Preek over 1 Korintiërs 12:18-13:7
2001-07-15 v.m.
Ds. M. de Jong
Met liefde kom je verder
Liturgie:
Geliefden in onze Here Jezus Christus. In de gemeente van Korinthe bestond veel verwarring over het werk van de Geest. Een verwarring waarbij we ons het nodige kunnen voorstellen. Ook voor ons roept het werk van de Geest vaak vooral vragen op. Wat doet de Geest, wat werkt Hij uit, waar zie je Hem aan het werk? Door een hernieuwde belangstelling voor de genadegaven worden die vragen nog sterker. Je hoort verhalen van gemeenten die een stormachtige groei beleven. Vaak zijn dat gemeenten waarin veel aandacht wordt gegeven aan de genadegaven?! Betekent dat mogelijk dat wij met deze charismatische opleving mee moeten gaan? Lopen wij de Geest niet voor de voeten met onze door ambten bepaalde organisatie? Is er bij ons wel voldoende ruimte voor het werk van de Geest? Of kan de Geest ook langs de weg van kerkelijke ambten zijn werk doen? Hoe zit dat met de uitingen van de Geest? Waarin herkennen we het werk van de Geest? Daarmee zijn we terug bij één van de vragen die leefde in de gemeente van Korinthe. Ze hebben Paulus o.a. gevraagd meer duidelijkheid over het werk van de Geest te geven. Hier, in de hoofdstukken 12-14 van de eerste brief, gaat Paulus daarop in. Om te beginnen heeft Paulus toen gewezen op het eigentijds belijden van Jezus. Niemand kan zeggen Jezus is Heer dan door de Heilige Geest. Waar iemand iets goeds zegt van Jezus daar is de Geest aan het werk. De tweede manier waarop de Geest zich uit is in een verscheidenheid aan genadegaven. De Geest zorgt ervoor dat de gemeente een kleurrijk geheel is. In de derde plaats leert de Geest ons het lichaam onderscheiden. De Geest zorgt ervoor dat we in de gemeente oog voor elkaar krijgen. Hij geeft ons in het bijzonder oog voor alles wat zwak en onopvallend is. Zo leert de Geest dat niemand kan zeggen "ik hoor er niet bij" of "ik heb je niet nodig". Daarmee heeft Paulus al van drie uitingen van de Geest verteld. Maar het belangrijkste heeft hij tot dit moment bewaard. In het hart van Paulus verhaal over het werk van de Geest staat hoofdstuk 13. In dat hoofdstuk beschrijft de apostel de kern van het werk van de Geest. Die kern is dus het actuele belijden van de kerk. Ook de genadegaven vormen niet het belangrijkste werk van de Geest. Zelfs het vormen van de gemeenschap de heiligen is dat niet. Dat is allemaal werk van de Geest, maar het is niet het belangrijkste. In heel het werk van de Geest gaat het om de liefde. De liefde steekt met kop en schouders boven al het andere uit. De liefde is de weg die nog verder omhoog voert. De liefde overtreft alles, wat tot nu toe over het werk van de Geest gezegd is. Wat dan opvalt is, dat Paulus vooral benadrukt dat de liefde ver uit gaat boven de genadegaven. Ze worden in vers 1-3 van hoofdstuk 13 zo goed als allemaal weer genoemd, ja meer nog. Van de genadegaven wordt de tongentaal wordt als eerste genoemd. Dat zal niet toevallig zijn, want die genadegave deed het goed in Korinthe. Toch schrijft de apostel hier dat tongentaal zonder liefde niets voorstelt. Tongentaal zonder liefde klinkt niet, het is geen gehoor. Schallend koper, een rinkelende cimbaal. De genadegave van de profetie was een goede tweede. In één adem met kennis en geloof wordt die gave hier genoemd. Zonder de liefde stellen deze drie gaven helemaal niets voor. Tenslotte noemt Paulus hier nog twee genadegaven die hij in het voorgaande niet heeft genoemd. Ik noem ze hier de gave van vrijgevigheid en die van het martelaarschap. Wie al zijn bezit weggeeft, ja zelfs zijn eigen leven, heeft daar niets aan, als de liefde ontbreekt. Zonder liefde stellen alle genadegaven niets voor. Wat Paulus hier schrijft, zal pijnlijk geweest zijn voor de gemeente van Korinthe. Voor hen, of in ieder geval voor een deel van hen draaide immers alles om de genadegaven. Aan die gaven herkende je bij uitstek het werk van de Geest. Vooral in de gaven van tongen en genezing uitte de Geest zich. Nu wordt nergens en nooit ontkend dat de Geest in die gaven werkt. Paulus spoort de gemeente zelfs aan om haar zinnen op die gaven te zetten. Maak gebruik van alles wat de Geest te gebruiken geeft. Wel maakt de apostel daarbij onderscheid tussen de verschillende gaven. Hij roept de gemeente op te streven naar de hoogste gaven. Met die hoogste gaven doelt hij op de genadegaven, waaraan de gemeente het meeste heeft. Blijkbaar is niet elke gave voor de gemeente even belangrijk. Uit hoofdstuk 14, het vervolg, begrijpen we dat in ieder geval profetie zo'n belangrijke gave is. Voor Paulus zijn de gaven dus zeker iets om je zinnen op te zetten. Maar daarbij moet het niet blijven. Er is een weg die daar nog bovenuit gaat. De weg van de liefde. De liefde overtreft de gaven. Over die liefde doet Paulus in deze brief vervolgens een boekje open. Alles wat in de verzen 4-7 over de liefde gezegd wordt, heeft een duidelijke aanleiding. Het heeft te maken met wat hij over de situatie in de gemeente van Korinthe gehoord heeft. In heel de brief proef je dat er onderling nog al wat wrijving was. Oorzaak: de genadegaven. Door die gaven meende broeder A dat hij broeder B niet nodig had. En door die zelfde gaven kreeg zuster C het gevoel dat ze er niet bij hoorde. Als er liefde zou zijn in de gemeente zou het anders gaan. De eerste twee omschrijvingen van liefde zeggen in dat opzicht al veel, misschien wel alles. De liefde is lankmoedig, zeg maar geduldig. Wie lief heeft, heeft geduld met anderen. En wie geduld heeft, kan wachten. Zo maakt wie liefheeft, tijd en ruimte voor een ander. Een ander mag op zijn manier meedoen en bijdragen. Goedertieren is de liefde ook. Dat is het tweede dat Paulus van de liefde gezegd wil hebben.Nu zegt geduld al veel, maar goedertierenheid nog meer. Het is een trouw die blijft, óók als een ander steeds weer over de schreef gaat. Het is een liefde die niet om het minste of geringste afhaakt. Lankmoedigheid en goedertierenheid: je kunt het van God leren. Hij laat niet varen het werk dat zijn hand begon. Vervolgens geeft Paulus aan wat liefde niet is. Steeds valt daarbij de nadruk op het woordje niet. Niet afgunstig is zij. De liefde praalt niet. Niet opgeblazen is zij. Niet kwetst zij. Niet zoekt zij het eigene. Niet verbitterd wordt ze. Niet rekent zij het kwade toe. Niet verheugt zij zich over onrecht, maar zij verheugt zich in waarheid. Deze opsomming deed de gemeente pijn. Elke ontkenning was een schot in de roos. Want alles wat Paulus hier ontkent, was juist zo kenmerkend voor het gemeenteleven in Korinthe. Daar ontbrak het aan geduld, daar miste men goedertierenheid. Wel keek men daar met jaloezie naar elkaar. De een liep te pralen, trots als een pauw. Een ander liep te balen en was verbitterd. Nog weer een ander was opgeblazen. Een derde voelde zich gekwetst. Het ontbrak de gemeente met andere woorden aan liefde. En juist aan de hoeveelheid liefde kon je het Geestelijk (Geestelijk met een hoofdletter) gehalte van de gemeente zien. Nog is Paulus niet uitgesproken over de liefde. Nu benadrukt hij het totale karakter van de liefde. Het woordje ALLES staat tot viermaal toe vooraan. Alles bedekt zij. Alles vertrouwt zij. Alles hoopt zij. Alles verdraagt zij.Wie liefheeft kan met ander woorden alles van een ander hebben. Wie liefheeft bedekt alles. Zo iemand ziet de fouten van een ander niet. Ook komt hij niet meer terug op wat gebeurd is. Waar liefde is, heeft men vertrouwen in God en mensen. Men heeft vertrouwen in de toekomst. Men kan veel, ja alles van elkaar hebben. Irritaties en kleine ergernissen kent men niet. En daarom is de liefde het helemaal. Niet in het belijden heeft de Geest zijn hoogtepunt bereikt. Ook de genadegaven vormen niet het neusje van de zalm. Zelfs de gemeenschap der heiligen is nog maar een B-weggetje. Het hoogste goed dat de Geest ons te geven heeft, is de liefde. De liefde brengt de gemeente op een hoger plan. Op deze weg van liefde wil de Geest ons brengen. Dat is het beste wat Hij ons kan geven.
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.