Preek over Jesaja 51:9, 10

2007-08-05 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Een God met opgestroopte mouwen

Liturgie:

♪ Psalm 25:4, 5
♪ E135
♪ E182
Jesaja 51:9-16
♪ Psalm 74:6, 7, 8, 11, 14
♪ Gezang 297

1. Gods arm

Vanmorgen nodig ik u uit, uw vertrouwen te stellen op een God die om zo te zeggen zijn mouwen opstroopt om aan de slag te gaan. In Jesaja 51:9 wordt merkwaardigerwijze 'de arm van de HEER' aangesproken:

Ontwaak, ontwaak, arm van de HEER en bekleed u met kracht!

Met andere woorden:

HEER, kom in actie!

Is het niet aards gedacht om je God voor te stellen als een God die een arm heeft, en vervolgens zijn mouwen opstroopt om aan het werk te gaan? Het wordt nog vreemder, als in vers 9 gevraagd wordt:

Was U het niet, die Rahab vermorzelde,
Die het monster doorboorde?

Dat deed God dus ooit met zijn arm: een draak aanvallen; een monster doorsteken! Vreemd! Wat moet je je hierbij voorstellen? Wanneer zou dat geweest zijn?

2. Strijd met boze machten

Eerst de beeldspraak als zodanig. Zeg niet te gauw, dat dit ongeloofwaardige sprookjestaal is. Want het beeld van monsters aanvallen en doden is hoogst actueel. In eindeloos veel sf-films zie je het gebeuren: bloedstollende vechtpartijen van helden met afgrijselijke en gevaarlijke gedrochten. Op een of andere manier zijn dit oerbeelden: gevechten met draken staan voor de harde strijd met boze machten die gevoerd moet worden om te overleven. Is het niet bijzonder om je Gód zo voor te stellen: als die held die strijd voert met boze machten die de wereld willen vernietigen, en die ze overwint? God als de hoofdpersoon in een bloedstollende strijd om te overleven, en die gelukkig de monsters doodt die het op ons gemunt hebben? In de verhalen over onze Heer Jezus zie je dit werkelijkheid worden. Bijvoorbeeld wanneer hij de strijd aanbindt met boze geesten. Dan stroopt Hij echt de mouwen op en gaat Hij echt gevecht aan! Vgl. Lucas 4:33-35 en 11:21,22. Langzamerhand krijgen we in de moderne wereld ook weer meer gevoel voor dit soort verhalen. Het kwaad waarmee we in de wereld geconfronteerd worden neemt immers vreselijke vormen aan. Niet toevallig gebruiken we dan een woord als 'monsterachtig'. De onvoorstelbare wreedheden waartoe kindsoldaten worden gedrild; het nietsontziende geweld van terroristen - het is allemaal zo afgrijselijk, zo demonisch. Waarom zouden we Jezus nog 'onze Heer' noemen, als van Hem niet gezegd kon worden dat Hij zijn mouwen heeft opgestroopt om die boze machten te lijf te gaan?!

3. De schepping

Nu gaat het in Jesaja 51 nog lang niet over Jezus. Die tijd moest nog komen. Hier is juist sprake van 'de dagen van weleer'. In vers 10 wordt duidelijk gezinspeeld op Israëls doortocht door de Schelfzee. Toen baande de HEER een weg

Op de bodem van de zee
Waarover het verloste volk kon gaan.

Maar een monster doorboord? Waarop slaat dat? Ik sluit me aan bij de uitleggers van de bijbel die bij Jesaja 51:9 eveneens aan Gods scheppingswerk denkt. Voor de ballingen die in Babel verkeerden zal dat minder vreemd hebben geklonken dan voor ons. Immers, in de Babylonische scheppingsverhalen wordt metterdaad verteld over de strijd van de goden tegen draken en monsters. In Genesis 1 horen wij daar niets over. Nee, maar wel over een vloed, en over wateren die moeten worden ingedamd. Bedenkt daarbij, dat de Israëlieten de zee ervoeren als een bedreigende macht, vgl. psalm 93:3,4. Zo dient in Jesaja 51 de beeldspraak van 'monsters doorboren' er toe, om aan te duiden dat de HEER meteen bij de schepping al de mouwen opstroopte om gevaarlijke machten te bedwingen. Zo psalm 89:10-12:

U heerst over de hoog oprijzende zee -
Verheffen zich haar golven, u brengt ze tot rust.
U hebt Rahab verpletterd en doorboord,
Met krachtige arm uw vijanden verstrooid.
Van u is de hemel, van u ook de aarde,
De wereld met alles wat er leeft, hebt u gegrond.

Zo gezien is het maar een kleine stap van de schepping naar de uittocht uit Egypte. Toen alweer bedwong God gevaarlijke watermassa's! Denk hierbij ook weer aan onze Heer Jezus. Toen het scheepje op het meer van Galilea bijna verging, stroopte Hij als het ware de mouwen op en bestrafte de wind en de zee, Marcus 4:39. Dat mooie meer was ineens om zo te zeggen een schuimbekkend monster geworden. De Heer ging het te lijf en overwon. En zo was het al bij de schepping. 'Scheppen' is ook: gevaarlijke machten bedwingen. Het is om over na te denken, dat God van meet af aan in touw is geweest om een veilige zone te creëren voor ons mensen. Wat krijgt, gezien tegen deze achtergrond, ook het rusten van God na de schepping een bijzondere waarde, Genesis 2:1. Er zit iets van triomf in. Niet toevallig wordt de sabbat later een teken van de voleinding, vgl. Hebreeën 4:1-11.

4. Een vurig appèl

Al met al mogen we in Jesaja 51 dus een vurig appèl op God horen, om niet op zijn lauweren te rusten.

Ontwaak, ontwaak, arm van de HEER!

"God is niet opgehouden met scheppen," was het thema van mijn preek van twee weken geleden. Nu voeg ik daar aan toe: "Hij is niet opgehouden met strijden en overwinnen." Laten we dat geloven en daarop vertrouwen, en zo ook niet zelf op onze lauweren rusten. Want het blijft onrustig in de wereld. Juist als christenen hebben we reden om ons uit te strekken naar een veiliger wereld, en om ons niet gewonnen te geven aan de monsters om ons heen.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.