklonken? Want hier wordt de overtuiging uitgesproken dat de God van Israël Koning van alle volkeren is. Dat is vreemd, want die God was in de rest van de wereld nauwelijks bekend. De volkeren hadden elk hun eigen goden. Maar psalm 96 is daar duidelijk over: die moeten van hun tronen afkomen. Zie vers 4,5:
Groot is de HEER, Hem komt alle lof toe,
geducht is Hij, meer dan alle goden.
De goden van de volken zijn minder dan niets.
Zie dus goed, dat de Bijbelse boodschap dat God Koning is over de hele wereld, iets heel anders is dan de gedachte dat er ergens ‘een hogere macht’ is over het bestaan waarvan alle mensen, als ze maar goed zouden nadenken, het eens zouden kunnen worden. Nee, we moeten juist af van onze eigen goden en denkbeelden over God. De universele wereldheerschappij wordt hier toegekend aan één specifieke God, die zijn troon heft geplaatst in één stad in het bijzonder: Jeruzalem. De volkeren worden dan ook opgeroepen om hun offers binnen te dragen in de tempel in Jeruzalem, vers 8:
Erken de HEER, de majesteit van zijn naam, draag geschenken zijn voorhoven binnen.
Want de ‘voorhoven’ die hier genoemd worden zijn de voorhoven van Israëls tempel, vgl. psalm 65:1,5; 84:11. Hierop wijst ook vers 10:
Vast staat nu de wereld, zij wankelt niet! Zeg onder de volken: “De HEER is koning!”
Hier wordt een fragment geciteerd van liederen die in de Jeruzalemse tempel gezongen worden, zie I Kronieken 16:30; Psalm 93:1. Alle volkeren worden dus geacht om op bedevaart te gaan naar Jeruzalem! Jeruzalem wordt daarmee het centrum van de wereld. En dat terwijl Jeruzalem in het Oude Oosten een naar verhouding onbeduidende stad was. De echte city’s waren de hoofdsteden van de grote wereldrijken: Ninevé, Babel. Als je het centrum van de wereld zocht moest je dáár zijn. Zo gezien slaat Psalm 96 nergens op. Wat verbeelden de Israëlieten zich wel, dat ze denken dat de volkeren in dat afgelegen Jeruzalem hun provinciaalse God komen erkennen? Waar halen ze het lef vandaan om te beweren dat de geweldige goden van Babel en Ninevé minder zijn dan niets? Over sprookjesachtig gesproken! Een vrome wens lijkt het, meer niet.
Het begin van de oogst
Gezien tegen deze achtergrond is het zo bijzonder dat verteld wordt dat na Jezus’ geboorte de wijzen uit het oosten kwamen aanbidden, en dat bij zijn kruis een Romeinse hoofdman Hem de eer gaf. Dat was het begin van de vervulling van psalm 96! Na de uitstorting van de Heilige Geest is die vervulling steeds meer gaan doorzetten. Van toen af aan stroomden de mensen uit alle volkeren toe, om in Jezus Christus de God van Abraham te eren. Paulus kreeg er dagwerk aan, om apostel van de heidenen te worden, Romeinen 11:13. En kijk vandaag de dag eens om je heen: in elk land ter wereld zijn mensen die de God van Israël eren en erkennen als God. Ik weet het: zij vormen samen de kerk, en de kerk is nog iets anders dan het volk. Maar er is wel een relatie: die christenen die in Christus de God van Israël vereren, vertegenwoordigen hun volk. Zo heet Epenetus ‘de eersteling voor Christus uit Asia’ (Romeinen 16:5) en het huis van Stefanas ‘de eersteling uit Achaje’ (I Korintiërs 16:15) Dat wil zeggen: zij zijn het begin van de oogst die God aan het binnenhalen is. Op het moment dat Epenetus en het huis van Stefanas christen worden, wordt een begin gemaakt met het brengen van de volkeren van Asia en Achaje onder de heerschappij van Christus. Jezus heeft gezegd: “Maak alle volken tot mijn discipelen.” (Matteus 28:19) Welnu, dat is de functie van de wereldkerk: die vertegenwoordigt de veelheid van volkeren die tot discipel worden van de Heer en zo de heerschappij van God erkennen. Zo gezien is het opzienbarend, wat in de tweeduizend jaar na de geboorte van Christus gebeurd is. Ze zijn gekomen, de volkeren, en zijn gaan knielen voor de God van Israël. Kijk naar onszelf: hoewel we Nederlander zijn, of Amerikaan, of Irakees, of Afrikaan, zingen we vanmorgen Israëls oude tempelzang: “De Heer is Koning!”
De tweede bede
Daarom kunnen we anders, hoopvoller aankijken tegen dat droombeeld van reële onderworpenheid aan God in Kopenhagen, Afghanistan en Noord-Korea. Zeker, zo’n verandering van de wereld ligt nog geheel en al achter de horizon van wat we concreet kunnen verwachten. Maar dat lag het visioen van Psalm 96 ook! Toch is dat werkelijkheid aan het worden. Zouden we dan ook niet mogen verwachten dat het Koninkrijk van God de wereld nog verder en nog dieper veranderen gaat? Het is in elk geval daarom dat Jezus ons leert bidden met de tweede bede van het Onze Vader: “Uw Koninkrijk kome.” Net als de eerste bede Uw naam worde geheiligd vraagt dit gebed om een positiekeuze. Een mens, ook een christenmens moet kiezen: “Wil ik het echt, mijn leven aan Hem onderwerpen? Wil ik het echt, dat ik samen met heel de wereld mijn plannen ondergeschikt maak aan de zijne?” Je kunt deze bede alleen maar oprecht bidden als je Gods heerschappij over de wereld en jouw leven persoonlijk aanvaardt. Je kunt niet buiten schot blijven als je bidt dat God al meer Koning wordt, ook als kerk niet. Kerk en christenheid zijn nog zo dubbel in het erkennen van Gods majesteit. Aan de ene kant erkennen we het grif: “Jezus is Heer.” Maar tegelijk, aan de andere kant, vinden we het zo moeilijk om ons leven écht aan Hem te onderwerpen. Ook in de kerk gaat de onderlinge strijd van nationaliteiten en culturen gewoon door, hoewel we vroom belijden dat we allemaal dezelfde Heer dienen. Ook in de kerk zijn nog zoveel mensen die hun haan koning willen laten kraaien. Ook in de kerk zijn we het over ‘Kopenhagen’ niet eens, hoewel we allemaal in de Geest van Jezus Christus zeggen te willen leven. Als God in de kerk al op zoveel barrières stuit om werkelijk Koning te zijn, hoeveel te meer in de wereld. Vandaar dit gebed: Uw Koninkrijk kome. Tegelijk is het goed om te weten dat we niet bij nul beginnen. De afgelopen tweeduizend jaar is er al een onvoorstelbaar grote stap gezet in de richting van Gods koningschap over heel de wereld. Let op het internationale karakter van de kerk van Jezus Christus. Iedereen die contact heeft met christenen in het buitenland weet hoe bijzonder dat is: bij alle cultuurverschillen je één weten in het dienen van de God en Vader van onze Heer Jezus Christus. Dat is niet zomaar iets. Dat laat iets zien daarvan, dat psalm 96 werkelijkheid aan het worden is. Dat geeft reden om hoopvol te zijn. Zou God dit grote werk niet afmaken, in ons hart en in de wereld? Zo jaagt psalm 96 onze adventsverwachting aan. Wat in de tijd van het Oude Testament niet meer dan een vrome wens leek, is in de tijd na Christus op een wonderlijke manier werkelijkheid geworden. Dat geeft moed voor de toekomst. Dat geeft de wind in de rug om erin te geloven dat God al meer Koning wordt, en om daar om te bidden.
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.