Preek over 1 Koningen 18:1-19

2001-08-12 v.m.

Ds. A. van der Dussen

De God van Mensen

Liturgie:

1.

De boodschap van deze preek laat zich zo samenvatten: God is geen leverancier van levensbehoeften, maar een God van liefde. Die tegenstelling staat op de achtergrond van het conflict van Achab en Elia, die elkaar verwijten dat zij Israël in het ongeluk hebben gestort, vs 18. Koning Achab lijkt voor de onbevangen lezer van het verhaal het gelijk aan zijn kant te hebben. En Elia - wel, als ons niet van jongs af aan was ingeprent dat hij een van de groten in het Koninkrijk van God is, zouden dan ook wij niet Elia ervaren als de grote boosdoener? Stel je voor: door zijn toedoen was er honger in Samaria, sterke honger. Hij had immers het goddelijk bevel geroepen dat er geen regen zou zijn, en gedurende twee jaar geweigerd het verlossende woord te spreken. Een noodtoestand was het gevolg. Bijna nergens groeide nog gras. De landerijen stonden er verdroogd bij. Het hele leven stond in het teken van een wanhopig makende honger. En Elia, de aanstichter van dat alles, was onvindbaar. De koning zocht stand en land naar hem af (vs 10), niet, zo lijkt het, om hem te doden, maar veeleer om hem te dwingen eindelijk die ellendige banvloek op te heffen die hij over het land gebracht had. Maar nergens was Elia te vinden. Hoe dat zo? Waarom verscheen de profeet niet eerder op het toneel? Heel eenvoudig: omdat de HERE hem niet eerder opdroeg zich opnieuw aan koning Achab te laten zien. Pas als Elia de instructie krijgt van God zelf om tevoorschijn te komen, begeeft hij zich op weg naar de koning (vs 1).

2.

Zo wordt in dit gedeelte Gods vrijheid benadrukt. Hij bepaalt wanneer Hij spreekt. Niet wij. Daardoor heeft God iets ongrijpbaars. Bijna letterlijk wordt dat door Obadja tot uitdrukking gebracht, de hofmaarschalk die bemiddelt tussen de koning en de profeet. Obadja vindt het onaanvaardbaar dat hij de koning moet berichten dat Elia in aantocht is. (vs 8,12.) "Veronderstel," zegt hij tegen Elia, "dat u door de Geest van de HEER wordt weggenomen, weet ik waar naartoe, terwijl ik tegen Achab zeg dat u in aantocht bent, dan hang ik." Daaruit blijkt dat Elia voor het gevoel van de mensen niet grijpbaar was, en dus ook niet het woord van God dat hij bracht. Zó ver reikt Gods vrijheid inderdaad: dat niemand de hand kan leggen op zijn spreken, op zijn bevrijdende woorden. Dat besef zijn wij in grote mate kwijtgeraakt. Naar ons gevoel spreekt het vanzelf dat God zich tot ons wendt. Dat hangt samen met de omkering die ik al vaker ter sprake heb gebracht: dat wij mensen onszelf in het middelpunt voelen staan en dat God er voor ons is. Het hangt ook samen met de ongelooflijke verwendheid van onze samenleving. We zijn eraan gewend dat de dingen die we willen hebben, ogenblikkelijk tot onze beschikking staan. Menigeen wordt zelfs kwaad als het niet zo is. Zo dient ook God tot onze beschikking te staan, de leverancier van alles wat we nodig hebben. Hier wordt dat dus met grote kracht ontkend: zo is God niet. God is vrij. Hij verschijnt als het Hem belieft. Hij wendt zich tot ons als het Hem belieft. Je kunt zoeken, kloppen, roepen wat je wilt, maar Hij kiest zijn eigen tijd... Het zou goed zijn als we ons dat besef weer meer eigen maakten. Ook dát is: van genade leven.

3.

Als dan eindelijk Elia voor het oog van de koning verschijnt, ontlaadt de spanning zich. "Zijt gij daar, gij, die Israël in het ongeluk stort?" De koning is woedend. Die Elia is in zijn ogen een onverantwoorde gek. Hij speelt met mensenlevens - "de honger was sterk in Samaria". Maar Elia is niet onder de indruk. Hij bijt Achab toe: "Ik heb Israël niet in het ongeluk gestort, maar gij en uws vaders huis, doordat gij de geboden des HEREN hebt verzaakt en de Baäls zijt nagelopen." Met andere worden: "Als jíj, Achab, de Baäl niet was gaan dienen en de HERE zeer gekrenkt had, was het nooit zover gekomen!" Volgens Elia is de hongersnood dus een gevolg van Achabs religieuze keuze. Bedenk daarbij dat Achab nooit radicaal met de HERE heeft gebroken. Een teken daarvan is dat in de namen die hij zijn zonen gaf de naam van de HERE voorkomt. Achab heeft de dienst aan de HERE niet vervangen door die aan Baäl, maar ze eenvoudig naast elkaar gezet. Hij ging over van het monotheïsme op het polytheïsme. Het was niet: de HERE óf de Baäl, maar de HERE én de Baäl. Dat was in de wereld van het Oude Oosten ook heel gebruikelijk, om de goden naast elkaar te dienen. Ongebruikelijk was het om uitsluitend één God te dienen. En dat is nu net waar Elia met zoveel felheid voor opkomt. Waarom toch? Was het zó erg dat Achab naast de HERE ook nog Baäl ging dienen, dat daarvoor een hongersnood moest komen? In een wereld waarin alles draait om materiële welvaart lijkt het absurd. Wat een religieus fanatisme! Gun ieder toch z'n eigen geloof. Metterdaad komt er weer sympathie in de moderne cultuur voor het meergodendom. "Gun ieder toch z'n eigen waarheid. Er is niet één enkele manier om goed uit te komen." Wat bezielt Elia om zo'n punt te maken van de overgang van monotheïsme naar polytheïsme? En wat bezielt de HERE om aan die overgang zulke verschrikkelijke consequenties te verbinden?

4.

Wel, hier gaat het nou om die tegenstelling: God als leverancier van levensbehoeften, of God als een God van liefde. Het heeft werkelijk diepingrijpende gevolgen, of je monotheïsme kiest dan wel polytheïsme. Meer goden naast elkaar betekent, dat die goden voortdurend met elkaar in de weer zijn. Ze houden van elkaar; ze vrijen met elkaar; ze ruziën met elkaar; ze voeren oorlog tegen elkaar. Het is een onrustig, onvoorspelbaar beeld. Nu eens domineert de ene god, dan weer de andere. Daardoor weet je nooit helemaal als mens waar je aan toe bent. De goden zijn bovendien zo druk met elkaar, dat ze naar verhouding weinig aandacht hebben voor beneden, voor de mensen. Zo ervoeren de mensen het ook: de goden vormen een wereld op zich. Je bent er als mens wel afhankelijk van, maar van de relatie met die godenwereld moet je je niet teveel voorstellen. De verhouding is vooral zakelijk; de goden zorgen voor je levensbehoeften, en met het oog daarop moet je ze dienen en vereren. Nu de HERE. Hij is alleen God. Hij heeft geen vrouwelijke God naast zich met wie Hij verkeert. Hij heeft geen vijandige god tegenover zich met wie Hij oorlog voert. Hij heeft geen familie waar Hij zich mee moet bemoeien. God is geheel alleen God. En zo neemt de geschiedenis van Israël een aanvang: deze God richt heel zijn aandacht en liefde op mensen! "Ik zal Mij u tot een volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn." (Exodus 6:6) In die relatie is de HERE 'naijverig': Hij vraagt liefde terug, even radicaal en toegewijd als Hij zelf geeft. Ongehoord. Deze God is een God van mensen. Volgens de Bijbel is dat wezenlijk voor God. Zo waar als God de enige God is, zo zeker is het dat Hij zich met al zijn energie op mensen richt. Hij sluit zich niet op in zijn eigen wereldje, van waaruit Hij de leverancier is van de menselijke levensbehoeften - Hij wil God zijn in relatie tot mensen. Zo tekent zich hier al de zending van Jezus Christus af. God heeft een Zoon, zeker, maar het wezenlijke van die zoon is dat Hij mens wordt! Dat is het waar Elia voor vecht, met al de hartstocht die past bij de hartstocht waarmee de HERE vecht voor het behoud van zijn volk. Aan de orde is dat de persoonlijke liefdesrelatie van God tot zijn volk uitgebannen dreigt te worden. Als Achabs besluit niet weersproken zou worden, als het polytheïsme geen halt zou zijn toegeroepen in het kleine Israël, dan was het koud geworden in de wereld. Dan was de mensheid voortaan verstoken gebleven van de liefde van God. Dan zou de laatste waarheid zijn, dat alles draait om de levensbehoeften. Daarom vecht Elia als een leeuw, en krijgt hij het gewicht van een tweede Mozes. Daarom geeft God zijn volk zo'n harde les. Alleen zó kunnen ze het leren: dat zijn liefde voor hen op het spel staat. Het gaat om niets minder dan om het persoonlijke, ook in de verhouding tot God. Het gaat om de oneindige waarde die mensen bij déze God krijgen.

5.

Iemand heeft gezegd: "Het maakt verschil of je een preek beantwoordt met 'amen' of met 'hoera'." Mij dunkt: deze boodschap dient niet met 'Hoera!" beantwoord te worden. Daarvoor is het te heftig, te confronterend, te ingrijpend wat Elia aan de orde stelt. Deze boodschap vraagt wél om beaming, in die zin dat u zich bereid verklaart tot die omgang met God die in zijn wezen ligt. Veel religie is gebaseerd op het polytheïstische model. God als leverancier van je levensbehoeften. Een zakelijke relatie. Hem vereren en dienen om 'uit' te komen in het leven. Daarbij blijft het goddelijke een wereldje op zich, en het menselijke een wereldje op zich. God, de God van de Bijbel, de Vader van Jezus Christus, wil het anders. Hij is in hart en nieren een God van mensen. Hij bestemt u ertoe om een band van liefde met Hem te onderhouden. Zo geeft Hij uw bestaan eeuwigheidswaarde. Wij missen zo maar de zin van ons leven, wanneer wij niet in die relatie tot God staan, en alles laten draaien om het materiële, onze levensbehoeften. Er is meer, broeders en zusters; er is meer, jongelui. Er is de goddelijke liefde. God wil met ú, met jóu, God zijn. Daarvoor ben je op de wereld. Beaam dat.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.