Preek over Jeremia 2:2
2007-12-09 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Altijd onderweg naar het beloofde land
Liturgie:
♪ Psalm 62:1, 5
♪ Psalm 119:30
Jeremia 2:1-13
♪ E32
♪ Gezang 330
♪ Gezang 124
1. Bruidsdagen
In deze preek houd ik een pleidooi om met God onderweg te zijn en te blijven. Daarmee slsuit ik aan bij Jeremia 2:2, waar de HEER tegen Israël zegt dat Hij zulke goede herinneringen bewaart aan de tijd van de uittocht uit Egypte. Dat was voor Jeremia en zijn tijdgenoten buitengewoon lang geleden. Als we Jeremia dateren rond het jaar 600 voor Christus en de tijd van de uittocht rond 1200 voor Christus, dan hebben we het over 600 jaar! "Toen," zegt de HEER, "waren jullie nog jong. Toen was onze relatie nog nieuw en intens." Eigenaardig is dat: die lang vervlogen tijd van de tocht door de woestijn wordt voorgesteld als de bruidsdagen van God en zijn volk. Een tijd van groot geluk, van innige verbondenheid. Een tijd dat God voor Israël dichtbij was, en ook belangrijk. Daarom: hoe lang geleden het ook is - voor God is het een tijd om naar terug te verlangen :
vs 2:2a
Ik weet nog hoe je me liefhad in je jeugd,
Van me hield als mijn bruid.
Je kunt het als mens ook hebben: het terugverlangen naar de tijd van je eerste religieuze liefde, toen je zelf nog enthousiast was en God nog dichtbij...
2. Een wonderlijke huwelijksreis
Intussen laat zich wel vragen of de tijd na de uittocht uit Egypte hier niet geïdealiseerd wordt. Want tijdens de tocht door de woestijn liep het niet enkel soepel tussen God en de Israëlieten. Ze murmureerden. Ze kwamen in opstand. Ze wilden terug naar Egypte. Het is alsof God dat allemaal vergeten is, alsof Hij die tijd romantiseert. Hoe kan dat? Het laat zich hieruit verklaren, dat God zo blij was met de situatie van toen. Het was de tijd waarin ze samen onderweg waren, de HEER en zijn volk.
vs 2:2b
Ik weet nog ... hoe je me volgde door de woestijn,
Dat land waarin niet wordt gezaaid.
Met die laatste woorden wordt een contrast aangebracht met het beloofde land. In de woestijn kun je geen land inzaaien, geen akkers bebouwen. Het is een onbewoonbaar gebied, enkel maar geschikt om doorheen te trekken. En dat deden ze, de HEER en zijn volk: samen trokken ze door de woestijn. Daarom heeft de HEER de beste herinneringen aan die tijd. Hij liep voorop. Zijn volk volgde hem. Egypte lag achter hen, het beloofde land voor hen. De woestijn omringde hen. Ze moesten er doorheen. Ze kónden er ook doorheen. Een wonderlijke huwelijksreis, maar mooi...!
3. De HEER ingeruild
In Jeremia's tijd bewoonden de Israëlieten al lang het beloofde land. Maar vreemd: het beantwoordde niet aan de verwachtingen.
vs 2:7
Ik leidde jullie naar een land vol boomgaarden,
Een rijke oogst aan vruchten wachtte jullie daar.
Jullie kwamen er - en bezoedelden mijn bezit,
Mijn eigen land werd mij een gruwel.
Wat is er mis gegaan? Israël raakte in het beloofde land zijn God kwijt. Het volk vroeg niet meer naar Hem; het volgde andere goden.
vs 2:5
Welk onrecht heb ik jullie voorouders gedaan
Dat ze mij hebben verlaten,
Dat ze achter nietige goden aan liepen
En zelf nietswaardig werden?
vs 2:13
Mijn volk heeft mij verlaten, de bron van levend water,
En het heeft waterkelders uitgehouden,
Kelders vol scheuren, waarin het water niet blijft staan.
De goden die Israël is gaan dienen waren de goden van het land: vruchtbaarheidsgoden. Je zou kunnen zeggen dat ze met het beloofde land afgoderij waren gaan plegen. De God die hen door de woestijn had geleid ruilden ze in voor het land waar Hij hen naartoe had geleid. En vreemd: daardoor was het ineens niet meer het beloofde land. Doordat ze de HEER niet meer volgden werd het een land als elk ander land, vol onrecht en goddeloosheid. Er was eigenlijk geen verschil meer tussen Egypte en het land waarin ze terecht waren gekomen. De aankomst in het beloofde land was erop uitgelopen dat ze terug bij af waren...
4. Het beloofde land kwijtgeraakt
Dat kan dus. Het beloofde land binnengaan en het toch kwijt raken. Denk eens aan onze eigen situatie. Goed gevulde winkels; uitstekende medische zorg; leven in het meest welvarende deel van de wereld, en toch... Niets meer te wensen en toch niet gelukkig. Een samenleving vol van onvrede, onderling wantrouwen, onveiligheid, met alom een gevoel van leegte. Is het rijke Westen soms het belangrijkste kwijt geraakt? Wel het beloofde land in bezit genomen, maar de Gód van het beloofde land kwijt geraakt? Je uitleven in welvaart, maar niet meer leven naar Gods geboden? En dus: in feite terug bij af?
5. Onderweg in het beloofde land
De HEER zegt: "Kijk terug! Wie hebben jullie eigenlijk verlaten?
vs 2:6
De HEER die ons uit Egypte heeft bevrijd,
Die ons heeft geleid door de woestijn;
Door een land van steppen en ravijnen,
Een land zo dor en duister,
Een land waar niemand doorheen trekt,
Waar geen mensen wonen."
De HEER, met andere woorden, is een echte onderweg-God. Hem dienen betekent daarom per definitie: onderweg blijven. Israëls grote vergissing is geweest, dat het bij aankomst in het beloofde land ophield met onderweg zijn. Alsof ze op hun lauweren konden gaan rusten! Alsof ze er al waren! Dat is een enorme misvatting. Want in werkelijkheid wilde God ook in het beloofde land doorgaan met onderweg-zijn. Israël had nog veel te leren en te groeien. De HEER had nog meer plannen met hen! Hij ging werken aan een toekomst met een koning die pas echt het tegenbeeld van de Egyptische onderdrukker zou zijn: de Messias! Het was zijn bedoeling geweest dat Israël Hem was blijven volgen in het beloofde land, op weg naar een grootse toekomst, groeiend in het nieuwe leven.
6. Adventsmensen
Lucas 9:60, Lucas 11:2, Lucas 9:62Daarom is de weg terug naar Hem, dat je weer met Hem onderweg wilt zijn. De adventstijd, als een tijd van verwachting en gerichtheid op de toekomst, herinnert ons daaraan. Onze Heer zelf, in zijn missie om het nabije Koninkrijk van God te openbaren, kon nergens zijn hoofd te ruste leggen. Wij volgen een Heer die ons leert bidden: "Uw Koninkrijk kome!" Wij volgen een Heer die ons leert loslaten: "Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God." Juist de navolging van Christus maakt ons tot mensen onderweg. Omgekeerd zullen wij onze Heer Jezus hopeloos kwijt raken als wij de verwachting kwijt raken. Zo stimuleert juist de adventstijd ons om de stemming van de bruidstijd terug te winnen. Als wij Christus toebehoren, lopen wij het visioen tegemoet van Gods Koninkrijk. Vanuit het gevoel "We zijn er nog niet!" kan het niet uitblijven of je gaat minder gesetteld, minder gearriveerd leven. Concreet betekent dat, dat je afstand neemt van een cultuur die zich alleen maar uitleeft. Dat gulzige uit het leven halen wat erin zit - hoe veel kom je dat niet tegen - dat is zo iets als afgoderij plegen met het leven. Wie met God onderweg is, kan en wil het bestaande relativeren. Dat geldt ook op een heel ander gebied: dat van onze kennis. In het verleden deed de kerk wel eens te veel alsof zij in haar kennis van God en zijn geheim al op de plaats van bestemming was aangekomen. Alsof we alles al wisten en alle raadsels konden verklaren! I Kor.13:12Onvoldoende werd in aanmerking genomen dat we nog in een wazige spiegel kijken en dat ons kennen beperkt is. Ook wat dat betreft is het goed om meer te leven als onderweg-mensen. In onze kennis van God zijn we nog lang niet gearriveerd! Het vraagt wat van een mens, om de pinnen uit de grond te trekken, om wat achter je ligt los te laten, en om de woestijn in te trekken. Maar weet, dat je dan wat met God zult meemaken! De beste tijd die God met Israël heeft gehad, was die in de woestijn. Dat belooft wat voor ons, als ook wij mensen-onderweg willen zijn: de Heer volgen, het nieuwe leven inoefenend, zijn Koninkrijk tegemoet.
ELB 263:1
Door de wereld gaat een woord
En het drijft de mensen voort:
"Breek uw tent op, ga op reis
Naar het land dat Ik u wijs."
Here God, wij zijn vervreemden
door te luist'ren naar uw stem.
Breng ons saam met uw ontheemden
naar het nieuw Jeruzalem.
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.