Preek over Johannes 11:23-25

2000-04-23 v.m.

Ds. A. van der Dussen

De Goede Herder roept zijn schapen bij name

Liturgie:

1.

De manier waarop Jezus Lazarus opwekt uit de dood is bijzonder: hij roept hem, meer niet. Hij spreekt niet eens een volzin uit, zoals de NBG-vertaling suggereert. Nee, Hij roept Lazarus bij zijn naam, en schreeuwt hem vervolgens luid enkele woorden toe: "Hierheen! Naar buiten!!" En wie komt er dan inderdaad naar buiten? Lazarus? Ja, maar Johannes duidt hem aan als 'de gestorvene', om aan te geven dat hier het onmogelijke gebeurt: de dóde komt naar buiten. Het vervolg van vs. 44 zegt, nog sterker, dat het de mummie Lazarus is die naar buiten komt: nog helemaal ingepakt in de doeken waarin men een dode wikkelde. Werkelijk: wat Jezus doet kan helemaal niet. Reeds het begin van zijn actie kan eigenlijk niet: de steen van het graf wentelen. Marta, de zus van Lazarus, werpt tegen dat het al te lang geleden is dat haar broer gestorven is: vier dagen. Er is al een lijklucht. Na vier dagen gold de dode bovendien als onherkenbaar. Deze vier dagen willen zeggen: Lazarus is dood. Echt helemaal dood. Niet meer terug te roepen in het leven. En toch is dat precies wat Jezus doet: hem terugroepen in het leven. Het is alsof Hij daar, bij de ingang van de spelonk, aan de poort van het dodenrijk gaat staan en zo de ijzige stilte van de dood verbreekt: "Lazarus! Hierheen! Naar buiten!" En waarachtig. De dode wordt wakker. De "dode", de "gestorvene" krijgt weer een naam en luistert weer naar zijn naam. Dát is: opstanding.

2.

Toch zeg ik het zo niet goed: "dat is opstanding." Jezus zegt: "Ik ben opstanding." Dat past in een rijtje: o Ik ben de goede Herder o Ik ben de weg, de waarheid en het leven o Ik ben het brood des levens o Ik ben de ware wijnstok o Ik ben het levende water o Ik ben het licht der wereld

3.

Wonderlijk, die "Ik ben"-woorden. Jezus zegt niet: "Ik geef je het levende water." Hij zegt: "Ik ben het." Jezus zegt niet: "Ik realiseer voor jou de opstanding." Hij zegt: "Ik ben de opstanding." Wat wil dat zeggen? Dat Hij het aan zijn persoon bindt. Zonder Hem heb je niks. "Opstanding" is, dat Híj je roept. U en ik kunnen roepen wat we willen. Dat is geen opstanding. "Opstanding" is dat Hij ons bij onze naam roept. Met andere woorden: "Ik ben de opstanding"= "Ik ben de goede Herder." Immers, zo zegt Jezus in Johannes 10:3: "De (goede) herder roept zijn eigen schapen bij name."

4.

Vandaar dat Maria van Magdala zo intens verdrietig is als Jezus enige tijd later zelf in het graf ligt. Nu is er geen levend water meer, en geen licht meer, en geen goede herder meer, en geen opstanding meer! Het is allemaal voorbij, want Jezus is dood. De enige die doden wakker kan roepen is Jezus. Als Jezus dood is, valt die hoop weg.

5.

Maar het omgekeerde geldt ook. Als Jezus zelf is opgestaan en niet meer dood is, is de Goede Herder weer terug, en is ook dat 'roepen bij name' weer terug. Dat zie je aan Maria van Magdala. Laten we eens nauwkeurig de gang van zaken volgen zoals Johannes die beschrijft. Maria is ontroostbaar als ze ziet dat het graf van Jezus leeg is. Al huilend buigt ze zich voorover naar dat graf, vs 11. Ze ziet dan de engelen die haar aanspreken: "Vrouw, waarom weent gij?" Maar de engelen breken niet door haar verdriet heen. Ze blijft ontroostbaar. Dan keert ze zich om, met de rug naar het graf, en ziet de man staan die ze voor de tuinman houdt, vs 14. Die spreekt haar aan met dezelfde woorden als de engelen: "Vrouw, waarom ween je?" Zij geeft antwoord, zonder herkenning, vs 15. En dan, kennelijk, wendt ze zich weer van Hem af en buigt zich opnieuw naar het graf toe. Immers, volgens vers 16 moet ze zich opnieuw omkeren om de man die tot haar spreekt aan te zien. Zie dat voor ogen! Maria is als het ware gebiologeerd door het graf. Ze wil niets anders zien en kan niets anders zien. Zo is ze in de greep van de dood. Haar Jezus is dood! De Goede Herder! De opstanding is dood! Ze keert de rest van de wereld de rug toe om naar het graf te kunnen kijken. Totdat die man die ze voor de tuinman aanziet opnieuw het woord tot haar richt. Dan keert ze zich met een ruk om en staat weer, maar nu voorgoed, met de rug naar het graf. En wát is het dat Jezus met zulk verstrekkend gevolg zegt? Eenvoudig: haar naam. "Maria!" Daar is Hij weer: de Goede Herder die de schapen roept bij name. Het is als een wachtwoord: zodra die naam uit Jezus' mond klinkt herkent ze Hem. Dan pas is Jezus voor haar écht opgestaan! Eens: "Lazarus!" En Lazarus staat op uit de dood. Nu "Maria!" En Maria komt los van het graf. Daar heb je het! "Ik ben de opstanding en het leven." Dat is Jezus´ roepen bij name.

6.

Dat we bij onze naam geroepen worden, daar gaat het om. Als niemand meer naar je vraagt, heb je geen leven. Als je een nummer wordt, heb je geen leven. Als iemand sterft, leeft hij in die zin voort dat zijn naam nog van tijd tot tijd valt. Natuurlijk, dat is niet echt "voortleven". Maar duidelijk is ook dat als het minder en minder wordt, dat zijn of haar naam genoemd wordt, de dood steeds massiever wordt. Het einde is, dat de naam verdwijnt. Dat niemand meer over je praat. Dat niemand meer weet wie je was. Dat niemand meer liefkozend jouw naam laat vallen. Dat is het grote sterven in deze wereld. Van lieverlee vervaagt de naam. Dan wordt het stil. En opstanding is dus: dat onze naam in ere blijft, niet maar bij mensen, maar bij de Goede Herder. Zo is dit de verkondiging van Pasen: Hij die ons bij name roept, Hij leeft!

7.

Zo is ook te begrijpen waarom Jezus kan zeggen: "Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven." Dat klinkt vreemd. Maar verbindt het met dat Hij leeft om ons bij name te roepen. Dat is sterker dan de dood. Je ziet het aan Maria. Je ziet het aan Lazarus. Daar gaat het om: dat Hij jou kent. Zorg daar dus voor: dat je een bekende bent voor de Heer. Dat is echt het belangrijkste in het leven. Want als je een schaap bent van de Goede Herder die jou bij name kan roepen, dan is er niets of niemand die jou kan vasthouden. Pasen is, dat jouw naam bij Hem bekend is, zodat Hij jou kan roepen, ook al ben je diep afgedaald in het dodenrijk. Werkelijk, Jezus is de opstanding. Hij gaat staan aan de poort van het dodenrijk. En Hij zal ze roepen al zijn schapen. Met luide stem: "Hierheen! Eruit!" En ze zullen komen, zijn schapen, want "de schapen horen naar zijn stem."

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.