Preek over Psalmen 22:1-22

2005-02-06 v.m.

Ds. A. van der Dussen

God toegeworpen

Liturgie:

♪ Psalm 100
♪ Gezang 335: 1, 5, 6, 9
♪ Psalm 22: 4
♪ Gezang 477

Inleiding

Opgevangen Zeer beeldend staat het er:Bij mijn geboorte vingen uw handen mij op.Ik dacht dat ik in de armen van mijn moeder of mijn vader gelegd was? Dat zal wel, maar kennelijk waren er ook nog andere handen – die van God. Die vingen mij op. Alsof ik anders gevallen was. In de dierenwereld heet het ter wereld komen van jongen inderdaad: een worp. Een wezen dat ter wereld komt wordt de wereld in geslingerd. Merkwaardig is het, dat in de moderne filosofie dat woord terugkomt. Een mens wordt in de wereld geworpen. Je kiest er niet voor. Je zet zelf die stap niet. Je wordt het leven in gegooid, op goed geluk. Daarom is dit vers zo ontroerend:Bij mijn geboorte vingen uw handen mij op.Je kunt het zelfs nog spannender vertalen:Bij mijn geboorte werd ik U toegeworpen.Ik werd de wereld in geslingerd, maar niet in het wilde weg. Ik werd U toegeworpen! Ik wil er drie dingen van zeggen.

1. Doop

Het eerste is, dat het niet vanzelf spreekt dat God ons opvangt. Bij onze geboorte worden wij immers een wereld in geslingerd die op gespannen voet leeft met God. Ik hoef maar te herinneren aan de turbulente week waarin Amber geboren werd: een week na de moord op Theo van Gogh. God herkent zijn eigen schepping niet. God treft mensen aan op een manier die Hem met afschuw vervult. Zou God deze wereld, deze mensen nog opvangen, terwijl ze zo nadrukkelijk eigen wegen gaan, los van God? Het antwoord is niet automatisch 'ja'. In het Oude Testament was het bijna uitsluitend het volk Israël, dat God bevoorrechtte door te beloven: "Dat volk vang Ik op." Het is een Israëliet die deze psalm dicht! In het Nieuwe Testament breidt de kring van bevoorrechten zich uit via Christus. Nu is het om Christus' wil dat God zich verzoent met zijn schepping en met zijn mensen. En zo mag je als christen in dit vers een verwijzing naar de doop horen. De doop betekent onder andere, dat God zijn handen uitsteekt en er zich toe verplicht om een mens te beschermen, te begenadigen en te vormen. Soms vindt de doop pas plaats als iemand al volwassen is. Soms kort na de geboorte, zoals vandaag. Maar altijd brengt de doop het onvanzelfsprekende tot uitdrukking. Een mens die de wereld in geslingerd wordt, wordt niet automatisch door God opgevangen. Daarvoor is de wereld te ver van huis. Dat 'opgevangen worden' is iets dat erbij komt, om Christus' wil. Het is een formidabel geschenk, een teken van verzoening. Goddank: deze mens leeft in een goddeloze wereld en desondanks onder de hoede van God. Leer je doop naar waarde schatten, mensen!

2. Niet onze keus

Opgevangen worden is iets anders dan zelf ernaartoe lopen. Het is geen eigen keus. Altijd weer wordt in de Bijbel benadrukt dat wij op die manier in Gods handen terecht komen: doordat Hij ze uitsteekt – niet doordat wij ze opzoeken. Altijd weer wordt ook in de Bijbel benadrukt, dat het daarbij niet kan blijven. Een mens moet ook zelf willen. Wij kunnen ons aan de handen van God ontworstelen. Wij kunnen hard bij God weglopen. Wij kunnen ook heel langzaam bij God vandaan groeien. Daarom stelt God ons met zoveel woorden de vraag: "Wat wil jij? Wil je opgevangen zijn door Mij?" Ieder mens die gedoopt wordt dient op die vraag een duidelijk antwoord te geven, voor of na de doop. Maar het begin van de relatie met God ligt ergens anders. Dat ligt bij Hem. "God heeft ons lief voor wij Hem hebben liefgehad." Dat mag nog wel eens worden onderstreept. Vandaag de dag wordt nogal eens gedaan alsof het begint bij onze keuze, alsof wij eerst neutraal leven, en er dan voor kiezen om bij God te behoren – of niet. Die keuze is dan dat je belijdenis doet. Maar dat is te weinig eer voor God! Belijdenis doen maakt niet een einde aan een periode van neutraliteit. Het is het antwoord op Gods handen die jou opvingen. Belijdenis doen is niet anders dan zeggen: "Ik blijf bij God. Ik vind het fijn dat Hij mij opgevangen heeft. Ik wil niet anders dan opgevangen zijn door Hem!" Maar denk niet dat jij het bent die begint! Jouw omhelzende armen komen pas in actie dankzij het feit, dat die van God jou al stevig omgeven hebben.

3. Door God verlaten

Ten slotte: de aanroep 'mijn God'. Daarmee eindigt vers 11:Van de moederschoot af bent u mijn God.Maar deze aanroep staat ook aan het begin van deze psalm:Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?Daaraan dankt deze psalm zijn bekendheid, aan deze klacht over godverlatenheid. Dat werpt op die ontroerende woorden over het 'opgevangen worden door God' een vreemd licht. Wat is het waard, te weten dat je door God opgevangen bent en dat je 'mijn God' tegen hem kunt zeggen, als je later in je leven in zeer grote moeilijkheden komt en je dan door God verlaten weet? Het is aangrijpend, dat dit een van de psalmen is waarin Jezus zich herkend heeft, en dan juist vanwege dit begin. Zelfs Hij, die als geen ander van de moederschoot af aan in Gods hand was, heeft moeten ervaren dat God ver, ver weg was. Zou het dan bij ons anders zijn? Nee, in de doop het teken krijgen van opgevangen worden door God, houdt niet in dat je altijd Gods nabijheid ervaart. Soms is Hij schrikwekkend afwezig. Het kan onzegbaar duister worden in het christelijk leven. Weg is dan het veilige gevoel van opgevangen te zijn. Er is dan alleen nog maar het gevoel over van 'voor de leeuwen geworpen' zijn, vers 14. En toch – Jezus is in die handen blijven geloven. Hij is 'mijn God' blijven zeggen. Hij vond het vreemd dat die handen er niet waren. Hij vond dat ze er moesten zijn. Hij deed in die klacht ook een appèl op God: "Waar bent U nu? U was toch mijn God?" Zo geeft de doop ook ons reden, niet alleen om God te danken en om op onze beurt Hem te omhelzen, maar er in tijden van moeite ook de kracht aan te ontlenen om op God een appèl te doen. "Heer, waar bent U nu? U was toch mijn God?" Psalm 22 laat zien, dat het daarop wil uitlopen, dat 'opgevangen worden' door God: dat een mens in uiterste nood naar Hem blijft uitzien.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.