Preek over Rechters 14
2002-08-11 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Simson: verlosser tegen wil en dank
Liturgie:
♪ Psalm 115: 1, 6
♪ Psalm 143: 2
♪ Psalm 119: 66
♪ Gezang 44
Inleiding
Hebben jullie, jongelui, ook zulke ouderwetse ouders? Ik bedoel dat ze je voor de voeten lopen met hun belachelijke opvattingen, terwijl je zelf heel goed weet wat goed voor je is? Luister dan naar het verhaal van Simson: van hem kun je leren hoe je omgaat met ouders die achterlopen.
Simson ziet een meisje dat het helemaal is voor hem. Om met haar te trouwen heeft hij toestemming nodig van zijn vader en moeder. Maar die krijgt hij niet! Het meisje is namelijk een Filistijns meisje, en daar hebben zijn ouders grote bezwaren tegen. De Filistijnen zijn ´onbesnedenen´, vers 3. Dat wil zeggen dat ze niet aan God zijn toegewijd. Bovendien waren de Filistijnen op dat moment Israëls grootste vijand, vers 4. Nou, dat zegt Simson dus niks. Hij kan het met de Filistijnen uitstekend vinden; en dat ene meisje: dat is het gewoon, en zijn ouders moeten niet zeuren. En dat geeft hij zijn vader en moeder dan ook te verstaan: "Neem háár voor mij, want zij bevalt mij!" Kijk, zo doe je dat. Simsons ouders gaan door de bocht, en Simson gaat bruiloft vieren. Ja, dat kunnen de Filistijnen! Groot feest, dikke pret. Simson is in zijn element. En God de HEER heeft er de hand in, vers 4. Dat is natuurlijk heel wonderlijk. In de eerste plaats omdat Simsons ouders groot gelijk hadden: het was tegen Gods wil om met Filistijnen aan te pappen. Het waren zowel in godsdienstig als in politiek opzicht vijanden! In de tweede plaats had de HEER met Simson iets heel bijzonders voor. Hij zou een begin maken met "de verlossing van Israël uit de macht der Filistijnen," (13:5). Daarvoor was Simson van zijn geboorte af aan apart gezet. Daarvoor was hij speciaal gecreëerd. En dus is het absoluut onbegrijpelijk dat de HEER er de hand in heeft dat Simson dwars tegen zijn ouders ingaat en trouwt met een Filistijns meisje en groot feest viert met haar volksgenoten. Zo blijkt, dat de Engel des HEREN niet voor niets bij de aankondiging van Simsons geboorte tegen diens vader had gezegd: "Mijn naam is wonderbaar." Dat was een verwijzing naar Gods onbegrijpelijke grootheid, en ziedaar: wat is de HEER onbegrijpelijk bezig. Simson, de man die Hij daartoe in het leven geroepen heeft, is een man die zich om God en zijn gebod niet druk maakt, een losbol, een meidengek. Ooit iemand gezien die minder geschikt was om verlosser te worden dan hij? Dít is pas echt ´wonderbaar´, dit gaat een mens zijn verstand verre te boven, dat God met zulke types zijn plannen uitvoert. God past dus echt niet in onze hokjes. God kan heel vreemde wegen gaan. Wie zal zeggen hoe Hij het vandaag de dag doet? Misschien is Hij ook nu wel bezig op plekken waar we hem absoluut niet verwachten en waar we dus ook niks van Hem zien. God kan schuil gaan achter de meest vreemde figuren, die nog geen sprankje van zijn heiligheid hebben. En dus: zegt niet te gauw dat God er niet is. Het zou wel eens zo kunnen zijn, dat Hij buitengewoon actief is op een manier die wij totaal niet als ´passend bij God´ herkennen. Het zou óók nog wel eens zo kunnen zijn, dat God in jóuw leven heel actief bezig is, terwijl jij allesbehalve met God bezig bent. Mensen leven wel zonder God, maar God leeft niet zonder mensen, heeft iemand gezegd (de theoloog Karl Barth). Misschien geldt dat ook wel van jou. Jij leeft dan misschien wel aan God voorbij, maar dat betekent nog niet dat God zich niet met jou bemoeit. In het geval van Simson had de HEER er de hand in dat hij de vloer aanveegde met het bezwaar van zijn ouders en vrolijk feest ging vieren met de Filistijnen. Er staat in vers 4: "Hij zocht een voorwendsel tegen de Filistijnen." Ik denk dat met die ´hij´ de HEER bedoeld is. Simson was maar van één ding vervuld: dat meisje. Het was de HEER die Simson aan het vormen was tot verlosser. Zo zocht Híj naar een geschikte gelegenheid om Simson anti-Filistijns en pro-Israël te krijgen. Die gelegenheid vond Hij in deze liefdesgeschiedenis. En inderdaad eindigt die hierin, dat Simsons toorn ontbrandde tegen de Filistijnen en dat hij terugkeerde naar het huis van zijn vader. Dat is opmerkelijk. Simson had zich losgemaakt van zijn vader en was vriendje geworden van de Filistijnen. Dat slaat om. Het eindigt ermee dat hij een bloedhekel krijgt aan de Filistijnen en weer meer op één lijn komt met zijn vader. Zo is er dan ook in die zin een ´begin van verlossing´, dat het bij Simson begint te dagen, dat zijn ouders misschien toch wel een beetje gelijk hadden, en dat het minder leuk is met die Filistijnen dan hij aanvankelijk dacht. En dat heeft dus allemaal te maken met dat raadsel dat hij opgeeft. Het begint leuk. Raadsels opgeven, dat deed men graag op zulke feesten. Maar dit raadsel doet de sfeer veranderen. Lees vers 15: de Filistijnen vinden het niet meer zo héél leuk. Ze kunnen het raadsel niet oplossen en zien zich al als verliezers van de weddenschap. En dan ineens klinkt dat vreselijke dreigement: Haal uw man over ... Anders zullen wij u en uw familie met vuur verbranden. Het is niet gezellig meer op deze bruiloft. En Simson krijgt te maken met een huilende bruid die hem pruilend verwijt dat hij niet echt van haar houdt, vers 16. En ja, wat doe je dan als je smoorverliefd bent? Dan verklap je je geheim, je geheim dat zelfs je ouders niet kenden. Het geheim van zijn kracht, de kracht waarmee hij met blote handen een leeuw doodde, vers 6. En dan blijkt dat er toch een kloof is tussen de Filistijnen en hemzelf, en dat het meisje als het erop aan komt kiest vóór de Filistijnen en tégen hem. En dan is daar zijn eerste oorlogsdaad: in Askelon, een van de vijf steden van de Filistijnen, slaat hij 30 mannen dood, om zo aan de kleren te komen die hij aan de 30 feestvierders schuldig was, vers 19. Ja, de toorn van Simson is ontbrand. Hij laat zijn meisje los, in elk geval tijdelijk, en keert terug naar zijn ouders. Zo vormt de HEER Simson tot verlosser. De kracht om te strijden heeft hij al. Maar het inzicht dat de Filistijnen bestreden moeten worden ontbreekt geheel bij hem. En daarmee begint deze verlossingsgeschiedenis, dat het Simson gaat dagen, en dat zijn toorn ontbrandt, dat hij kwaad wordt en het ineens gaat zien, dat het verschil maakt of je een Israëliet of een Filistijn bent... Zien jullie het verschil, tussen christen-zijn en niet-christen-zijn? Maakt het echt verschil? Ach, onze tijd lijkt wat dat betreft op die van Simson. Je bent eraan gewend dat je als christen leeft in een niet-christelijke wereld. En je voelt je vaak niet echt anders dan je niet-christelijke vrienden. Ben je er wel eens trots op dat je christen bent? Nee, ik bedoel niet hoogmoedig trots, dat je je beter voelt dan anderen. Maar wel dat je het verschil ziet, en dat je ervoor gáát, voor het geloof. Durven we dat nog tegen elkaar te zeggen, dat de christelijke religie de moeite waard is, dat de christelijke ethiek gewoon een hele goeie ethiek is, dat de God van het christelijk geloof een heel bijzondere God is? En durf je nog te zeggen dat het toch wel heel armoedig is om te geloven dat alles alleen maar toevallig via een evolutieproces is ontstaan? Simson. Ook als hij kwaad bij zijn meisje wegloopt is hij nog niet zo heel erg met God bezig. Zijn motieven om een hekel te hebben aan de Filistijnen zijn niet verheven. Het is echt nog maar een begin van verlossing. Maar het is er wel. God is met hem bezig. De HEER brengt onrust in zijn hart. Dat Hij dat ook in jullie hart moge doen. Zó, dat jullie nog eens terugdenken aan wat die belachelijk ouderwetse ouders van jullie gezegd hebben. Misschien - zat er toch wel wat in...
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.