Preek over Lucas 17:7-10
2004-01-11 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Service-instituut?
Liturgie:
♪ Psalm 92: 1, 2
♪ Psalm 75: 1, 4
♪ Gezang 91
♪ Gezang 257
Inleiding
Service-instituut? In deze preek wil ik er aandacht voor vragen dat God ons niet in de watten legt, en dat we dat ook niet van Hem hebben te verwachten. Waarom dit accent? Omdat we leven in een samenleving waarin het patroon is ontstaan, dat mensen op hun wenken bediend willen worden. Veel kinderen denken dat ze alles kunnen krijgen wat ze willen hebben. Sommige jongeren vinden het vanzelfsprekend dat ze kunnen reizen zoveel ze willen, en zijn voor hun 25e al overal geweest zijn. Ook volwassenen gaan er soms van uit, dat ze aanspraak kunnen maken op inwilliging van al hun wensen. Ik las de typering, dat de burger zich gedraagt als overheidsconsument (NRC 8 oktober 2003, hoofdartikel): de overheid biedt diensten aan; wij consumeren ze. Iemand schrijft: "Mijn moeder heeft op dit moment permanente verzorging nodig, en het is opvallend hoe snel je geneigd bent de staat daarvoor verantwoordelijk te stellen. Zelf dacht ik op een gegeven moment: mijn moeder is financieel onafhankelijk, ikzelf eveneens.
. Wanneer je het kunt betalen moet je niet de staat laten opdraaien voor zulke elementaire menselijke aangelegenheden." (Rüdiger Safranski in M, Maandblad van NRC-Handelsblad, januari ´04)Het is me nu niet te doen om het vraagstuk van de verzorgingsstaat; ik haal dit voorbeeld aan om aan te duiden hoe wij ook van God de verwachting kunnen gaan koesteren dat Hij een soort service-instituut is. Is Hij dat dan niet? Opvallend is dat de Here Jezus van zichzelf verklaart: "Ik ben in uw midden als dienaar." (22: 27) In Lucas 12: 37 wordt dat met een indringend beeld toegelicht: bij zijn komst zal de Heer "zijn slaven bedienen." Opzienbarend is dat. Inderdaad: de Heer die voor ons aan een kruis hangt en zijn leven geeft: dat is de opperste dienstbaarheid. En toch - dat is wat anders dan een service-instituut. Niet toevallig zet de Here Jezus er in Lucas 17 een andere gelijkenis tegenover, waarin Hij in niet mis te verstane taal verklaart, dat Hij wel de Heer blijft en dat wij Hém hebben te dienen. Zijn die gelijkenissen in strijd met elkaar? Nee, maar deze nieuwe gelijkenis maakt wel duidelijk dat je Jezus en God niet als je ´bediende´ kunt gaan beschouwen. De Zoon van God is mens geworden, maar Hij blijft wel God. Hij is dienaar geworden, maar Hij blijft wel Heer. God is er voor jou, maar jij bent er ook voor God. In onze verwende samenleving herinneren politici aan de uitspraak van president John F. Kennedy: "Vraag niet, wat je land voor jou kan betekenen, maar wat jij voor je land kunt betekenen." Zo zou je uit deze gelijkenis het motto kunnen aflezen: "Vraag niet wat God voor jou kan betekenen, maar wat jij voor God kunt betekenen."
1. Even slikken
Het is even slikken als je deze gelijkenis leest. Het gaat er niet humaan aan toe, zou je zeggen. Een slaaf die op het land werkt moet er bij thuiskomst opnieuw tegenaan. Wat een uitbuiting! Een bedankje is er nadrukkelijk niet bij, vs. 9. En de moraal van het verhaal is:"Het is je plicht om hard te werken. Niet zeuren jij!" Nou, dat is niet de aardigste gelijkenis die Jezus ooit verteld heeft. Het staat ook haaks op alles wat wij geleerd hebben. Je moet mensen die hun plicht doen juist uitbundig bedanken: dat motiveert! En dan die ´onnutte slaven´ van vs. 10: vreselijk! Wij pompen er bij mensen in dat ze waardevol zijn en Jezus zegt: ´onnut´. Dit is echt weer een van die woorden van Jezus waarmee Hij ons verrast, en tegenspreekt, en op onze tenen trapt. Niet leuk, maar wel bijbels. Want wat hebben we aan een Heiland die ons alleen maar streelt? We hebben juist een Heer nodig die ons toont dat God warempel niet in het verlengde ligt van onze menselijke ideeën en ontdekkingen!
2. ´t Valt mee
Nu is het verhaal dat Jezus vertelt minder barbaars dan het lijkt. Met die uitbuiting valt het mee. Het was heel gewoon dat een middenstander een bediende had die zowel op het land werkte als in huis. De bereiding van de maaltijd vindt ook echt niet pas plaats als het al avond is: dat werk werd gedaan rond een uur of drie ´s middags. Kortom: het betreft hier een normale dagtaak, waardoor de slaaf echt niet overbelast werd. Verder was de relatie tussen een heer en een slaaf niet te vergelijken met die tussen een baas en een werknemer. Die kan heel koel en onpersoonlijk zijn. Iemand die een slaaf had daarentegen was verplicht om goed voor hem te zorgen, hem te beschermen en in zijn levensonderhoud te voorzien. Niet zelden was een slaaf blij met zijn positie en vond hij het een eer om voor een goede heer te werken. Vaak ontstond een verhouding van loyaliteit aan elkaar. Wat Jezus hier beschrijft is dan ook niet een situatie van onderdrukking door een bruut heerschap. En wat betreft dat ´niet bedanken´: net als in Lucas 6: 32 kan hier vertaald worden met ´pluspunt´. De strekking van de vraag is dan: "Zal de heer de slaaf een pluspunt toekennen, omdat hij deed wat hem bevolen was?" Nou, in alle redelijkheid kan dan geantwoord worden: nee. Een woord van waardering is fijn en op z´n plaats, maar de slaaf heeft hier niet een prestatie neergezet die extra aandacht moet hebben. Ook de vertaling van ´onnut´ kan beter: Jezus lijkt te bedoelen dat we niet verdienstelijk zijn, in de zin van: recht hebbend op Gods beloning. Paulus werkt dat uit als hij in Romeinen 11: 35 zegt dat God ons niets verschuldigd is. Inderdaad: we hoeven niet hoog van de toren te blazen bij God: "Wij hebben recht op dit of dat." We leven immers van genade
3. Je plaats bij God kennen
Daarmee zijn we terug bij de inzet van de preek, dat God ons niet verwent, niet in de watten legt. Deze dwarse gelijkenis zou wel eens heel heilzaam voor ons kunnen zijn, doordat zij ons onze plaats bij God leert kennen. Hier wordt een streep gehaald door de verkeerde conclusie die wij zouden kunnen trekken uit dat verrassende spreken over Jezus´ dienstbaarheid aan ons. Het is waar: wij hebben een Heer die dient. Maar Hij blijft wel onze Heer. God is er voor ons, in liefde, maar Hij is wel God. Als zodanig staat Hij boven ons. Hij heeft ons gemaakt; Hij zorgt voor ons, maar Hij is géén service-instituut. Laten we van het evangelie van de dienende Heer vooral niet de karikatuur maken, dat wíj op de troon zitten en dat de Heer gedienstig voor ons heen en weer draaft. God is er niet om ons in de watten te leggen - Hij mag dingen van ons verwachten. Heel gewoon, want Hij is God. Hij mag eisen aan ons stellen. Hij hoeft ons niet de hemel in te prijzen als wij op zondagmorgen op tijd uit bed komen om naar de kerk te gaan. God mag zeggen: dat is niet meer dan normaal. Ja, het kost wat om christen te zijn. Je moet er dingen voor laten en er dingen voor doen. Jezus zegt: "Ik vind dat Ik daar niet om hoef te soebatten." Dat moeten we dus ook maar eens in ronde woorden tegen elkaar zeggen: "Je moet er wat voor doen. Het mag wat kosten." Eén voorbeeld: in het Oude Testament kende men de tienden. Van alle inkomsten was de eerste tien procent bestemd voor de Heer. Overgebracht op nu: mag God van jullie vragen om van jullie zakgeld elke maand 10, of 5 % weg te leggen voor een goed doel? Zeg maar: als je per maand 40 euro krijgt, steevast 4 of 2 euro bestemmen voor de zending? En dan van je vakantiebudget nog eens 10 of 5%? Mag dat aan jullie gevraagd worden, of is dat iets heel bijzonders? En moet God dan een gat in de lucht springen als je dat doet, of is dat heel normaal? Zulke dingen. Nee, we hebben geen barbaarse God. We hebben een Heer die dient en zijn leven voor ons over heeft. Maar Hij blijft wel de Heer. Laten wij bij Hem onze plaats kennen.
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.