Preek over 1 Korintiërs 13:8-13

2001-07-21 v.m.

Ds. M. de Jong

De liefde is de meeste

Liturgie:

Geliefden in onze Here Jezus Christus. De liefde is de meeste. Dat zou je het thema van 1 Kor.13 kunnen noemen. Om de liefde gaat het in de gemeente. In de verzen 4-7 van hoofdstuk 13 is daarover al het nodige gezegd. Twee woorden springen er daarbij uit: geduld en trouw. (vs. 4) Wie lief heeft, heeft geduld met een ander. Eindeloos geduld. Wie lief heeft, heeft de tijd. Liefde gaat ook gepaard met trouw. Wie liefheeft, laat een ander niet vallen. Zelfs niet wanneer de ander onmogelijk is. Wie lief heeft, gunt de ander alle ruimte. Zo gunt liefde een ander tijd en schept voor die ander ruimte. Tijd en ruimte die gevuld worden met het zoeken van het goede voor de ander. Om deze liefde zou het de gemeente van Korinthe moeten gaan. Naar deze liefde zou alle aandacht van de gemeente moeten uitgaan. De liefde is voor de gemeente wat de voetbal is voor voetballers. Zonder liefde komt er geen gemeenteleven van de grond. Dat klinkt allemaal vertrouwd en we zijn het er ongetwijfeld mee eens. Maar in de praktijk blijkt het nog al eens tegen te vallen. De liefde staat niet bovenaan de agenda van kerkenraad en gemeentevergaderingen. Ook ligt in bijbelkringen en jeugdverenigingen de nadruk veelal op bijbelstudie en niet op liefde. We kennen wijkkringen, bijbelkringen, soms ook gebedskringen, maar van liefdekringen hebben we nog nooit gehoord. Die vind je niet in het informatieboekje van de meeste gemeenten. Liefde zou bovenaan de agenda van elke kerkenraad en gemeente moeten staan. Waarbij we de letterlijke betekenis van agenda aanhouden. Dat is: dat wat gedaan behoort te worden. In de kerken zou het voor alles om de liefde moeten gaan. In de praktijk blijkt de agenda echter vaak door andere zaken bepaald. Dat was in ieder geval zo in de gemeente van Korinthe. Daar ging alle aandacht naar de genadegaven. Die gaven waren voor hen de belangrijkste uitingen van de Geest. Nu ontkent Paulus het belang van genadegaven niet. Wel brengt hij met name in hoofdstuk 13 een correctie aan. Niet het geheel van genadegaven, maar de liefde is de meeste. De genadegaven hebben een tijdelijk karakter (zie vers 8). Ze gelden alleen voor de tijd voor Jezus wederkomst. Als het volmaakte komt zullen de profetieën buiten werking worden gesteld. De tongentaal zal verstommen en de kennis zal overbodig blijken. Ze hebben straks hun werk gedaan, op de nieuwe aarde zijn die gaven overbodig. Paulus heeft daarvoor zijn argumenten (zie vers 9). Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. Op drie verschillende manieren wordt die onvolkomenheid aangewezen. In de eerste plaats zet Paulus het onvolkomene tegenover het volmaakte. Vervolgens tekent hij het onvolkomene met het beeld van kind tegenover een volwassene. En in de derde plaats komt hij met het beeld van de spiegel tegenover het oog in oog staan met iemand. Juist datgene waaraan in Korinthe zoveel waarde werd gehecht, blijkt slechts van beperkte betekenis. En wat voor de gemeente van Korinthe geldt, gaat niet minder op voor ons. Kennis en profetie - zeg maar bijbelkennis en bijbeluitleg - vinden wij ook heel belangrijk. Hoe waardevol ook, ze zijn slechts tijdelijk en bovendien onvolkomen. Het zijn tijdelijke hulpmiddelen om de gemeente op de been te houden. Onvolkomen is ons kennen. Paulus doelt daarbij op het kennen van het geloof. Het is kennis hebben en kennis zijn van God. En dat kennen is en blijft beperkt. Wat komt er van de omgang met God terecht. Wat weten mensen van God?! God gaat ver boven al onze begrippen uit. Er valt zoveel over Hem te ontdekken en te vertellen dat een mens daar meer dan een mensenleven voor nodig heeft. Wat wij van God weten zijn niet meer dan fragmenten. Het zijn ontdekkingen en vondsten van "puzzelstukjes". Alleen als we alles bij elkaar hebben krijgen we enigszins een beeld. En wat voor het kennen opgaat, geldt niet minder voor het profeteren. Ook bij het ontdekken van Gods wil voor het leven blijft het een zoeken. Zelfs het profeteren loopt steeds weer tegen grenzen aan en blijft beperkt. Juist wat zo waardevol leek (de hoogste gaven) stelt voor Paulus nu niets voor. Opmerkelijk is dat de onvolkomenheid van kennis en profetie hier benadrukt wordt. De tongen blijven nu buiten beschouwing. Zijn die niet onvolkomen? Natuurlijk wel. Ook van tongentaal blijft de betekenis beperkt. Hier en nu benadrukt Paulus echter dat zelfs de hoogste genadegaven naast de liefde niet veel voorstellen. Paulus vergelijkt de onvolkomenheid van ons kennen met het kind zijn. Een kind spreekt, denkt en overlegt anders. Een kind denkt concreet, niet abstract. Een kind neemt het grootste glas, al zit er minder in. Een kind kan zich niet in een ander verplaatsen, het denkt alleen vanuit zichzelf. Zo is ook ons kennen en profeteren het blijft beperkt. Het hoort bij de kindertijd van de gemeente. De tijd tot aan de komst van de Here Jezus. Twee keer heeft Paulus nu gezegd, dat ons kennen en profeteren niet veel voorstelt. Het moet nog een derde keer gezegd. Zo wordt ons ingeprent dat niets, maar dan ook helemaal niets boven de liefde uitgaat. Zelfs de hoogste genadegaven kunnen niet aan de liefde tippen. Nu Paulus er voor de derde keer over begint, trekt hij een parallel met het zien door een spiegel. Nu zien we door een spiegel, in raadselen. Het lijkt erop dat hier een verkeerd voorzetsel wordt gebruikt. Je kijkt immers in een spiegel, niet erdoorheen. De spiegel plaatst ons voor raadsels. Waarop doelt de apostel met dat kijken door een spiegel? Er zijn verschillende mogelijkheden. De nadruk kan liggen op het indirecte. Je ziet niet de zaak zelf, maar het spiegelbeeld. Je ziet een weerspiegeling. En dat geeft een minder duidelijk beeld dan het voorwerp zelf. We kennen dat zelf van een weerspiegeling van iets in het water. Je ziet wel wat het is, maar echt scherp is het niet. Zo was het beeld dat de spiegels in die tijd gaven in de regel ook niet erg duidelijk. Je keek als het ware door een donker glas naar iets of iemand. Een andere gedachte is die van de spiegel als een soort glazen bol. Je kijkt erin om iets te van God te weten te komen. Profeteren wordt wel aangeduid als het kijken door een spiegel. Spiegelen wordt zo een beeld van profetie. Het zien in raadselen sluit daarop aan. Denk maar aan de gewoonte om de wil van de goden te ontdekken door te kijken naar ingewanden. Deze verklaring blijkt in de lijn van de bijbel te zijn. In Num. 12:8 wordt ook min of meer zo gesproken. De profetie van Mozes onderscheidt zich van die van anderen. Aan andere profeten maakt de Here zich bekend in gezichten en dromen. Tot Mozes spreekt de Here niet in dergelijke raadselen. Van mond tot mond spreekt de Here met Mozes, duidelijk klip en klaar. Kijken door een spiegel is hetzelfde als zien in raadselen. Ons kennen en profeteren moet het hebben van raden en zinspelingen. Alles ligt niet zo duidelijk. De dingen hebben hun geheim. We hebben geen klare, heldere taal. Het zicht op God is en blijft voor mensen hier en nu beperkt. We weten niet beter... Dat zou een mens bescheiden kunnen maken. En in onze postmoderne tijd zijn we wat meer bescheiden geworden. We hebben ontdekt, dat er nog veel te ontdekken valt. Het besef dringt door dat we maar heel weinig weten. De dingen, de mensen, en de wereld hebben hun geheim. En wat voor het zichtbare geldt, geldt zeker voor het onzichtbare. Er is meer tussen hemel en aarde dan wij beseffen. Deze ervaring schept misschien ruimte voor de liefde. In ieder geval is het Paulus daarom begonnen. Hij benadrukt de beperkingen van ons kennen. Niet om kennis, profetie en tongen in een kwaad daglicht te stellen. Ook wil hij niet suggereren dat we daarvan maar niets moeten verwachten. Hij wil kennis en profetie hun plaats wijzen. Ze staan onder of beter in dienst van de liefde. Kennis en profetie, bijbelstudie en prediking voeden het geloof en houden de hoop gaande. Daarmee is hun belang aangegeven. Geloof en hoop op hun beurt dragen de liefde. Geloof en hoop zijn voor de liefde wat de wortel en de stengel zijn voor de bloem (vrucht). Zo blijven dan geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste is de liefde. Om de liefde in het gemeenteleven is het bij het werk van de Geest allemaal begonnen. Hij heeft zijn werk gedaan als de liefde boven aan de agenda van de gemeente staat. Amen.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.