Preek over De tien geboden 5
2001-02-25 v.m.
Ds. M. de Jong
Het vijfde gebod: Eren door genade te leren
Liturgie:
♪ E131
♪ Psalm 71: 1, 8, 9
♪ Psalm 119: 4, 13, 14
♪ Hanna Lam dl 4, lied 16
♪ Psalm 78: 1, 2, 14
♪ Gezang 39: 1, 4, 5, 6, 8, 9
♪ Gezang 461: 1, 4, 6, 7
Geliefden in onze Here Jezus Christus, "Jij lijkt sprekend op je vader of je moeder." Iedereen kent dat soort verhalen wel. En het blijkt vaak waar. En niet alleen als het gaat om uiterlijk. We zijn veel minder onszelf dan we graag willen geloven. Niemand bouwt zijn bestaan op uit het niets. Iedereen is opgenomen in een traditie. Daarmee zijn we meteen in het hart van het vijfde gebod. Een gebod voor kinderen en jongeren? Nee, het vijfde gebod raakt ons allemaal. Want de kern ervan is de traditie, de overlevering. En die raakt ons allemaal, daarin zijn we allemaal betrokken. Want we hebben zelf het nodige meegekregen. En wij geven op onze beurt ook weer het een en ander aan de komende generatie mee. Ouders hebben in deze overlevering een centrale rol. Maar zij staan daarin niet alleen. Hun verhaal is opgenomen in dat van anderen. Daarom heeft een éénpersoonshuishouden niet minder met dit gebod te maken dan een gezin met kinderen. Pas getrouwd of alleenstaand het vijfde gebod raakt u. Ouders met pubers, studenten en bejaarden: het vijfde gebod heeft u iets te zeggen. Met de traditie, de overlevering staan we in de kern van het vijfde gebod. In het doorgeven van wat jezelf ontvangen hebt klopt het hart van dit woord. Over die kern, het middelpunt zullen we ons nu eerst buigen. Daarna zullen we de grenzen, de omtrek van dit gebod bezien. Want te vaak worden juist bij dit gebod de grenzen niet gerespecteerd. Zo worden incest en mishandeling toegedekt met een beroep op dit gebod. Ook wordt een autoritaire opvoeding op grond van dit gebod gerechtvaardigd. Maar over de grenzen later. Nu eerst het hart, de kern van het vijfde gebod. De kern brengt ons bij het woord "eren". Wat wordt daarmee bedoeld? Verschillende betekenissen kunnen worden genoemd, zoals respecteren, gehoorzamen, hoogachten. Daarnaast wordt "eren" ingekleurd en aangevuld met liefde, zorg en dienst. Al die woorden verduidelijken wel iets, maar niet veel. Letterlijk betekent "eren" "iemand gewichtig maken". Bij gewichtig moet je dan niet allereerst aan zwaar, maar aan belangrijk denken. Al moet gezegd, dat zeker vroeger, belangrijke mensen ook vaak zwaar waren. Zij hadden namelijk in de regel goed te eten. Gewichtige mensen zijn dus belangrijke mensen, als bijvoorbeeld koningen en ministers. Voor belangrijke mensen gaat de rode loper uit. In die zin mogen wij van onze ouders ook gewichtige mensen maken. De rode loper mag voor ze worden uitgelegd. Maar hoe doe je dat? Dat begint met naar ze te luisteren, want ze hebben je veel te vertellen. Ook zul je naar ze kijken, want ze laten je het leven van genade zien. Je legt de rode loper voor ze uit om wat ze je leren over het leven (met God). Ouders maken hun kinderen wegwijs in het leven, Gods genade van alledag. Zo is het gezin bij uitstek de leerschool van het leven (van genade). Samen leren leven (in geloof), dat oefen je in het gezin. Dat gaat van nadoen, via meedoen tot zelf doen. Spreuken 4 geeft ons een staaltje van die geloofsopvoeding. Daarin wordt verteld hoe een zoon, een leerling vertrouwd gemaakt wordt met de wijsheid, de knowhow van het leven. Het belangrijkste blijft het verwerven van wijsheid, niet het hebben ervan. Je bent nooit te oud om te leren. Daarnaast klinkt de waarschuwing slecht gezelschap te vermijden (zie ook hoofdstuk 1). Van dat slechte gezelschap krijg je het verkeerde mee. Tenslotte zien we hier ook het belang van die wijsheid, knowhow van het leven. Het helpt je je geluk, of beter nog het heil bij God te vinden Om dat te leren is het gezin en zijn de ouders gegeven. Het gezin is dan een speelplaats: leren in de vorm van een spel (nog niet zo serieus allemaal). Niet minder is het gezin een hangplek: je leert door ontmoeting (je leert van en aan elkaar) Bovenal is het gezin een thuis: het geeft je veiligheid (je mag fouten maken, je mag er zijn, je bent welkom). Nergens kan een kind meer zichzelf zijn dan in het gezin. Daarom is het gezin bij uitstek: oefenterrein voor het leven. In het vijfde woord wordt alleen van ouders, het gezin gesproken. Maar het eren blijft niet tot hen beperkt. Dat laat bijvoorbeeld de uitleg van de Heidelbergse Catechismus zien. Ouders zijn de eerste, maar niet de enige die ons het nodige voor het leven meegeven. Naast ouders kun je o.a. denken aan leraren, ambtsdragers, werkgevers, overheden. Maar die komen pas op de tweede plaats. Iedereen heeft eerst met zijn ouders te maken. Daar begint het leren en dus het eren. We hebben nu de kern van het vijfde gebod in beeld. Het eren van de kinderen rijmt op leren van de ouders. Of beter nog: eren is de echo van leren. Wat je van je ouders meekrijgt, bepaalt veelal wat je als kind kunt geven. Waar Gods genade niet wordt geleerd, daar wordt niet of nauwelijks geëerd. Voordat we daarop verder gaan eerst nog even iets anders. Het raakt namelijk ook de kern van het vijfde gebod. Je hoort in de regel dat met het vijfde gebod de tweede tafel begint. Daarmee wordt bedoeld, dat het vijfde gebod op de tweede van de twee platte stenen geschreven staat. Op de eerste zouden dan de eerste vier geboden staan, op de tweede de andere zes. De eerste tafel gaat dan om de relatie met God, de tweede om die met onze naaste. Voor deze gedachte vinden we in de bijbel echter geen enkele aanleiding. Nergens wordt daar een scheiding binnen de tien geboden aangebracht. De achtergrond van het tweetal is een andere. We hebben met twee stenen te maken omdat het om een verbondsluiting ging. Net zoals wij nu nog een contract afsluiten met een origineel en een kopie. Elke partner krijgt er een exemplaar van het contract of de afspraak. Zo stond ook het contract, verbond tussen God en Israël op twéé stenen platen: Eén voor God en één voor Israël. Beide partijen wisten zo wat was overeengekomen en waaraan ze zich moesten houden. Het bijzondere is nu dat God beide tafels bij Zich houdt. Beide worden in de gouden verbondskist opgeborgen. (Ex.25 en 40) God neemt als het ware beide kanten van de overeenkomst voor zijn rekening. Hij stelt zich daarmee garant voor zijn eigen belofte én voor die van de mensen. Wij kunnen en mogen voor de verbondenheid tussen God en mensen op God rekenen. Dat is de genade die wij elkaar mogen leren, en daarvoor wordt de rode loper uitgerold. Daar hebben we wel oren naar. Op die basis komt het tot eren. Wat verrukkelijk dat ouders, een oudere generatie, deze genade niet voor zichzelf houdt. Dan nu de grenzen aan of van het eren De Heidelbergse Catechismus vraagt hier terecht aandacht voor de zwakheden en gebreken van ouders en ouderen. Zij zijn soms moe of onredelijk. Zij hebben geen tijd. Zij zijn ouderwets of lastig. Ouders kun je het soms best moeilijk maken. En dan valt het niet mee om te eren. Maar het kan wel. Een mooi voorbeeld daar van is wat Sem en Jafet bij hun dronken vader Noach doen. Zij staan met dat eerbewijs lijnrecht tegenover hun broer Cham, die daarin niet meegaat. De zwakheden en gebreken van ouders mogen geen reden zijn om niet te eren. Kinderen zullen daarmee rekening hebben te houden. Aan de andere kant moeten ouders hun grenzen kennen. Zij zullen op hun beurt hun kinderen niet prikkelen (irriteren), waardoor ze moedeloos worden (Col.3: 21). Dat kan bijvoorbeeld door een onterecht beroep op gezag en autoriteit. "Je doet het maar, omdat ik het zeg!" Laten we bedenken dat gezag niet iets is wat je hebt, maar dat je wordt gegeven. Irriteren kan ook door een kind niet te nemen zoals het is, met zijn mogelijkheden en beperkingen. We lopen hier al tegen grenzen aan. Heel duidelijk komen we bij die grens wanneer het geloof niet meer geleerd wordt. Wanneer ouders geen genade kennen en die genade ook niet (voor)leven, is de grens bereikt. Waar ouders een leven in geloof, een leven van genade in de weg staan, daar ligt de grens van het eren. Hun taak is iets van die genade aan te reiken en mee te geven, als ze dat niet doen, is er geen reden de rode loper uit te leggen. Wij hebben niets beters te doen dan de nieuwe generatie te helpen geloven. Wij scheppen de ruimte waarin zij de christelijke traditie hernemen, hun persoonlijke uitvoering ervan geven. Waar die overdracht ontbreekt, daar loopt het eren, in de bijbelse zin van het woord tegen zijn grenzen op. Dan kan er nog voldoende ruimte zijn voor respect, zorg en dienstbaarheid, maar voor het eren als antwoord op het leren van genade is dan geen plaats. In dat licht is duidelijk dat er bij incest en mishandeling weinig of geen ruimte voor eren blijft. Tenslotte wijs ik nog op de belofte aan dit gebod verbonden. Die belofte spreekt van de lengte en de kwaliteit van het leven. (zie o.a. Spreuken 3: 1-9.) Wie genade leert en zijn ouders eert, vindt een leven dat goed is. Deze belofte is regel, geen wet van Meden en Perzen. Zo gaat het in de regel, waar men het onderwijs van zijn ouders ter harte neemt. Die belofte maakt dat dit gebod eruit springt. God hecht eraan, want onze vrijheid, ons geluk staat of valt er mee. Want zonder genade geen leven, zonder genade leren geen eren. Zelfs bij het eren zijn we minder onszelf dan we misschien wel eens zouden willen. Het verhaal van de genade, van Gods liefde, ons al dan niet meegegeven komt daarin terug. Eren begint bij genade leren. Iets beters dan genade leren kunnen we dan ook niet doen.
Amen
N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.