Preek over 1 Koningen 19:1-18
2001-09-02 v.m.
Ds. A. van der Dussen
Het is niet onze zaak, o Heer...
Liturgie:
1.
Herman Brood sprong deze zomer van het Amsterdamse Hiltonhotel; Elia zoekt de dood in de woestijn. Het zijn werelden van verschil, en toch is er overeenkomst. Herman Brood was een junk; hij deed in zijn leven heel veel dingen die God verboden had; hij maakte er zelf een eind aan, en adviseerde hen die achterbleven van zijn begrafenis een vrolijke happening te maken. Het staat allemaal oneindig ver af van de man die Elia was. Een profeet, volkomen toegewijd aan God; een man met een grootse missie; hij zocht de dood maar liet het aan God over er een eind aan te maken; zijn vijanden konden zijn bloed wel drinken, zodat bij zijn begrafenis geen vriendelijke woorden zouden worden gesproken. En toch: beide zijn levensmoe. Ook een profeet, een man die zo dicht bij God leeft, kan levensmoe zijn. Wat is de Bijbel toch een diepzinnig boek. Het perst het leven niet in gladde patronen, maar laat het in al zijn raadselachtigheid zien. De Bijbel verzwijgt niet dat zelfs mensen die zo dicht bij God leven als Elia zover kunnen komen dat ze het niet meer zien zitten. Kijk dus niet gek op van je eigen melancholie, je zwaarmoedigheid, je depressiviteit. Zeg niet dat dat eigenlijk niet kan als je christen bent. Het leven zit ingewikkelder in elkaar dan je zou denken en zou wensen, en in het boek van God wordt dat niet ontkend maar eerlijk uitgesproken.
2.
Intussen komt Elia's levensmoeheid niet uit de lucht vallen. Ze staat in verband met de bedreiging van zijn leven door Izebel. Deze vrouw is door het spektakelstuk op de Karmel niet van gedachten veranderd. Zij is niet gewonnen voor de HERE. Merkwaardig is dat. Het was toch zo'n geweldige demonstratie geweest van zijn superioriteit. Je zou verwachten dat alle nalopen van Baäl daarmee tot het verleden behoorde. Maar Izebel houdt onverminderd vast aan haar god. Daaruit blijkt dat je niet te veel moet verwachten van zulke demonstraties van Gods overmacht. Wij denken wel eens dat iedereen tot rede gebracht zou kunnen worden als God maar krachtig van zich doet spreken. Dat is dus niet zo. De zonde is taaier en irrationeler dan ons lief is. De grootste wonderen kunnen afketsen op diep gewortelde afkeer van God. De macht van de het kwaad is afgrondelijk diep. Daar moeten wij allemaal achter komen; daar komt ook Elia achter. Zo is het succes van de Karmel onwaarschijnlijk snel verdampt, en concludeert hij dat hij de strijd verloren heeft. Niet als mens, maar als profeet is Elia ten einde raad: zie vs 10.
3.
Dit zie je vaker in de Bijbel: dat profeten wanhopen aan hun missie. Jeremia is een bekend voorbeeld. Wat is ook deze profeet bitter bestreden; wat heeft ook hij geleden onder moordaanslagen; wat is ook hij gedeprimeerd geraakt van de taaiheid van Israëls zonde. Elia - Jeremia - de derde in de rij is natuurlijk Christus zelf. Toen Hij aan het eind van zijn leven Jeruzalem vanuit de verte aanschouwde, barste Hij in tranen uit: "Och, of gij ook op deze dag verstond wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. ... Gij hebt de tijd niet opgemerkt dat God naar u omzag." (Lucas 19:42,44)Aangrijpend, deze klacht; zelfs de Here Jezus zag zijn missie mislukken...
4.
Zo valt er nog steeds een donkere schaduw over de kerk. Mensen doen hun best; ze ijveren voor de HERE. En het resultaat? Zo teleurstellend. Ouders doen er alles aan om de waarde van het geloof op hun kinderen over te brengen. En zo vaak lijkt het wel: tevergeefs; ploegen op rotsen. Zeker deze tijd heeft een deprimerende uitwerking op de kerk. We kunnen de ontkerkelijking niet stoppen, hoe hard we ook werken. De macht van het ongeloof is taai, taaier dan ons lief is.
5.
Aan de ene kant wordt daar in deze geschiedenis ruimte voor gemaakt. Het wordt niet ontkend. De zaken worden niet mooier voorgesteld dan ze zijn. Het kwaad in zijn diepte wordt onderkend. De zwakheid van kerken, ouders, Elia, Jeremia, Jezus zelf wordt in het licht gesteld. Maar er is ook een andere kant. Deze geschiedenis laat ook zien hoe tegenover de macht van het kwaad de trouw van God staat. Het is prachtig om te lezen hoe dit verhaal zijn zorg voor Elia belicht. Ik wijs op enkele details. a. Izebel zendt een bode, vs 2 - de HERE ook, vs 5 (het woord dat hier met 'engel' vertaald is, is hetzelfde als het woord voor 'bode' in vs 2). De bode van Izebel jaagt hem angst aan; de boze van de HERE doet hem herleven! b. Elia krijgt van de bode van de HERE een kruik water en een koek aangereikt, vs 6. Dat is hetzelfde als wat de weduwe hem aanbood in Sarefat, 17:13. God is trouw! "Gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid!" (Hebreeën 13:8) c. Elia ontmoet de HERE op de Horeb, vs 8, net als eertijds Mozes. God is trouw: niet alleen in de persoonlijke levensgang van Elia laat Hij zien dat Hij in het heden niet anders is dan in het verleden, maar ook in het groot, in het kader van zijn geschiedenis met zijn volk.
6.
Zo wil deze geschiedenis niet alleen realistisch maken met betrekking tot de macht van het ongeloof, maar ook bemoedigen met de boodschap van Gods trouw. Het slot van het gedeelte maakt duidelijk dat de bemoediging het wint van Elia's levensmoeheid: de profeet hervat zijn missie. Het is indrukwekkend om te zien hoe dat gebeurt. Als Elia op de Horeb is aangekomen, stelt God hem de vraag: "Wat doe je hier?" De nadruk valt op dat woordje hier: het is alsof de HERE zijn verbazing uit: "Jij hoort toch in Israël thuis? Hier, op de Horeb, heb je toch niets te zoeken?" Elia uit vervolgens zijn klacht. En dan krijgt hij de opdracht om 'te gaan staan voor het aangezicht des HEREN', vs 11. Daarmee wordt hij aan zijn opdracht herinnerd, vgl. 17:17; daar staat eveneens letterlijk 'voor Wiens aangezicht ik sta'. De HERE brengt hem als het ware terug naar zijn roeping. Wat volgt dient ertoe om aan te duiden hoe overweldigend het is om in Gods dienst te staan. De HERE openbaart zichzelf in al zijn verhevenheid en grootsheid aan Elia, Eerst zijn er de vooraankondigingen van zijn verschijning: wind, aardbeving, vuur. Dan breekt het moment suprème aan: dat God tot hem spreekt. Dat wordt voorafgegaan door 'het suizen van een zachte koelte'. Je zou ook kunnen vertalen: door de stem van een drukkende stilte - vgl. Openbaring 8:1. Elia reageert hierop door naar buiten te gaan, in een gebaar van opperste eerbied: hij bedekt zijn ogen om God niet te zien. Wat een geladenheid! En dan komt tot hem 'een stem die sprak', vs 13. Dat is 'openbaring': dat God zijn stem verheft en het woord neemt. Daartoe dient de stilte (ook onze stilte voor de dienst): om Gods stem aan te kondigen! En dan herhaalt zich woordelijk de dialoog van vs 10. Die herhaling is frappant (vgl. vs 7: ook een herhaling). Het is alsof de HERE Elia op de proef stelt in dit geladen ogenblik. Durft hij te herhalen wat hij eerder zei, nú, op dit moment van opperste heiligheid? Elia durft het. Hij wist wat hij zei. Staande voor Gods aangezicht kan hij het niet mooier maken dan het is. Hij zegt niet: "Ach, laat maar; ik was een beetje depressief..."Nee, de woorden die hij sprak behouden hun volle gewicht. De HERE mag het horen. Zou Jezus dat bedoelen als Hij 'ijdele woorden' kritiseert, Mattheüs 12:36? We zeggen soms dingen die het niet waard zijn te herhalen als we oog in oog staan met zijn heiligheid. Test je woorden er dus op, of je ze nóg wilt uitspreken als je voor God staat.
7.
Elia's woorden waren het herhalen waard: de situatie was wanhopig. Maar hoe reageert de HERE? Door hem terug te sturen: "Keer op uw schreden terug." Wat Hem betreft is de situatie niet wanhopig. Wel ernstig. Dat blijkt daaruit dat de HERE zijn volk hard aan gaat pakken, door een buitenlandse koning op Israël en een kroonpretendent op Achab af te sturen. Bovendien zal Elia een geduchte opvolger krijgen. Maar wanhopig is de situatie niet. "Ik zal in Israël zevenduizend overlaten, alle knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl, en elke mond die hem niet gekust heeft." Let wel: deze trouwe kern wordt door Hém, de HERE in het leven geroepen. Híj zorgt ervoor dat zijn volk niet gereduceerd wordt tot die ene, Elia. Elia ijverde voor Hem, maar wat veel belangrijker is: Híj, de HERE ijvert! Het hangt niet af van werken, maar daarvan dat Hij in zijn genade verkiest, Romeinen 11:3-5.
8.
"Het is niet onze zaak, o Heer..." Dat zullen we straks zingen, gezang 316:5. Dat is onze bemoediging. Dat geeft reden om door te gaan, als kerk, als ouders. De situatie is ernstig. Ons wordt niet beloofd dat alles keurig op z'n pootjes terechtkomt. We moeten met zwaar weer rekenen. Maar wanhopig is de situatie niet. Want het is niet onze zaak. Het is Gods zaak. En God is trouw.Het is niet onze zaak, o Heer, 't gaat om uw eeuwig rijk, uw eer. Wil allen trouw terzijde staan Die op uw wegen willen gaan. (gezang 316:5)
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.