Preek over Leviticus 18
2001-12-02 v.m.
Ds. M. de Jong
Weest heilig
Liturgie:
Geliefden,De christelijke gemeente kent drie grote feesten: Kerst, Pasen en Pinksteren. Je kunt die feestdagen verbinden met drie bijbelse kernwoorden. Kerst met hoop, Pasen met geloof en Pinksteren met liefde. Met Kerst ligt de nadruk vaak op de christelijke hoop en verwachting.Advent sluit daarop naadloos aan en geeft kleur aan de verwachting. Want niet elke vorm van verwachting is even christelijk. Ik noem hier twee vormen, die je in christelijke kring veel tegen komt. De wachtkamerhoop en de kraamkamerhoop. De wachtkamerhoop heeft iets van stille berusting. Je kunt niets doen dan wachten en de tijd doden. Je leest dan lectuur, die je thuis nooit zou lezen. Verder heeft de wachtkamerhoop een negatieve bijklank. Er is vaak ziekte of iets dergelijks in het spel. De kraamkamerhoop staat daar lijnrecht tegenover. Het is in de regel een blijde verwachting. Men kijkt uit naar de dag van de geboorte. De tijd wordt niet gedood, maar juist gebruikt om allerlei voorbereidingen te treffen. De babykamer moet klaar, alle benodigde spullen moeten gekocht en gehaald. En door middel van zwangerschapsgymnastiek wordt de bevalling voorbereid. Hier geen stille berusting, maar één en al activiteit. Van deze twee past de laatste bij een christelijke verwachting. Deze verwachting veronderstelt een gedegen voorbereiding op de komst van Jezus. Leviticus kan ons bij die voorbereiding helpen en een weg wijzen. Vanmorgen zullen de hoofdstukken achttien tot twintig daarbij uitgangspunt zijn.Met die hoofdstukken zijn we in het tweede deel van Leviticus gekomen. Om die tweedeling van Leviticus te verhelderen kan een paragraaf (zondag) uit de Heidelbergse Catechismus ons helpen. Daar lezen we in paragraaf/zondag 33 dat de ware bekering uit twee delen bestaat. Aan de ene kant oprecht verdriet over zonde. Een verdriet dat zich ook uit in een haten en ontvluchten van de zonde. Aan de andere kant heeft bekering te maken met een hartelijke blijdschap in God door Christus. Een blijdschap die gepaard gaat met het verlangen om naar Gods wil te leven. Deze tweedeling vinden we bijna exact terug in de tweedeling van Leviticus. Er is eigenlijk maar één verschil: de volgorde is omgekeerd. Het eerste deel van Leviticus benadrukt de toenadering tot God, de hartelijke blijdschap in God. We worden in die eerste hoofdstukken voortdurend opgeroepen om dichterbij God te komen. Het doopformulier zegt het zo: de enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, aanhangen, vertrouwen en liefhebben met heel ons hart, heel onze ziel, heel ons verstand en al onze kracht. Dat is het eerste en belangrijkste voor een christen. Maar zoals gezegd is daarmee niet alles gezegd. Naast de hartelijke blijdschap in God is er het oprechte verdriet over de zonde. Naast het verlangen om de wil van God te doen is er ook het haten en ontvluchten van de zonde. Over het haten en ontvluchten van de zonde gaat nu het tweede deel van Leviticus. We zetten die tweedeling van het boek nog even op een rijtje. Het midden wordt gevormd door de hoofdstukken 16 en 17. De verzoening is het hart van dit boek. Daarin en daaraan spiegelen zich de andere delen, en wel als volgt: OffersToewijdingReinigingVerzoeningHeiligingAfzonderingSabbatten 1 - 7 8 -10 11 - 15 16,17 18 - 20 21,22 23 - 25De hoofdstukken 26 en 27 vormen een dubbele afsluiting van het boek. Na dit tussendoortje keren we terug naar het tweede deel van Leviticus. Daarin blijft God de gemeente roepen. Alleen ligt de nadruk nu niet op naderen, maar op afstand nemen. God roept nu om afstand te nemen van de zonde. Dat is het hoofdthema van het tweede deel. Dat gezegd hebbend kijken we nu naar een paar details.We beginnen bij de hoofdstukken achttien en twintig. Die twee hoofdstukken lijken veel op elkaar. Beide noemen de zonde(n) die Israël uit de weg moet gaan. Toch is het niet enkel herhaling. Hoofdstuk achttien wijst vooral op de ernst van genoemde zonde(n). Het vertelt hoe de Here tegen deze zonden aankijkt. Een gruwel zijn deze zonden in de ogen van God. Duidelijker kan Hij zijn afkeuring erover niet uitspreken. Hoofdstuk twintig laat vervolgens zien hoe Israël ermee moet omgaan. Wie deze zonden doen moeten uit het midden van het volk worden uitgeroeid. Voor dergelijke zonde mag in Israël geen enkele ruimte zijn. Er is geen enkel pardon, Israël moet er radicaal mee breken. Zeg maar: die zonde haten en ontvluchten. Of Israël dat daadwerkelijk gedaan heeft, valt te betwijfelen. De latere ballingschap spreekt wat dat betreft boekdelen. In deze hoofdstukken wordt er zelfs al rekening mee gehouden, dat Israël niet zal doen wat God vraagt. Dat valt te lezen in het vierde vers van hoofdstuk twintig: "Indien echter het volk des lands oogluikend toelaat, dat iemand één van zijn kinderen aan de Moloch geeft en hem niet ter dood brengt..." Ja wat dan? Wat als Israël de zonde toelaat? Het volgende vers geeft het antwoord. Dan zal de Here zelf ingrijpen. De Here kan deze zonde niet verdragen. Of de Here dat nu ook nog doet? Zou Hij nu ook zelf ingrijpen als wij de zonde niet haten en ontvluchten? Ik weet het niet, maar uitsluiten doe ik het niet. Er gaan dingen anders dan toen. Wij roeien geen zondaars meer uit ons midden uit. Wel worden ze soms uitgesloten uit de gemeenschap van de gemeente. Toch houd ik niet voor onmogelijk, dat de Here ook nu nog kan ingrijpen, wanneer wij (langdurig) nalaten de zonde te ontvluchten. Ik denk in dat verband aan 1 Kor.11: 30-32. Daar spreekt Paulus de gemeente aan op een gebrek aan gemeenschap en voegt dan toe:"Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen. In dien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen, maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden." We keren terug naar hoofdstuk achttien, naar de daar genoemde zonden. Al die zonden liggen op het terrein van de seksualiteit. Ik zet ze even, min of meer samenvattend, op een rijtje. Ik begin bij de zonde die het meest genoemd wordt: gemeenschap met een bloedverwant (incest), Daarnaast worden een drietal andere genoemd, bijna in het voorbijgaan. Gemeenschap met de vrouw van uw naaste (overspel). Gemeenschap van een man met een man (geen ander woord voor). Gemeenschap van een mens met een dier (bestialiteit). Alle nadruk ligt op de eerste zonde, die van incest. Daarvan worden tal van voorbeelden genoemd. God gruwt ervan, Hij moet daar niets van hebben. Daarnaast wordt nog gesproken over het geven van de kinderen aan Molek. Die zonde lijkt niet te passen in het rijtje van genoemde zonden. Want gaat het hier nog wel over een zonde op het terrein van de seksualiteit? De naam Molek zet ons op het spoor en verduidelijkt veel. Molek is namelijk een combinatie van twee hebreeuwse woorden. Het ene woord is het woord voor koning: melek. Het andere woord is dat voor schande: bosjet. De medeklinkers van de één worden aangevuld met de klinkers van de andere. Molek is dan een andere naam voor Baäl, die o.a. gediend wordt met schande, dat is prostitutie. Wie zijn kinderen geeft aan Molek, staat ze waarschijnlijk af voor de (tempel)prostitutie. Vanuit het verband lijkt deze betekenis voor de hand te liggen. Zo waarschuwt de Here Israël hier voor de zonde, die in die tijd de zonde bij uitstek is. Zo ging het toe in Egypte en zo gaat het toe in het Kanaän van die dagen. Heel de wereld van die tijd was vergeven van juist deze zonden. En juist voor die zonde wordt Israël hier uitgebreid gewaarschuwd. Daarvan moest Israël voor alles afstand nemen. De afgoderij met de vruchtbaarheid moest het volk haten en ontvluchten. En dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Want alles draaide toen om vruchtbaarheid. Juist daar werd de strijd om het bestaan gevoerd. Zonde staat vaak heel dichtbij alles wat voor mensen belangrijk is. Het betreft heel onze existentie. En het raakt daarom vaak iedereen.Om de betekenis van deze hoofdstukken voor vandaag te verstaan zullen we naar de zonde bij uitstek van onze tijd moeten zoeken. Op welk(e) punt(en) moeten wij ons staande houden? Wat is voor ons vandaag van existentieel belang? Het is niet meer het gevecht om de vruchtbaarheid. In ons leven gaat het niet of nauwelijks meer om overleven. Het gaat bij ons niet meer om het redden van het vege lijf. Maar wat dan wel? Op welk terrein ligt onze existentiële strijd? Waarbij is ons leven in het geding? Waar gaat het vandaag de dag om? Wat is onze strijd om het bestaan? Voor welke zonde zijn we vandaag in het bijzonder vatbaar? Welke vormen van afgoderij zien we in onze tijd? De vragen stellen, bleek gemakkelijker dan ze beantwoorden. Vaak worden in dit verband het materialisme en consumentisme genoemd. Maar zijn dat nu dé zonden van onze tijd? Is het niet veel meer egoïsme, ikke ikke ikke en de rest kan stikke? Ik weet het niet en zoek er naar en ik twijfel nog.. En ik schrok er van dat ik het antwoord niet zo maar kon vinden. Kennen we dé zonde van onze tijd wel? Waarvoor moeten we vandaag op onze hoede zijn? Leven we misschien al zo aangepast, dat we de afgoderij van onze tijd niet eens meer zien? Tegen welke zonde strijden we dagelijks? Na lang zoeken heb ik een antwoord gevonden. Maar het staat wat mij betreft ter discussie. Ik geef het graag voor beter en ben benieuwd naar uw suggesties. Voor mij is dé zonde van onze tijd de productiviteit. En wel een productiviteit die versmald is tot economische productiviteit. Alles draait om hogere(!) winstcijfers. Kernwoorden in onze samenleving zijn efficiënt en effectief. Alles mag maar weinig kosten en moet veel opleveren. En als het tegenvalt, moeten mensen er als eerste uit. De massaontslagen in onze tijd laten dat weer zien. De afgoderij met de economische productiviteit gaat zoals elke afgoderij ten koste van mensen (en de menselijkheid). Zoals ook de afgoderij met de vruchtbaarheid ten koste van mensen ging. En daar moet God niets van hebben, Hij gruwt ervan. Dat was toen zo, het is nu niet anders.We hebben tot nu toe vooral geluisterd naar de hoofdstukken achttien en twintig. Zij vertellen dat de gemeente de zonde uit de weg moet gaan. Zij laten zien wat de gemeente niet moet doen. Hoofdstuk 19 staat tussen beide hoofdstukken in. En dit hoofdstuk vertelt hoe het wél moet toegaan in Israël. Het tekent de positieve zijde van de heiliging. Daarmee wordt nog weer eens duidelijk, dat de heiliging altijd twee kanten heeft. Aan de ene kant ga je iets uit de weg, aan de andere kant doe je juist bepaalde dingen. De heiliging is pas kompleet als we, om in de termen van Paulus te spreken (Col.3), de oude mens uitdoen en de nieuwe mens aandoen. Over dat laatste, het aandoen van de nieuwe mens, spreekt Leviticus negentien. Opmerkelijk is dan dat juist hier bepaalde mensen nadrukkelijk in beeld komen. Het blijken die mensen te zijn die voor de vruchtbaarheid(scultus) van nul en generlei waarde zijn. Zo wordt de gemeente gevraagd om extra zorg voor blinden, doven, ouderen en vreemdelingen. Juist deze broeders en zusters moeten in Israël in beeld komen en blijven. Waar voor hen in Israël geen ruimte meer is, is het volk vervallen tot afgoderij met de vruchtbaarheid. M.i kunnen we dat zo doortrekken naar vandaag. Waar voor de zwakken in onze samenleving geen ruimte meer is, zijn we tot zonde vervallen. Juist de aandacht voor hen houdt ons bij de zonde vandaan.Ik ga afronden. Het tweede deel van Leviticus roept ons op afstand te bewaren ten opzichte van de zonde. Wie tot God wil naderen, zal ook afstand moeten nemen van alles wat niet bij God past. Of zoals het in deze hoofdstukken staat: "Weest heilig, want Ik ben heilig." Dat moest Mozes tegen alle Israëlieten zeggen. Heiligheid past namelijk iedereen en is niet het kenmerk van een paar supergelovigen. Van ieder gelovige mag verwacht worden dat hij geen ruimte geeft aan de zonde. Daarbij is het goed het verschil tussen reinheid en heiligheid in het oog te houden. Reinheid raakt vooral de macht van de zonde, heiligheid de (aantrekkings)kracht ervan. Aan de macht van de zonde valt niet altijd te ontkomen, zo hebben we in het voorgaande al gehoord en geleerd. Waar je mee omgaat, word je mee besmet. Zelfs een aanraking kan een mens onrein maken. Bij heiligheid is en werkt dat anders. Tegen de (aantrekkings)kracht van de zonde kunnen we vechten. En dat begint met afstand bewaren, de zonde ontvluchten. Door Gods genade kunnen we de zonde vervolgens overwinnen. Heiliging raakt onze persoonlijk verantwoordelijkheid. Daarom klinkt in dat verband een gebod. Ontvlucht de zonde, weest heilig! Dat mag onze voorbereiding op de komst van Jezus zijn. Zo kunnen we vorm geven aan de kraamkamerhoop.
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.