Preek over 1 Korintiërs 3:1-9 en Efeziërs 4:17-24
2004-03-07 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Geestelijke groei
Liturgie:
♪ Gezang 95
♪ Psalm 148: 1, 2, 3, 4, 5
♪ Gezang 441: 2, 3, 10, 11
♪ Psalm 103: 9
1. Tevreden?
Kunt u tevreden zijn over uw relatie tot God? Vindt u dat u dicht genoeg bij Hem leeft? Kan het beter? Wilt u eigenlijk intensiever geloven? Hoe gaat het met de strijd tegen de zonde? Krijgt de Geest van God in uw leven genoeg ruimte? Ziedaar het thema ´geestelijke groei´. Want dit soort vragen worden gesteld vanuit de verwachting, dat je verder kunt komen in je geloof, dat het zich kan verdiepen, en verstevigen, en een centralere plaats kan krijgen in je leven. Maar dat veronderstelt dat niet alles gezegd is met de tweedeling "gelovig zijn - niet gelovig zijn". Er is dan niet alleen de overgang van ´niet-geloven´ naar ´geloven´; er is vervolgens dan ook een ontwikkeling van je geloofsleven, progressie! Er zijn christenen die zich met die mogelijkheid van ´geestelijke groei´ niet echt bezig houden. Voor hen zijn er maar twee mogelijkheden: je gelooft of je gelooft niet. Zo kan iemand zeggen: "Groeien in het geloof? Zover denk ik helemaal niet. Ik vind het al een hele kunst om het geloof te behouden. Ik zal al lang blij zijn als ik het aan het eind van mijn leven niet kwijt ben!" Misschien zegt een ander: "Ik denk eigenlijk nooit over dit soort dingen na. Ik geloof gewoon. Ik breng het christelijk leven in praktijk, zo goed en zo kwaad als dat gaat. That´s it!" Inderdaad staat de tegenstelling ´geloof-ongeloof´ centraal in het evangelie. En toch is daar niet alles mee gezegd. Op heel wat plaatsen in de Bijbel, zeker ook in het Nieuwe Testament, is wel degelijk sprake van een voortgaand proces bij diegenen die reeds tot geloof gekomen zijn. Ik ga voor dit onderwerp te rade bij Paulus, die er in zijn brieven geregeld over spreekt.
2. Van menselijk naar Geestelijk
In de eerste plaats wijs ik op het begin van I Korinthiërs 3, waar hij erover klaagt dat de geadresseerden van zijn brief lelijk stagneren op hun weg naar God. Hij had verwacht dat ze geestelijke mensen zouden zijn, maar hij constateert dat ze nog vleselijk zijn, onmondigen, ofwel: baby´s in Christus. Paulus wil daarmee niet anders zeggen dan dit: "De Geest krijgt bij jullie zo bitter weinig kans!" Want dat is voor hem de inhoud van het christelijk leven: door de Geest geleid worden. Dat ziet hij bij de Korinthiërs te weinig gebeuren. Deze klacht moet ze hard op hun dak gevallen zijn, want ze stonden er nu juist bekend dat ze zich zo focusten op de genadegaven = charismata van de Geest, vgl. 1: 7; 14: 37. Paulus zegt: "Jullie mogen dan veel ervaring met Geestesgaven hebben, maar in jullie gedrag zijn jullie zo menselijk als wat, (3: 3, 4). Immers: jullie maken ruzie en benaderen het optreden van Apollos en mij naar menselijke maatstaven, en niet op het niveau van de Geest!" Frappant is, dat Paulus dat geruzie niet accepteert als nu eenmaal onvermijdelijk: "We zijn allemaal zondige mensen!" Niks daarvan! Hij mikt op groei, op vordering in het geestelijk leven. Niet voor niets spreekt hij van de wasdom die God geeft, 3: 8, en van zijn bouwwerk, 3: 9. U hoort hoe hier het woord ´menselijk´ een negatieve klank krijgt. De positieve term is hier: ´geestelijk´. Dat duidt erop, dat voor Paulus ´groei´ betekent dat wij meer een meer open komen te staan voor God, en steeds minder naar menselijke maatstaven handelen en rekenen. Zo geeft dit gedeelte ons inderdaad aanleiding om onszelf de kritische vraag te stellen, of we tevreden kunnen zijn over onze ontwikkeling als mens. Gaat het de goeie kant uit? Komen we uit de verf als geestelijke mensen? Of zijn we nog zo ontzettend ´menselijk´?
3. Van oud naar nieuw
Boeiend is, dat het onderwerp ook in de brief aan de Efeziërs ter sprake komt, maar dan onder een andere gezichtshoek. In Efeziërs 4 vraagt Paulus eerst aandacht voor de groei in het gemeente-zijn, vs.. 13 - 16, en daarna voor de doorwerking van de doop, vs. 17 - 24. Om dat laatste stukje gaat het mij nu. U zult het woord ´doop´ hier niet aantreffen, maar wel woorden die in het Nieuwe Testament bijna altijd naar de doop verwijzen. Ik bedoel de combinatie ´afleggen/uittrekken - aandoen/aantrekken´, vs.. 22, 24. Denk daarbij aan de praktijk van de doop door onderdompeling, zoals Paulus die kende. Hoe gaat die in zijn werk? Eerst ga je het water in, waartoe je iets uittrekt. Daarna kom je het water weer uit, waarna je iets aantrekt. Wat trekken wij uit? De oude mens, vs. 22. Dat wil zeggen: onszelf, voorzover wij bij de oude wereld zonder God behoren, die te gronde gaat, vs. 22, vgl. vs. 17. En wat trekken wij aan? De nieuwe mens, vs. 24. Dat wil zeggen: onszelf, voorzover wij bij de nieuwe wereld van Christus horen, vs. 20. Hier blijkt het er dus om te gaan dat wij mens worden in een geheel vernieuwde uitgave. Wat bij de doop is uitgebeeld wil in de loop van ons leven werkelijkheid worden: het gaat erom dat wij vernieuwd, verjongd worden door de geest van ons denken, vs. 23. Ook hier blijkt dus dat ´gelovig zijn´ niet iets is dat stilstaat. Het woord ´verjonging´, ´vernieuwing´ duidt op, een dynamisch proces. Zo geeft dit gedeelte ons aanleiding om kritisch onszelf de vraag te stellen hoe het staat met onze vernieuwing. Zijn we als mens al wat meer beeld van God, in gerechtigheid en heiligheid, vs. 24? Komt Christus in ons leven al wat meer uit de verf, vs. 20? Voltrekt zich in ons leven echt een proces van omvorming naar God toe, waarin we de vervreemding van Hem (vs. 18) overwinnen?
4. Groei is mogelijk en nodig
Het evangelie nodigt ons er dus toe uit om als het ware vanaf een afstandje eens naar jezelf als gelovige te kijken, en te gaan evalueren. Op andere gebieden van ons leven doen we dat ook, soms omdat iemand ons daartoe aanspoort. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om je financiële situatie onder de loep te nemen. "Heb ik mijn pensioen wel goed geregeld?" Soms is het nodig om aandacht te vragen voor je relatie. "Gaat het wel goed tussen ons? Kan het beter?" Soms loop je tegen jezelf op, en kom je tot het inzicht dat je moet werken aan jezelf. En zo vraag ik u vanmiddag vanuit I Korinthiërs 3 en Efeziërs 4 om uw geloofsleven onder de loep te nemen. Weeg het eens. Voer eens een evaluatie uit: "Hoe gaat het met mijn gebed, mijn vreugde in de Heer, mijn
?" Natuurlijk rijzen er dan weer nieuwe vragen, bij voorbeeld hoeveel vordering je kunt verwachten in je geestelijke groei, en hóe je verder kunt komen. Daarover een volgende keer. Nu wil ik afsluiten met de oproep om toch vooral niet zenuwachtig te worden van dat evalueren. Dat zou gemakkelijk kunnen. Immers, als je erg kritisch naar jezelf kijkt, kun je moedeloos worden over je geloofsleven. Maar dat is niet de bedoeling! De verwijzing in Efeziërs 4 naar de doop maakt dat duidelijk. Eigenlijk zegt Paulus hier, dat geestelijke groei niets anders is dan dat je doop z´n uitwerking krijgt in je leven. Bij de doop heeft de beslissende verandering plaats gevonden. Je oude ik is afgelegd en gestorven, kopje onder gegaan in het water. Je bent eruit gekomen als een nieuw mens, levend in Gods genade, vrij van alle zonde. Je bent een kind van God! Zo gezien hoeft er niks meer in je leven te veranderen. Je hoeft en kunt niet meer kind van God te worden. Je bent het, of je bent het niet. Van groei is slechts sprake, in zoverre het nu ook meer en meer gestalte krijgt in je leven dat je kind van God bent. Het zal erom gaan dat die vernieuwing zich voltrekt, dat het in de loop van je leven ook inderdaad meer en meer uit de verf komt dat je een kind van God bent. Daarop mag de evaluatie van je geloofsleven zich richten. Het is niet de bedoeling dat je aan jezelf gaat twijfelen: "Ben ik wel echt een kind van God?" Veeleer is de bedoeling dat je het omdraait: "Ik ben een kind van God, en daarom neem ik geen genoegen met de bestaande situatie." Alleen op deze wijze wordt de aansporing om geestelijk te groeien niet een nieuwe wet die schrik aanjaagt, maar een uitnodiging van het evangelie die hoopvol stemt.
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.