Preek over Marcus 13:33-37

2003-05-29 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Op reis...

Liturgie:

Inleiding

Afscheid Vandaag benader ik de Hemelvaart als een afscheid. Hij, in wie God zo nadrukkelijk aanwezig was, is niet meer bij ons op aarde. In Marcus 13 wordt dat vergeleken met de reis van een welgesteld iemand naar het buitenland. Het personeel moet zich erop instellen dat ze het geruime tijd alleen moeten rooien. En zo is ook de sfeer in Handelingen 1. Jezus instrueert zijn discipelen voor de tijd dat Hij niet meer bij ze zal zijn. Ze zullen van Hem hebben te getuigen: eerst dichtbij, in Jeruzalem, dan verder weg, in Judea en Samaria, en dan tot het uiterste der aarde, zo wijd als de wereld is. Dat is een omvangrijk project, dat veel tijd zal vragen. Kennelijk zal het ´verblijf buitenslands´ lang duren. En dan gaat Hij. Verwezen staren ze Hem na. De Hemelvaart houdt inderdaad in: afscheid nemen.

1. Gemis

Hoe is dat voor ons? Ach, we weten niet beter. Maar Maria
probeerde Hem natuurlijk niet voor niets vast te houden na zijn
opstanding, Johannes 20: 17. Het was een bijzondere tijd, toen
Jezus op aarde was. God was toen wel heel sterk aanwezig. Nu
toch minder, nietwaar. Wij merken van God minder dan de mensen
die Jezus meemaakten - toch? Dat is waar ik de vinger bij wil
leggen, vanmorgen: het afscheid van Jezus houdt op een of andere
manier in, dat wij minder van God merken, dat God verder weg is
dan toen Jezus er nog was. Misschien verlangt u wel eens naar een
rechtstreeks blijk van Gods aanwezigheid. "Deed Jezus maar eens
een wonder in mijn leven." Niet dus. Het beeld van de man die
naar het buitenland vertrok onderstreept dat gevoel van gemis.
Veelzeggend is, dat Elia de Baälpriesters, die op de Karmel
tevergeefs de aandacht van hun god probeerden te trekken, met
die woorden bespot heeft: "Roept luider, want hij is immers een
god. Hij is zeker in gepeins, of hij heeft zich afgezonderd, of hij
is op reis." (I Koningen 18: 27) Een god op reis: daar heb je niks
aan. Je krijgt alleen maar een antwoordapparaat. Het is onthullend
dat de profeet van het leven zonder God, Friedrich Nietzsche,
met diezelfde beeldspraak het moderne levensgevoel heeft
aangeduid dat God er niet meer is. Hij vertelt over een man die op
klaarlichte dag een lamp aanstak, daarmee op de markt liep en
onophoudelijk riep: "Ik zoek God! Ik zoek God." Omdat er daar
juist veel mensen bij elkaar stonden die niet in God geloofden,
wekte hij een luid gelach op: Ben je Hem dan kwijtgeraakt? zei er
een. Of verstopt ie zich? Is ie bang voor ons? Is hij op de boot
gestapt? Of geëmigreerd? Zo riepen ze en lachten door elkaar.
Een afwezige Heer: die pijnlijke ervaring van mensen wordt op
Hemelvaartsdag bevestigd. Inderdaad: de Heer is met nogal
onbekende bestemming vertrokken. We zullen het zonder Hem
moeten doen.

2. Zinvol leven in afwezigheid van de Heer?

Het grote verschil tussen Handelingen 1 en Marcus 13 aan de ene
en het moderne levensgevoel aan de andere kant betreft de vraag,
of Hij nog terugkomt. Nietzsche zegt: "Nee, reken daar maar niet
meer op." Handelingen 1 en Marcus 13 zeggen: nou en of! Twee
engelen komen de achterblijvers verzekeren dat Jezus terug zal
keren. Dat maakt alles uit. Het betekent namelijk, dat je de tijd
in afwezigheid van de Heer anders doorbrengt. Zowel in Marcus 13
als in Handelingen 1 valt de nadruk op de opdrachten die de
vertrekkende heer zijn mensen geeft. Er moet op het huis gepast
worden, en de zaken moeten doorgaan. Er moet over heel de
wereld van Jezus getuigd worden. Dat werk nu wordt zinvol,
doordat de Heer terugkomt. Het betreft een
overbruggingsperiode. Straks is de Heer terug en wil Hij weten hoe
het gegaan is, om dan zelf de zaken weer ter hand te nemen. Bij
Nietzsche is dat anders. Daar duurt het leven in afwezigheid van
de Heer eeuwig. Dit verandert niet meer. De dingen die je ter
hand neemt, zul je nooit meer aan hem kunnen overdragen. Het
blijft voor altijd jouw business. Het is daarmee sterk de vraag of
je het nog wel ´ergens´ voor doet. De vraag naar de ´zin´ duikt
op. Het lijkt tamelijk zinloos om op een huis te passen en een zaak
gaande te houden die van niemand is. Zo beleven veel mensen
vandaag de dag het leven ook: als een lege eeuwigheid, die nergens
op uitloopt. In de praktijk vullen zij de tijd met voor-zichzelf-
leven.

3. De Heer vertegenwoordigen in deze wereld

Zo gezien geeft het afscheid van onze Heer structuur aan onze
tijd, juist doordat het een tijdelijk afscheid betreft. De
Hemelvaartsdag vormt een paar met de dag van de terugkomst van
de Heer. Wij leven, met andere woorden, in een tussentijd. Die
tussentijd mag lang duren, veel langer wellicht dan men in de tijd
van de eerste christenen verwachtte - het is en blijft een
tussentijd, een overbruggingsperiode. Daarmee krijgt ons leven zin.
De Heer belast ons tijdelijk met de taak zijn zaken waar te
nemen. Maar het blijven zijn zaken. De dag komt dat Hij de zaken
weer zelf ter hand neemt. Als wij er een potje van maken zullen
we het dan ook weten: wee ons als de Heer ons slapende zal
vinden wanneer Hij terugkomt! (Marcus 13: 36) Het getuigenis van
de Heer moet in heel de wereld gegeven worden, omdat Hij straks
heel de wereld tegemoet zal treden. Hij neemt de zaak straks
weer van ons over! Dat maakt ons leven zinvol. We leven ergens
voor. We doen het ergens voor. De dag van de Hemelvaart is zo
gezien het startpunt van menselijke activiteit. Jezus heeft toen
om zo te zeggen de sleutels van zijn huis aan de kerk overhandigd.
Wij vertegenwoordigen Hem in deze wereld. Wij vieren die dag
onder andere om ons bewust te worden van die opdracht. We leven
niet voor onszelf. We leven ook niet voor niks. We leven om zijn
zaken te behartigen. Denk daarbij in de eerste plaats aan het
getuigen van zijn naam. Aan ons is het om in deze tijd de naam
van God hoog te houden. Denk daarbij allereerst aan het kerkelijk
getuigenis, maar daarna ook aan het op orde houden van de
schepping. Concreet: je vertegenwoordigt de opgestane Heer door
in deze wereld van hem te getuigen, maar ook door in je dagelijks
werk een bijdrage te leveren aan het goed draaien van de
samenleving. Hier komt het zgn. ´rentmeesterschap´ om de hoek
kijken: de schepping beheren. Kortom: het komt aan op actief in
deze wereld leven als navolgers van de Heer. Het is alsof Hij deze
wereld wil laten zien dat Hij návolgers heeft. "Geven júllie de
scharen brood," zei Jezus ooit tegen zijn discipelen bij de
wonderbare spijziging. (Marcus 6: 41) Zo trekt Hij zich bij de
Hemelvaart min of meer terug om onze presentie in deze wereld te
belichten. Maar dan altijd zo, dat wij de bal naar Hem
terugspelen, in de verwachting van zijn komst.

4. Niet overdrijven

Natuurlijk kun je het overdrijven, het idee van de afwezige Heer.
Zegt Hij zelf niet dat Hij met ons zal zijn, al de dagen, tot aan
de voleinding der wereld? Gelukkig wel. Wat waren wij waard als
Hij ons niet ondersteunde van uit de hemel? Ook is het niet niks
dat Hij de Geest gegeven heeft, om zo op weer andere wijze
áánwezig te zijn, met kracht en met vuur. Maar onmiskenbaar
luidt de Hemelvaart een periode in waarin ónze navolging van
Christus voor het voetlicht komt te staan. Vergeet het niet: Hij
heeft ons de sleutels overhandigd. De wereld die God zoekt,
verwijst Hij naar ons. Daarmee wordt veel van ons gevraagd. Wie
dat beseft, gaat des te meer verlangen naar de tijd dat de Heer
zelf weer op het toneel verschijnt. Laat je dus door de viering van
Hemelvaartsdag herinneren aan je opdracht, om je zo des te meer
te richten op de dag dat we worden afgelost door de Heer zelf.


Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.